Leestijd: 8 minuten

Duiken is leuk. Maar anderen laten zien wat er onder water allemaal te beleven valt, is nog veel leuker! Ook in Nederland zijn genoeg mooie onderwerpen te vinden – de kunst is alleen om er een mooie foto van te maken. Daar zijn drie vaardigheden voor nodig: 1) het herkennen van een potentiële foto als je erlangs zwemt, 2) de technische beheersing van de camera en 3) de creativiteit om een onderwerp mooi in beeld te brengen. In dit artikel geven ervaren fotografen tien tips om snel tot betere resultaten te komen.

1. Ga dichterbij

Dit is één van de meest effectieve manieren om je foto’s te verbeteren. Onder water zijn onderwerpen die op enige afstand zijn gefotografeerd lang niet zo spannend als close-up opnamen. Reden is dat water als een filter werkt en scherpte en contrast nadelig beïnvloeden. Dichter bij het onderwerp komen, betekent minder water tussen onderwerp en lens en dus een scherpere en contrastrijkere foto. Daarnaast is het vaak interessant om een onderwerp wat groter af te beelden, waardoor details zichtbaar worden die anders verborgen blijven. Probleem bij dichterbij komen is echter dat we vaak (zo is ons dat aangeleerd) boven de bodem zwemmen en dus steeds naar beneden kijken. Daardoor is de kans heel groot dat we ook naar beneden fotograferen. De neiging is steeds om weer te geven wat we zelf zien. Bij fotografie is dat ongewenst. Het levert platte, oninteressante plaatjes op, die vaak ook contrastloos zijn. Beter is om een laag standpunt in te nemen. Uiteindelijk ga je ook door de knieën als je een huisdier fotografeert; dat doe je ook niet van boven af. Kies dus een laag standpunt en probeer je onderwerp van opzij te benaderen. Door het innemen van een laag standpunt kun je ook beter met het licht spelen.
Arthur Palache

2. Ken je camera

“Alles wat automatisch gaat, gaat automatisch fout”. Het is een gevleugelde uitspraak, waar een kern van waarheid in zit. Zorg ervoor dat je de camera goed kent, voordat je ermee onder water gaat. Bij compact camera’s duurt het vaak even voor de foto daadwerkelijk genomen wordt. Die ontspanvertraging maakt dat veel foto’s mislukken. Druk eerst de ontspanknop half in. Dan heeft de camera de gelegenheid om scherp te stellen, het licht te meten, etc. Als je daarna de knop doordrukt wordt de foto meteen gemaakt. Op die manier kun je aan de ontspanvertraging ontkomen. Zorg dus dat je het juiste ‘drukpunt’ van je ontspanknop feilloos aanvoelt. Veel compact camera’s hebben een speciale onderwaterstand. Als je die gebruikt wordt er een roodfilter voor de lens geschoven. Maar dat werkt alleen bij zonlicht. Bij flitsen dus nooit de onderwaterstand van de fabrikant gebruiken! Wil je de onderwaterstand gebruiken, zorg er dan voor dat je precies weet hoe je de flitser kunt uitschakelen. Dat kan bij alle camera’s en is een menu-optie die in de gebruiksaanwijzing van de camera staat. Tot slot: de ISO-instelling van camera’s staat in de regel op de ‘auto’-stand. Als de lichtomstandigheden slechter worden, zal de camera automatisch de de ISO-waarde verhogen. Dat is zeer onwenselijk omdat de ruis in foto’s enorm toeneemt. Bovendien is er een grote kans dat de flitser de foto’s gaat overbelichten. Zet de ISO-waarde dus vast op 100 of 200. De gebruiksaanwijzing van de camera geeft ook hier uitkomst hoe je dat moet doen.
Arthur Palache

3. Deel het vlak in

Maak je foto’s aantrekkelijker door goed op je compositie te letten. Compositie gaat over de manier waarop je de elementen van de foto in het frame plaatst. Het is gemakkelijk om je onderwerp precies in het midden te zetten. Op zich ook wel logisch, want standaard staat het focuspunt van de autofocus in het midden van je display. Gebruik daarom de functie om het focuspunt te verplaatsen en zorg dat je onderwerp uit het midden komt te liggen. Denk hierbij aan de ogen van een vis die niet meer in het midden vallen en laat de vis naar één kant kijken. Houd  daarbij ruimte over vóór de kop van de vis, voor een ruimtelijk idee. Als hulpmiddel kun je in het display een raster laten tonen, dat de ‘gulden snede’ ofwel ‘regel van derden’ laat zien. Houd je hoofdonderwerp, bijvoorbeeld de ogen van een dier, op een van de kruispunten van de lijnen en je zult zien dat een foto er spannender en aantrekkelijker uit komt te zien. Ook bij landschappen is het belangrijk om naar je vlakverdeling te kijken. Niet te veel groene achtergrond, maar zeker niet te weinig. Ook hier zoek je naar een goede balans tussen voorgrond en de achtergrond. Probeer dit eens uit op één onderwerp en varieer in composities, je staat versteld van het verschil!
René Weterings

4. Neem de tijd

Als je een onderwerp fotografeert, probeer het dan zo interessant mogelijk weer te geven. Dat lukt beter naarmate je de eigenschappen van je onderwerp kent. Vissen zwemmen vaak weg, vlak voordat je ze fotografeert. Dat kun je voorkomen door het gedrag van het dier te observeren en daar is (soms veel) geduld voor nodig. De meeste dieren, ook vissen, hebben een territorium en verdedigen dat. Het betekent vaak dat ze steeds een min of meer strategische positie innemen, een vast rondje zwemmen en op dezelfde plek terugkeren. Als je dat merkt kun je daarop inspelen door alvast op die plek scherp te stellen. Wacht dan tot de vis aan je gewend is, zijn normale routine oppikt en zijn positie weer inneemt. Dan is het slechts een kwestie van afdrukken. Maak zo mogelijk meerdere opnamen. Digitale opnamen kosten niets en veel opnamen betekent dat je later een keuze kunt maken en de beste kunt uitkiezen. Foto links: verkeerd moment en ook nog eens van boven af. Foto rechts: goed moment en goed standpunt.
Arthur Palache

5. Fotografeer RAW

Nabewerking is een belangrijk onderdeel van het maken van een foto. Foto’s komen vaak wat flets en onscherp uit de camera. In de nabewerking kun je de instellingen achteraf finetunen en de foto wat verscherpen.  Daarmee maak je nét het verschil met de foto die recht uit de camera komt. De beste mogelijkheden om foto’s te verbeteren heb je als je in RAW (Nikon noemt het NEF) fotografeert. Een RAW bestand bestaat uit de onbewerkte informatie die op je sensor terecht is gekomen. Uit al deze informatie kun je als het ware achteraf je foto samenstellen in een RAW converter of nabewerkingsprogramma. Groot voordeel is dat je de witbalans en de belichting van je foto tot in detail achteraf kunt instellen. Maar bijvoorbeeld ook de mate van contrast, scherpte, hooglichten en schaduwen zijn te regelen. Dit alles gebeurt bij minimaal verlies in kwaliteit van het bestand en ook ‘non destructief’. Dat wil zeggen dat je de foto altijd weer in zijn originele instellingen kan terugzetten als het resultaat van de nabewerking je niet bevalt. Bij JPEG kan dat niet tenzij je in Photoshop met aanpassingslagen werkt. En als je een JPEG opslaat is er altijd sprake van kwaliteitsverlies. Een nadeel van het fotograferen in RAW is natuurlijk dat je een bewerkingsprogramma nodig hebt. En nabewerking is soms beperkt toegestaan bij fotowedstrijden. Het vergt enige oefening, maar je zult zien dat ieder foto altijd is te verbeteren. Voorbeeldfoto’s: witbalans, contrast en scherpte aangepast.
René Weterings

6. Meng het licht

Om kleur in een foto te brengen heb je kunstlicht nodig en bij fotografie wordt dat geleverd door een amfibieflitser. De ingebouwde flitser van een compact camera lijkt ideaal omdat deze zo klein is. Maar doordat de flitser pal naast de lens zit, wordt het zweefvuil dat in het water drijft recht van voren aangelicht. Het resultaat is een flets beeld vol ‘sneeuw’. Met diffusers kan het effect iets worden verbeterd maar voor een goed belichte opname gebruik je een externe flits die op een arm zit, en die op een afstand van het frontglas wordt geplaatst. Richt de flits niet recht op het onderwerp maar trek de flits naar achteren en richt hem iets naar buiten. Op die manier wordt het zweefvuil tussen de lens en het onderwerp niet verlicht. De mooiste foto’s maak je als je het licht van de omgeving mengt met het flitslicht. Dat vraagt om handmatig instellen. Het licht in de achtergrond bepaal je met de sluitertijd, het flitslicht op de voorgrond met het diafragma en/of de afstand van de flitser tot het onderwerp. Varieer, oefen, en onthoud wat je hebt gedaan. Je flitspositie een naam geven helpt daarbij (zie foto. Menglicht, flitspositie ‘baby hammerhead’). – Rob Aarsen.

7. Maak veel foto’s

Denk niet na drie foto’s: ‘nu heb ik het wel’. Op een high speed geheugenkaart van 64 GB kun je duizend foto’s kwijt. Naarmate je langer met het maken van een foto van bezig bent worden de foto’s beter. De eerste opnamen maak je om het licht goed in te stellen. Zodra de flitser(s) goed staan krijgt de compositie meer aandacht. Kijk naar je standpunt ten opzichte van het onderwerp en varieer daarmee: ga wat opzij, meer naar beneden of nog dichterbij. Fotografeer het onderwerp van verschillende kanten. In macroseries duurt het even voor je bent ingeschoten en het centrale focuspunt (b.v. het oog) scherp hebt. Niet zelden is maar 1 op de 10 macrofoto’s goed scherp. Gevorderde amateurs hebben daarom de gewoonte om van 1 beestje, model of landschap misschien wel 70 foto’s te maken en de beste 3 te selecteren. De perfecte foto maak je niet in één keer, je werkt er stapsgewijs en systematisch naar toe. Selecteer kritisch, laat alleen de beste foto’s zien. Delete de rest.
Rob Aarsen

8. Blijf leren

Wie is ‘gegrepen’ door de fotografie zal zich blijven ontwikkelen en verdiepen. De techniek kun je zelf nog grotendeels leren uit boeken, fotobladen en niet te vergeten de handleiding van de camera. Neem een nieuwe camera, lens of poort altijd eerst mee naar het zwembad. Bind een rubberen speelgoedbeestje of houten vis aan een blok lood en oefen met scherpstellen en belichten. Het zwembad is een prima omgeving om rustig te leren hoe de camera en te experimenteren met licht. Het herkennen (leren kijken) en de creativiteit ontwikkel je het beste met anderen. Aquashot organiseert landelijke en regionale bijeenkomsten. Volg de specialisatie onderwaterfotografie of schrijf je in voor een workshop, fotoreis of masterclass. Vast onderdeel daarvan is dat fotografen elkaar feedback geven. Zo kom je op nieuwe ideeën en invalshoeken. (Overigens werkt een ‘normale’ bovenwater workshop net zo goed, de regels voor macro- of landschapsfotografie zijn niet wezenlijk anders). Meedoen aan wedstrijden is ook een manier om feedback op te halen. Val je niet in de prijzen: het juryrapport is goud waard.
Rob Aarsen

9. Verdiep je in de onderwaterbiologie

Kennis van onderwaterbiologie zorgt ervoor dat je betere onderwaterfoto’s maakt. Misschien is niet iedereen zich ervan bewust, maar bijna elke onderwaterfotograaf maakt al veel gebruik van biologische kennis om zijn foto’s te maken. Neem alleen al de kennis van de biologische kalender; wanneer kun je wat fotograferen. De eitjes van de zeedonderpad in december en januari, de slakdolf in januari, snotolf in februari tot en met april. Sepia’s van april tot juni en ga zo maar door. Andere biologische kennis kan ervoor zorgen dat je bepaalde dieren kunt vinden ook al zijn ze enorm klein. Zo kun je bepaalde naaktslakken vinden als je weet welk voedsel ze gebruiken. Als je dan ook weet hoe hun eikapsels eruit zien (die zijn meestal opvallender dan de slak zelf) dan is de slak snel gevonden. Kennis van gedrag kan ook belangrijk zijn. Zo zag ik tijdens een duik een Galathea kreeftje met een klein barstje in zijn rugschild. Ik wist toen meteen dat het verschalen aanstaande was. Dat gebeurde ook daadwerkelijk enige minuten daarna en ik kom het hele proces volgen en fotograferen. Als ik dat niet had geweten was ik waarschijnlijk weer doorgezwommen en had het hele proces gemist. Ook een specialisatie Onderwaterbiologie is een stap op weg naar betere foto’s.
Ron Offermans

10. Organiseer de workflow

Omdat harde schijven steeds grotere hoeveelheden data kunnen bevatten is er geen harde noodzaak meer om foto’s te wissen. Wel loop je het risico het overzicht te verliezen: er komt een moment dat je absoluut niet meer weet waar je bepaalde opnamen hebt opgeborgen. Het risico dat je opnamen kwijt raakt door verkeerde mapjes te wissen of te verplaatsen is groot. Laat staan het risico alles kwijt te raken als een harde schijf crasht. Zet daarom zo vroeg mogelijk een systeem op om foto’s te rubriceren. Geef foto’s een aantal trefwoorden mee zoals duiknummer, duiklocatie, onderwerp of de biologische familie. In Lightroom kun je ook fotografische informatie bekijken en rubriceren die de camera automatisch heeft vastgelegd zoals de gebruikte lens en camera instellingen. Als je daar informatie aan toevoegt over de positie en stand van je flitsers kun je daar heel goed uit opmaken welke fotografische techniek leidt tot het gewenste resultaat. Zorg ook voor voldoende backup: er wordt gezegd dat een digitaal beeld pas bestaat als het zich op drie verschillende locaties bevindt: op de harde schijf van de computer, op een externe harde schijf en op een externe harde schijf of dvd’s op een externe locatie, bv bij familie of vrienden. Tegenwoordig is bestanden veiligstellen in de cloud ook populair. Zo raak je bij brand of inbraak nooit je foto’s kwijt. En archiveer alvast in 16 bits TIFF. Op de nieuwe generatie monitoren en tv’s ga je het verschil absoluut zien.
Ron Offermans