De NOB kent sinds kort vier manieren om de ademapparatuur op te bouwen. De keuze is hierin vrij. De configuraties zijn vooral te onderscheiden door de positie van de Alternatieve Lucht Voorziening (ALV). Achter elk van deze configuraties zit een gedachte. Om deze gedachten te begrijpen, moeten we terug naar de voorloper: een systeem met één automaat (eerste en tweede trap) zonder ALV.
Tot en met de instructieboeken van 1995 werd opgeleid met een configuratie met een eerste en tweede trap zonder ALV. Je dook verder met een harnasje en een reddingsvest dat om de nek, voor op de borst werd gedragen (het zogeheten “slabbetje”, met een klein flesje om het op te blazen). Manometers waren nog niet algemeen in gebruik. De kraan van de fles was voorzien van een trekstang. Als de fles bijna leeg was en je geen lucht meer kreeg, trok je aan die stang om de laatste 30 tot 50 bar vrij te geven. Je trimde vooral op je longen of blies met de mond wat lucht in het slabbetje. Een vrije opstijging van grote diepte zonder de automaat te gebruiken, hoorde bij de opleiding. Met je buddy leerde je om samen uit één ademautomaat te ademen: het zogenaamde “buddybreathing”. Voor paniek was geen plaats.
Verzet
Toen de ALV op het toneel verscheen was er behoorlijk wat verzet. Soms met steekhoudende argumenten. Door een extra tweede trap toe te voegen verdubbelt het risico op een blazende automaat. Het middel kon wel eens erger zijn dan de kwaal. Pas toen de ALV werd verankerd in de internationale normeringen en het gebruik van de ALV een onderdeel werd van de NOB- opleidingen, gingen de laatste duikers overstag. De ALV werd in eerste instantie aan de bestaande set toegevoegd. Alle handelingen en procedures bleven gelijk. Vanuit de gedachten over slabbetje en trekstang is links de meest logische positie voor de ALV. Bij de voorgreep wordt de ALV alleen gebruikt om buddybreathing makkelijker te maken. De tweede ademautomaat was bedoeld voor de buddy en moest daarom alleen voor de buddy goed bruikbaar zijn.
Intussen kwamen er nieuwe materialen beschikbaar. De manometer verving de trekstang, het slabbetje werd vervangen door een op de fles aangesloten trimvest met veel groter drijfvermogen en betere controle over de trim. Een aantal duikorganisaties ontwikkelde nieuwe grondgedachten waarbij onder meer de ALV rechts werd geplaatst. Beide slangen met een ademautomaat kwamen nu uit één kant van de eerste trap – rechts – en de overige slangen (inflatorslang, manometerslang en droogpakslang) zaten links. Eventuele stages, reels en back-up lampen werden ook links geplaatst. De duiker kon de ALV nu ook snel zelf pakken in het geval de primaire automaat niet goed werkte of werd verloren.
Ondersteboven
De ALV op links of rechts heeft binnen de NOB tot felle discussie geleid. Voor het “linkerkamp” gold dat de ALV helemaal niet voor de duiker zelf was en dat je lucht kon geven zonder draai in de slang. Je blijft dicht bij je buddy en gebruikt een buddylijn. Voor “rechterkamp” was de draai in de slang geen probleem omdat de gevende duiker zicht had op de positie van de ademautomaat in de mond van de vragende duiker. Daarbij kan de eigen ALV in voorkomend geval op dezelfde manier als de primaire automaat worden gebruikt. Want als je een ALV op links draagt en deze zelf moet gebruiken, is de kans groot dat je de ALV ondersteboven in de mond steekt. Het klaren van de automaat lukt dan niet meer goed en er komt water in de automaat. De duiker heeft geen zicht op het probleem en heeft nu twee niet werkende automaten. Een klein ongemak met ALV op rechts (draai in de slang bij lucht geven) wordt potentieel dodelijk met een ALV op links (niet werkende automaat als je de ALV zelf gebruikt).
Om de vragende duiker meer vrijheid te geven, kan de ALV over rechts ook aan een langere slang (1.50m) worden gemonteerd. Het extra deel van de slang wordt dan onder een elastiek om de fles geschoven. Veel gidsen maken gebruik van deze configuratie om zo zwaar ademende clientèle wat extra lucht te geven, zodat de hele groep nog wat langer onder water kan blijven. Door de lengte vervalt de draai in de slang die optreedt bij een ALV aan een normale slang. Door de extra lengte kan de vragende duiker comfortabel links of rechts naast de gevende duiker zwemmen. De ALV aan de langere slang wordt rechts gemonteerd zodat de ALV ook door de duiker zelf kan worden gebruikt.
Longhose
Vanuit het technisch duiken komt een configuratie met een ademautomaat aan een nog langere slang (2.10m). Dat noemen we een longhose. Het technisch duiken heeft op veel punten een aanpassing van de heersende grondgedachten over duiken teweeg gebracht. Veel sijpelt hiervan nu door in het sportduiken. Aan de longhose zit de primaire automaat die de duiker zelf gebruikt. In geval van nood dient de primaire automaat altijd als ALV. De lange slang is om de duiker geslagen en de ALV bevindt zich zo altijd op dezelfde plek: in de mond van de duiker. De secundaire automaat hangt vast aan een bungee onder de kin van de duiker. De secundaire automaat is alleen voor de duiker zelf en nooit voor de buddy. De primaire en secundaire ademautomaten zijn technisch gelijk. Door de lange slang kan de vragende duiker overal bij de gevende duiker zijn – zelfs ervoor of erachter. Een vragende duiker hoeft alleen de automaat uit de mond van de gevende duiker te pakken. Dit gebeurt in geval van paniek waarschijnlijk sowieso. De gevende duiker heeft zijn secundaire automaat direct voor het grijpen onder de kin.
Je hoeft geen volledige technische configuratie met een dubbel 12 en gescheiden eerste trappen te hebben om een primaire automaat aan een longhose en een secundaire automaat aan een bungee te gebruiken. Dit kan ook op een recreatieve set, en dit kan al vanaf je eerste duik.