Leestijd: 3 minuten

Alyssa Akkerman is een duikster in opleiding bij een kleine maar gezellige NOB-vereniging. Alyssa, in het dagelijks leven ICT-trainer, vindt zichzelf niet bepaald een onderwatertalent. Maar met een gezond relativeringsvermogen, een beetje zelfspot, een flink doorzettingsvermogen en een bijzonder oog voor dingen die anderen ontgaan kom je een heel eind onder water. Onder begeleiding van een aantal duikinstructeurs en assistenten, door haar steevast ‘duikmeesters’ genoemd, is zij terechtgekomen in een wonderbaarlijk avontuur waarvan zij de hoogtepunten in deze column beschrijft.

Met veel lawaai; ze mopperen luidkeels dat ze hun geld terug willen. Wat een kl@#*zicht! Alleen stof, zand, wolken! Links hoor ik af en toe onze twee jonge duikers boven water praten en vervolgens met bulderend geplons weer afdalen. Ik sta in de regen te wachten met mijn duikpak al half aan. Nat haar hangt in slierten voor mijn gezicht, mijn jas voelt zwaar en ook de duikleidersmap raakt doorweekt. Wat een gedoe ook, al die duikleiderstaken: hoeveel bar heb je, hoe diep was je, hoeveel lucht heb je nog. Het helpt ook niet dat ze allerlei getallen roepen, want de pen wil niet meer schrijven. Rechts in het water zie ik ons fanatiekste buddypaar bovenkomen en ze vragen aan de jonge jongens waarom deze in plonsnaam zo veel drukte en stof moeten maken onder water. De jongens zeggen onschuldig te zijn en spetteren vervolgens wild schuimbekkend als ADHD-drenkelingen naar de instapplaats. Twee oranje eieren hebben ze bij zich. En ik had nog zo gezegd: laten liggen! Er is hier nog een ander clubje duikers met een gezellige paasduik bezig. Een grijze mevrouw met paraplu gooide wel dertig van die eieren met een paasbest pisboogje de plas in. Maar niet voor ons dus.

 

Lucht in mijn achterwerk

Ik gooi ze weer terug en ben bang dat ik het eihoofd van duikmeester Dick geraakt heb, hij komt net precies daar boven water met een leerlinge. Veel vissen gezien, volgens de leerlinge een bruine met een hanenkam, een paar schele met streepjes en een best wel grote zilverkleurige. Van de snoek die de duikmeester aanwees zegt ze alleen een zwart oog en een wegflitsende streep gezien te hebben. Het plotseling opdoemen van een witte boot met zwarte luiken vond ze bepaald onaangenaam en spooky. Het lachend mopperende eerste buddybaar heeft inmiddels zichzelf en elkaar afgetuigd en komt mij even helpen. Ik heb nu een jacket te leen met loodpockets. Loodzwaar om alles in een keer op je rug te hijsen. Ik heb een laagje minder neopreen aan dan de vorige keer, maar als ik even horizontaal in het water dobber heb ik het niet koud. Ik heb wel een beetje moeite om onder water te komen. Niet genoeg lood? Ik dacht het wel, maar dit vest is echt wennen. Met lood aan de voor- en zijkant en alleen lucht aan de achterkant. Ik worstel om in een ontspannen duikhouding te komen terwijl de duikmeester met zijn lamp de vissen aanwijst. Ze zijn een centimeter of tien. Sommige kleiner. Een aantal alleen zilverkleurig, de rest met streepjes. Mijn vin raakt de takken, mijn kont de oppervlakte. Het voelt alsof ik lucht in mijn achterwerk heb.

 

Vitrage

Even naar boven, gebaart de duikmeester. Wat ben je aan het doen? Je beweegt als een Mongool! Ik mopper dat het even niet goed lukt en onder water mopper ik verder. Wat een belediging voor de Mongoolse medemens. Die bewegen volgens mij juist altijd heel rustig. En de duikmeester weet gewoon niet hoe het voelt als je lichaam niet in de juiste stand wil meewerken. Of misschien weet hij dat ook wèl, hij duikt tenslotte met een nog steeds niet genezen polsfractuur. Waarmee hij helaas nog wel prima het brug-open-brug-dicht-gebaar kan maken. Hier. Nu. Vinwippen. Nooit zal ik voor een man door het stof kruipen, dacht ik vroeger ooit. Maar ja, nu lig ik hier. In een bruine wolk. Die gelukkig langzaam optrekt terwijl ik probeer om goed te trimmen op mijn longen. Mijn achterwerk bemoeit zich er ook mee en het drijfvermogen van mijn vinnen lijkt vandaag wel met een factor acht toegenomen. Als we eindelijk weer zwemmen gaat het een stuk beter en rustiger, en zien we nog meer vissen. Of beter gezegd visjes. Het voorjaarsgroen begint echt op gang te komen. We stoppen bij een paar grote bruine takken. Ze hangen vol met vitrage, bewaakt door een grote baars. De witte doeken wiegen zacht heen en weer, de vis verroert zich niet. De duikmeester wijst en praat met zijn handen. Mijn ogen worden groot. Zijn dat eieren? Heeft die vissenmoeder dat hele gordijn gebaard? Hoe kan dat? De rest van de duik is mijn concentratie verloren. Blijven steken in het wonder van vitrage-barende vissen.