Leestijd: 3 minuten

Alyssa Akkerman is een duikster in opleiding bij een kleine maar gezellige NOB-vereniging. Alyssa, in het dagelijks leven ICT-trainer, vindt zichzelf niet bepaald een onderwatertalent. Maar met een gezond relativeringsvermogen, een beetje zelfspot, een flink doorzettingsvermogen en een bijzonder oog voor dingen die anderen ontgaan kom je een heel eind onder water. Onder begeleiding van een aantal duikinstructeurs en assistenten, door haar steevast ‘duikmeesters’ genoemd, is zij terechtgekomen in een wonderbaarlijk avontuur waarvan zij de hoogtepunten in deze column beschrijft.

Hoofdduikmeester Ben offert speciaal voor mij een stukje van zijn zondagochtend op en herinnert me nog even aan onze afspraak. Ik moet de duik leiden, mijn kompas gebruiken en het wrak vinden. Hij grijnst en zegt dat ik mijn set mag opbouwen en dat hij mij in de gaten houdt. Ik grijns terug en begin. Geconcentreerd bouw ik mijn setpakket in elkaar en denk ondertussen aan het feestje van gisteravond; de traditionele club-barbecue waar ik ervaren duikers uitgehoord heb over hun Methoden Ter Ontdekking Van Het Wrak. Tot mijn verbazing gebruiken die luie mannen niet eens hun kompas! Welnee, zeggen ze, je mot gewoon rechtuit tot zes meter en dan zo rechts. Precies zes meter zwemmen? Hoe moet ik dat doen? Nee snuggere, geen zes meter naar voren! Gewoon recht vooruit de bodem volgen tot je ziet da-je op zes meter diep bent. En dan naar rechts. Dan komper een heuveltje, daar mot je overheen. Daarna nog een kleine heuvel en dan ist nog vier minuten – zes voor jou – en as je denkt verrek wat wordt het hier donker, dan ben je d’r. Terwijl die aanwijzingen net als vannacht nog in mijn hoofd rondzingen stap ik het water in. Hoe moeilijk kan het zijn? De duikmeester tikt op mijn kompas en zegt: 90 graden, jij leidt de duik, ik doe niets, behalve letten op veiligheid. En onderweg oefenen we een paar opstijginkjes. Ik kijk hem koel aan pak mijn console.

 

Hou hem recht

O man, dit is moeilijk. Ik heb het zes-meter-pad geloof ik wel te pakken en ik probeer het te volgen. Ik heb mijn console met dieptemeter voor m’n neus en de duikmeester denkt natuurlijk – ook omdat ik er zo intelligent bij kijk – dat ik mijn kompas gebruik. Ik kom helemaal niet toe aan mijn normale observeren van en peuteren aan onderwaternatuurverschijnselen. Zit ik nog op koers? Ik kijk naar links en zie daar het gebaar: opstijgen. Stom dat ik geen horloge geleend heb, maar met dertig langzame tellen moet het ook lukken. Sjonge, ik wist niet dat dertig seconden zó lang konden duurden, maar het gaat best goed en ik breek bijna niet met een sprongetje door de oppervlakte. Goed zo, en weer afdalen, gebaart de duikmeester. Ik pruts met mijn inflator en draai een beetje rond terwijl ik afzak. Ik wil de bodem eigenlijk niet raken en tol een beetje om. Weer rechtop moet ik verder met mijn missie. Maar welke kant is dat op? Waar kwam ik vandaan en hoe vind ik die heuvel? Mijn kompas, beslis ik, gaat mij redden. 90 graden. Tjee wat wiebelt dat ding. Hou hem recht, zegt de hand van de duikmeester. Voorzichtig, alsof ik een ei op een lepel heb, begin ik te zwemmen. Ik kijk naar het streepje van de 90 en volg het. Maar gaat dit goed? Het diepe en ondiepe lijken hier wel omgedraaid; Ik stop en wijs, en vraag aan Ben: die kant op? Of die kant op? Geen idéé, antwoordt hij. Soms heb ik een hekel aan duikmeesters.

 

Zigzaggerig

Oké dan. Kompas – 90 graden – zwemmen. Ik vervloek mezelf dat ik in zo vele duiken alleen maar lekker meegezwommen heb. Kijken, verwonderen, genieten, dat is mijn ding. Dit niet. ‘Jij passagiert!,’ heeft de andere duikmeester al vaak gemopperd. Dat vond ik een mooi woord; ik hou van woorden. Maar nu heb ik een beetje spijt. En zie opeens waar we zijn; precies en keurig terug bij de instap. Welhannes nog aan toe. Er volgt een klein evaluerend gesprekje. En dan weer onder water. Ik probeer me nu heel goed te concentreren en kijk op mijn console. Wist ik veel dat je aan de overkant van je kompas moet kijken. Maar eigenlijk is dat niet waar. Alles is in de theorie en tijdens de kompastraining uitvoerig aan bod gekomen, ook al is dat voor mij alweer een tijdje geleden. En je kunt er ook op het droge mee oefenen en in elke duik zelf regelmatig het mysterieuze naaldje bestuderen. En niet doen alsof. Ik zucht en kijk weer naar het wiebelige rondje, en dan aan de goeie kant. En zie, dit lijkt wel een heuveltje, en even later nog een. Ik kijk niet op of om en vervolg zigzaggerig mijn koers. Tot het licht verandert, mijn mondstuk even los raakt en de duikmeester stil naast mij hangt. Ha! Ik wijs en hoest en lach naar het wrak. Zozo, knikt de duikmeester.