Leestijd: 5 minuten

Alyssa Akkerman is een duikster in opleiding bij een kleine maar gezellige NOB-vereniging. Alyssa, in het dagelijks leven ICT-trainer, vindt zichzelf niet bepaald een onderwatertalent. Maar met een gezond relativeringsvermogen, een beetje zelfspot, een flink doorzettingsvermogen en een bijzonder oog voor dingen die anderen ontgaan kom je een heel eind onder water. Onder begeleiding van een aantal duikinstructeurs en assistenten, door haar steevast ‘duikmeesters’ genoemd, is zij terechtgekomen in een wonderbaarlijk avontuur waarvan zij de hoogtepunten in deze column beschrijft.

Het was even schrikken, de mail van onze duikmeesters dat we de volgende training in volledige bepakking moesten verschijnen. En daar staan we nu dan, in het clubhuis dat weer gezellig vol is, totdat iedereen de tassen, het materiaal en de persluchtflessen onder overdreven gesteun en gekreun het zwembad in sleept. De linkerrand van het bad is een grote rij en brij van spullen, dubbel 7 millimeter pakken en worstelende duikleerlingen. De relaxed in comfortabele shorty gestoken duikmeesters lopen de hele tijd te grijnzen. En wij doen ons best er een beetje cool uit te zien terwijl we ons in onze nieuwe, tweedehandse of geleende dubbele pakken hijsen. Onze hoofden krijgen daarbij na verloop van tijd zo’n beetje het uiterlijk van een tomaat met een muts op. De eerste 1-ster-in-opleiding die klaar is mag, nog zonder jacket, lood en set, gaan afkoelen via de duikplank. Hij lijkt een beetje op een tevreden volgevreten rups die in een cocon gaat afwachten tot hij in een prachtige vlinder verandert. Niet dat zijn lompe duik aan zo’n licht fladderend beestje doet denken, maar hij is te water en dobbert naast zijn buddy boven op het wateroppervlak. Sjonge, wat een drijfvermogen met al dat neopreen! Even later liggen de meeste duikleerlingen in vol ornaat in het bad. Sommigen leggen meteen geconcentreerd het loodje. Ik bedoel leggen het lood op de kant dat ze te veel bij zich hebben, of stoppen juist een paar kilo extra in hun vest.

 

De rode raket

Van de duikmeesters moet ik vandaag vrienden worden met een 10-liter-fles (ook nog met labelnummer 13), terwijl ik de laatste tijd net zo fijn een innige relatie had opgebouwd met een schattig klein exemplaartje. Gosklere wat een zware, logge toestand met dat pak, je jacket, die enorme rode raket op je rug en dan nog vele kilo’s lood. Volgens mij ben ik geflest en heeft de materiaalmeester mij een 26-liter-fles meegegeven. Het is al op de kant bijna onmogelijk om je evenwicht niet te verliezen; eigenlijk is zelfs van enige balans en stabiliteit, inmiddels ook geestelijk, in het geheel geen sprake meer. Ik ben bang dat ik, wanneer ik in het water spring, als een topzware aubergine naar de bodem zal zakken en daar voor eeuwig gedoemd ben te blijven. Dat beetje lucht dat je in je jacket pompt kan dat toch niet tegengaan? Maar als je daar wat over zegt wil je duikmeester toch niet luisteren, dat blijkt ook nu weer; en terwijl ik met een timide schredesprongetje te water ga bedenk ik dat al die zware spullen in het water vast en zeker wel wat extra stabiliteit met zich mee zullen brengen. Nou, dat valt vies tegen, je dobbert in het water als een pingpongbal zonder boven of onderkant, rechts of links, voor of achter. De rode raket op je rug doet verwoede pogingen jou met zich mee te trekken naar waar hij maar wil, terwijl je het akelige gevoel krijgt dat het aftellen ook daadwerkelijk is begonnen. Mijn buddy is al aan het trimmen en er moet hier en daar een kilo lood uit zijn jacket geplukt worden. Dat gaat onhandig, want waar zit dat softlood verstopt? Er zijn drie man en een ingescheurde nagel van onze duikmeester voor nodig om eindelijk het lood te vinden. Volgende keer moeten alle mannen verplicht meedoen aan de specialty Zoeken en Bergen. Zoeken kunnen ze wel, mannen; maar vinden? Wel handig voor mollige mannen trouwens dat je bij het trimmen in het water, zo anders dan trimmen op het land, in reeds een paar minuten meerdere kilo’s kwijt bent.

 

Piepen

Al het gedoe geeft mij de tijd om even een relatie met de stabiele badrand op te bouwen. Dit duurt niet lang, de duikmeester neemt mij mee en nu moet ik ook een potje trimmen. Ik heb moeite boven water te blijven als dat moet, ik worstel met mijn automaat en met mijn vinnen, ik word moe, en voor het eerst deze opleiding krijg ik het een beetje figuurlijk benauwd en begin ik te piepen dat ik niet weet of dit gaat lukken. De duikmeester wordt er niet heet of koud van, zegt dat ik naar hem moet kijken en rustig moet worden. Voor het uittrimmen moet je diep en kalm in- en uitademen, maar hoe doe je dat met een hartslag van one-hundred-and-eighty? Maar hij zet door en ik dus ook – hoewel je soms je duikmeester wel even in elkaar zou willen trimmen – en na het weghalen van een paar kilo lood ben ik klaar om naar de bodem te gaan. Mijn oren klaren kan ik gelukkig goed, en daar zit je dan. Piepen is hier niet mogelijk en ik ben al een stuk rustiger. Wat een drukte onder water! Andere duikers zijn bezig met trimoefeningen en gelukkig zie ik hier en daar klasgenoten die ook zo’n beetje liggen te spartelen als een zwarte mestkever op z’n rug. Er zweeft een indrukwekkende gestalte als een mediterende Boeddha kalm voorbij, en een vrouwelijke medecursist komt charmant langs getrappeld. En dan oefenen, zwemmen, oefenen, zwemmen, oefenen. En vechten tegen de onzichtbare handen die mij telkens alle kanten behalve de goede op trekken. Ik ben blij dat deze duikmeester streng maar tegelijk ook geduldig is. Mijn zwemtechniek en het stabiel blijven is nog steeds een gevecht tegen de elementen, maar de duikmeester is tevreden over het vinwippen. Net als ik denk dat hij en ik wel een goed koppel vormen sommeert hij me naar boven en zegt opeens dat hij even wil uitproberen hoe het is als ik mijn benen wijd hou. Verontwaardigd verslik ik me maar begrijp dan dat ik moet zwemmen met mijn vinnen een stuk uit elkaar, om te kijken of ik dan wat stabieler ben. En ja, dat gaat beter. En sneller. Opeens komt de kant er onverwacht aan en stoot ik mijn hoofd.

 

Buitenduik!

Gelukkig heb ik een dikke cap op en ook onder mijn pak is het heerlijk warm. Op de bodem van het zwembad zie ik zomaar een pakketje lood liggen en dat blijkt van mijzelf te zijn. Raar. In zo’n geval grijpt de duikmeester je gewoon even en propt het lood weer in de gleuf van je jacket. Ik zwem geconcentreerd verder en af en toe doen we wat oefeningen ergens boven de vele zwembadtegeltjes die ik nu onderhand wel ken. Er is veel beweging om ons heen en regelmatig word ik even vriendelijk geknepen door een voorbijganger die moeilijk te identificeren is. ’t Is altijd een man in een donker pak met een bril op. In ieder geval gaat het nu, met af en toe een klein beetje hulp, helemaal de goede kant op en na nog een paar trucjes en drie keer kramp vindt de duikmeester het tijd voor het toetje. Ik kan hoog en laag springen en op m’n kop gaan staan, maar het helpt niet. Hij wil dat ik hem na doe en nu hang ik dus op de kop op de bodem. Niet lang, want mijn neus, bril en hersenen vinden dit vreemd en zuigen zich gezamenlijk vol met water. De verkeerde kant op probeer ik weer rechtop te komen en hoest het water uit alle gaten waar het niet in hoort. Maar ik blijf op de bodem, kijk op en zie de grote grijns van de duikmeester. Wacht maar tot ik later een heleboel sterren heb, of eentje, dan pak ik al die duikmeesters terug. Op de kant is iedereen zich met veel kabaal aan het aftakelen en ik ga dat ook doen. Het duurt even voordat we klaar zijn, terwijl ik om me heen alleen maar tevreden en lachende gezichten zie, met dank aan de vijf duikmeesters van deze keer. Ook ik had dit niet willen missen, zit vol adrenaline en ben tegelijkertijd moe; en heb een lach op mijn gezicht. Voornamelijk te danken aan de hoofdduikmeester, die me net verteld heeft dat ik tijdens het opleidingsweekend in Zeeland mijn eerste buitenduik ga maken!