Medusa staat luid te sissen op het moment dat we de grote zaal inlopen bij het Duik Medisch Centrum in Den Helder. In de decompressietank zitten vier marineduikers – ze kijken op hun gemak een filmpje. De twee Nederlanders, een Canadees en een Zweed hebben twintig minuten doorgebracht op een druk die hoort bij een diepte van 63 meter en worden net teruggebracht naar 24 meter. Van daar worden ze in nog eens een dik uur naar de oppervlakte gebracht volgens de bijbehorende DCIEM decompressietabel (Tabel 7) en ten slotte vier keer ‘gedopplerd’. We zijn bij de ‘Interspiro ISMIX-DEEP deepdive trials’ die voor het eerst in Nederland plaatsvinden.
Geen marge
Sportduiktabellen zijn niet gevalideerd. Het zijn rekenmodellen die werken met halfwaardetijden van een gas in diverse weefsels en er is zoveel extra veiligheidsmarge in opgenomen dat het als regel wel goed gaat. Dat is niet genoeg zekerheid voor marineduikers van het diepduikteam die gewend zijn te werken tussen de 54 en maximaal 81 meter. ‘Daar zoeken we bijvoorbeeld naar mijnen en maken ze onschadelijk,’ vertelt luitenant ter zee Anton van Dijk. ‘Of we helpen bij onderzeeboot reddingen. We liggen in elk geval lange tijd in het water en maken niet zelden drie diepe duiken op een dag. Onze opstijgsnelheid is ook sneller: achttien meter per minuut. Al met al hebben wij door onze manier van duiken niet zo veel rek in onze tabel.’
Bovendien gebruikt het diepduikteam sinds kort de nieuwe ISMIX rebreather waarmee op diepte een mengsel van 16 procent zuurstof en 84 procent helium wordt geademd (heliox). De decompressie gebeurt nu op lucht en vanaf negen meter op honderd procent zuurstof die ‘offboard’ wordt meegenomen. Een eerste omrekening van de tabel zegt dat decompressie op een nitroxmengsel een tien tot vijftien procent kortere decompressietijd oplevert. ‘Of dat in de praktijk ook klopt zijn we nu juist aan het onderzoeken,’ zegt Van Dijk.
Bubbelen
Er zijn een heleboel omstandigheden die bepalen of iemand na een duik meer of minder bellen in de bloedbaan krijgt. ‘Er zijn hoge “bubbelers” en lage “bubbelers”, weet Anton van Dijk. ‘En hoe je bubbelt ligt onder meer aan lichaamsbouw, bloedwaardes, of je goed bent uitgerust, zelfs wat je hebt gegeten. Als je bijvoorbeeld een zware maaltijd hebt gehad dan pompt het hart veel bloed naar de maag en dat heeft een negatieve invloed op de decompressie. Een warme douche na de duik is ook niet verstandig omdat dan de bloedvaten uitzetten en er meer gas circuleert. En inspanning voor en na de duik is misschien nog de belangrijkste factor. Om die reden hoeft een duiker bij ons niet zelf zijn spullen te sjouwen en om te hangen, dat wordt allemaal voor hem gedaan.’
Voor de test worden de slechtst mogelijke omstandigheden nagebootst. Tijdens de testdagen dalen twee van de vier duikers af in de natte kamer van de Medusa om zich onder water op een hometrainer in het zweet te werken. Een oefening die door de extreem lage ademweerstand van de rebreather volgens de testduikers overigens goed is te doen. ‘Maar vandaag doen we dat niet,’ zegt Van Dijk, ‘want we willen ook het verschil zien tussen de hoeveelheid bellen in de bloedbaan na een duik mét inspanning, en zonder.’ Voor de tests is de watertemperatuur in de Medusa teruggebracht naar zeven graden en een half uur na de duik moeten de duikers onder de douche. En dan: bellen luisteren.
Bergbeek
Met ultrasoon geluid is goed te horen hoe gasbellen door de bloedbaan stromen. De weerkaatsing van het geluidssignaal op de belletjes laat een gegorgel, gespetter en geplons horen als was het een ruisende bergbeek. Ze razen voorbij, soms een enkele bel, dan groepjes bellen in een ritmisch tempo, in het zwaarste geval een ononderbroken stroom. Het is heel normaal; een teken dat het inerte gas (in dit geval luisteren we dus naar helium) door de weefsels aan het bloed wordt afgestaan en naar de longen wordt vervoerd. Daar adem je het uiteindelijk uit. De Australiër Corry Vandenbroek en de Canadees Dave Eastman horen tot het kleine gilde van dopplertechnici dat in staat is het geborrel te interpreteren. Bij de eerste meting, twintig minuten na de duik en nog voor de douche, is er nog niks te horen. Ook niet als op commando een kniebuiging wordt gemaakt of de vuist wordt gebald. Dat is bij andere metingen wel anders. Het is goed hoorbaar hoe na een kniebuiging de bellenstroom plotseling toeneemt om daarna weer af te zwakken tot een vriendelijk gemurmel.
Door de echo’s te scoren op een schaal van nul tot vier kunnen de dopplertechnici vertellen of de hoeveelheid gas waarmee de duikers in hun weefsels zijn bovengekomen binnen de veiligheidsmarges valt. Na vijf weken en 160 duiken zijn er aardig wat bellen voorbij gekomen. De scores worden nu samen met alle andere meetwaardes (zoals diepte, temperatuur, hartslag en voeding) verder geanalyseerd. ‘Daarmee zijn we weer een stap verder in de wetenschappelijke onderbouwing van de duiktabellen. Voor dit type duiken hebben we nu een aangepaste tabel die doet wat ‘ie belooft.’