Leestijd: 5 minuten

Hoe ziet de wereld er uit, diep onder de waterspiegel van de Brabantse plassen? Dat wil de provincie Noord Brabant graag weten. Daarom is het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in 2014 al begonnen met een onderzoek naar het leven in diepe plassen. Wetenschapster Laura Seelen, promovendus bij de Universiteit Utrecht en werkzaam bij het NIOO, houdt zich bezig met het Brabantse project Diepe Plassen. Zij kijkt onder andere naar de plantbegroeiing in de verschillende temperatuurzones. Er zit meer leven in de zoetwaterplas dan wij denken, aldus de biologe. Want welke duiker kent het verschil tussen de Nitella en Tolypella?

We spreken Seelen als ze net uit de waterplas komt bij Vinkeveen, met in haar kielzog drie duikers van Project Baseline. Ze bedankt de duikers voor hun hulp bij het Brabantse project met een speurtocht naar de lokale planten in Vinkeveen. Gewapend met camera’s, schaartjes en plastic zakjes die zijn genummerd van een tot en met vijf zijn ze het water ingegaan. De zakjes zijn na de duik allemaal gevuld met groene plantjes. Bij de auto’s wordt een tafeltje uitgeklapt, en Laura Seelen pakt de determinatieboeken en invulformulieren erbij.

  • Laura Seelen (rechts): ‘Planten zijn heel belangrijk voor een gezonde waterplas.’ (foto: Rob Aarsen)

Vervelend wier

De plantjes in de plastic zakjes lijken veel op elkaar. De leek ziet geen verschil. Voor een sportduiker is het dat vervelende wier dat in de zomer hele plassen overwoekert en aan je vinbandjes blijft zitten als je het water uitkomt. ‘De meeste duikers hechten inderdaad geen belang aan de planten, die gaan alleen voor de vis,’ beaamt Seelen. ‘Toch zijn de planten heel belangrijk voor een gezonde waterplas. Waterplanten vervullen verschillende functies die voor het leven in de plas van levensbelang zijn. Ze houden onder andere de bodem vast en zorgen ervoor dat het water helder blijft doordat ze voedingsstoffen wegnemen. Hierdoor krijgen algen weinig kans om te hard te groeien. Bovendien schuilt de jonge vis tussen de verschillende wieren. Anders hebben roofdieren zoals de aalscholver vrij spel.’

 

Enthousiast vertelt Laura over de verschillende soorten kranswieren. Dat zijn eigenlijk geen waterplanten maar (macro) algen. De Nitella is een glanswier. Er zijn verschillende soorten, waaronder de Nitellahyalina (klein glanswier), de Nitellaflexilis (buigzaam glanswier) en de Nitellatranslucens (doorschijnend kranswier). De Tolypella is een boomglanswier, onder meer in de variant Tolypellaintricata (vertakt boomglanswier) en Tolypellaglomerata (klein boomglaswier). Daarnaast heb je nog de Nitellopsis ofwel sterkranswier. Tevens vind je in de meeste zoetwaterplassen fonteinkruiden en waterpest, zoals je ook veel in vijvers ziet. De waterplanten verschillen van elkaar omdat ze gebruik maken van verschillende “niches” in het onderwatermilieu, aldus Seelen. ‘In Vinkeveen komen we bijvoorbeeld veel kranswieren tegen, een teken van een goede waterkwaliteit. Niet in alle diepe plassen komen deze macroalgen voor, daar vind je dan bijvoorbeeld fonteinkruiden. Deze kruiden lijken veel meer op bekende landplanten. Klein fonteinkruid lijkt wel wat op gras, terwijl glanzend fonteinkruid in sommige plassen een heus onderwaterwoud vormt. Vaak komen we ook buitenlandse planten tegen zoals Amerikaanse smalle waterpest of Australische watercrassula. Onder water vinden we bijna alle plantvormen die we boven water ook zien, van enkele sprietjes zoals gras tot stengels van 3 meter met grote bladeren zoals klimop.’

Indicator

De biologe maakt een van de plastic zakjes open en haalt voorzichtig het plantje eruit. Ze ruikt eraan. ‘Het is belangrijk dat je al je zintuigen gebruikt,’ vertelt Laura. ‘Dit is Chara, hij ruikt erg sterk. Als je dat eenmaal hebt geroken dan herken je hem zo. Deze plant heeft een eenvoudige structuur, een centrale stam met zijtakjes, vergelijkbaar met een boom. Nitellopsis heeft zo’n zelfde structuur maar daarbij is de stengel hol.’ Kranswieren zijn een indicator van onvervuild water. In nieuwe waterplassen, zoals een zandput die ontstaat door een zandafgraving, zie je vaak eerst kranswieren. Als het water voedselrijker wordt dan komen daar de fonteinkruiden, mossen en andere waterplanten bij. ‘Kranswieren zijn in Nederland niet echt op diepte bekend. Vaak is het water niet helder genoeg voor planten om op diepte te groeien omdat er geen zonlicht op de bodem komt.’

 

Van nature komen diepe plassen niet voor in Brabant. De meeste duikstekken zijn ontstaan door zandwinning. Het idee voor het onderzoek ontstond nadat enkele baggeraars bij de provincie aanklopten met het voorstel om overtollig baggerslib te storten in de diepe zandwinputten. Sportduikers trapten op de rem. Je kunt die plassen niet zomaar dichtstorten, daar zit van alles. Seelen: ‘Biologen kijken meestal alleen boven water. We weten eigenlijk niet zo veel van de diepe plassen. Niet hoe diep ze precies zijn, en niet wat voor leven er zit. Het gaat vaak om een volledig ecosysteem. Het krioelt van het leven, ook op diepte. Ik heb mossen gezien waarvan ik niet wist dat ze op die diepte konden overleven. Meervallen, kreeftjes, piepkleine Chinese zoetwaterkwalletjes. Dat had ik niet verwacht.’

 

Rode lijst

Het project heeft al een bijzondere ontdekking opgeleverd. In de Rooye Plas in Handel groeit zelfs drijvende waterweegbree (Luroniumnatans). ‘Deze waterplant is vrij zeldzaam en staat op de Rode Lijst van bedreigde soorten van IUCN (de International Union for Conservation of Nature). Plekken waar deze plant wordt aangetroffen, moeten beschermd worden. In de Nederlandse Flora en Fauna Wet wordt waterweegbree ook specifiek genoemd.’ Niet alleen de planten in de diepe plassen worden bekeken. Ook kijken de onderzoekers naar de verschillende voedingsstoffen en metalen in het water en de bodem. Er worden monsters van zand meegenomen voor analyse en met een sonarboot brengen de onderzoekers de verschillende dieptes in kaart. ‘De combinatie van dieren en voedingsstoffen zorgen in de diepe zandputten voor een bijzonder ecosysteem. Vaak wordt aangenomen dat er onder de vier meter geen planten meer groeien, maar dat is in veel gevallen helemaal niet waar. Planten als waterpest en fonteinkruiden komen tot ongeveer zes meter diep voor.’


Hoe is het nu met de kwaliteit van het diepe water gesteld? Op verschillende tijdstippen en in verschillende maanden namen Seelen en haar collega’s monsters van het water. Vergeleken met het oppervlaktewater van ondiepe plassen en meren in de omgeving blijken we in relatief schoon water te duiken. ‘De plassen worden in de diepte gevoed door grondwater. Dat is relatief zuiver – het is bijvoorbeeld niet sterk vervuild met kunstmest.’ In januari 2018 moet het onderzoek van de biologe klaar zijn. Maar nu staat al vast dat de provincie de plassen niet rücksichtslos dicht gaat storten. Dat is zonde van al het leven.

 

___________________________________________________

 

De diepe zoetwatersystemen van Nederland

In Brabant zijn maar liefst 142 diepe plassen ontstaan door zandwinning. Voor het Project Diepe Plassen van het NIOO-KNAW en de Provincie Noord-Brabant zijn 51 plassen geselecteerd om te worden onderzocht. Het gaat onder meer om de Veense Putten (Noord) bij Aalberg, de Galderse Meren (Zuid) bij Breda, de Kraaijenbergse Plassen bij Cuijk, de Bakerse Plassen (Noord) bij Gemert, de Warande bij Gilze-Rijen, de Beekse Bergen bij Hilvarenbeek, het Blauwe Meer bij Loon op Zand, Den Duyl bij Woudrichem, het gat van Waalre bij Waalre, Plas Koningshoeve bij Tilburg en Hemelrijk bij Uden. In veel van deze plassen wordt gedoken.

 

Diepe meren komen in Nederland van nature nauwelijks voor. Voor de aanleg van wegen zijn er sinds 1900 door het hele land wel veel diepe zandwinputten gegraven. Deze putten kwamen vanzelf vol water te staan en werden zo dé diepe zoetwatersystemen van Nederland. De diepe plassen verschillen sterk van de van nature voorkomende ondiepe plassen. In diepe plassen ontstaat vanaf de lente gelaagdheid (“stratificatie”) in het water. Het zonlicht kan het diepere water niet bereiken en naarmate de lente verloopt en de zomer start, wordt het temperatuurverschil tussen oppervlakte en het diepe water steeds groter. De wind kan het water niet langer mengen en er ontstaan waterlagen met een verschillende temperatuur. Er is dan sprake van een “gestratificeerde” plas. De bovenste laag kan tot 8 meter diep zijn en daar is het meeste leven te vinden. Planten en algen hebben genoeg licht om de groeien, vissen hebben het warm en kunnen overal voedsel vinden. Onder de spronglaag (of thermocline) is het water plotseling veel kouder. Hier leeft minder dan in de bovenste laag. Het is donker(der) en soms is er niet genoeg zuurstof voor vissen. Dit wil niet zeggen dat de diepe laag dood is! Alles wat sterft in de bovenste warme laag zakt door de thermocline de diepe koude laag in, waar het door bacteriën en schimmels wordt afgebroken. Deze voedingsstoffen worden als het ware onderin de plas opgeslagen in het groeiseizoen, waardoor de bovenste laag helder blijft. Hierdoor zijn diepe plassen vaak helderder dan ondiepe plassen. Soms zelfs zo helder dat er tot op grote diepte planten groeien. Zodra de dagen korter worden en de zon minder warm, koelt het oppervlaktewater af. Uiteindelijk wordt het temperatuurverschil tussen het diepe water en deze laag zo klein dat menging plaats kan vinden. Dit wordt de “herfstomkering” genoemd, waarbij de hele plas weer dezelfde temperatuur heeft en de opgeslagen voedingsstoffen beschikbaar komen voor het hele systeem.

  • Illustratie: Margreet de Heer

Het project Diepe Plassen staat ook open voor waarnemingen van sportduikers. Heb je in een diepe plas in Noord-Brabant gedoken en wil je doorgeven wat je hebt gezien, dan kan dat via www.waarneming.nl. Zie ook https://nioo.knaw.nl/nl/de-diepte