Getijdenwater gaat onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan en de zon ruwweg twee keer per etmaal op en af. Rond het moment dat het tij omslaat van opkomend naar afgaand of omgekeerd – de stroomkentering – staat het water even stil. Uit de opleiding weet je nog hoe je met de getijdentabel die in Onderwatersport staat de kentering voor de duikplaatsen in Zeeland kunt aflezen. Als je ongeveer een half uur voor de kentering het water ingaat en uiterlijk een half uur erna weer aan de kant bent, maak je altijd een veilige getijdenwaterduik. Maar hoe zat het ook alweer? Kun je het duikvenster voor een duik in getijdenwater ook nog op een andere manier bepalen? Het antwoord is ja, en wel met behulp van de stroomatlas die ieder jaar digitaal en in boekvorm wordt uitgegeven.
De stroomatlas kun je bestellen bij winkels of webshops. Voluit heet het boek: “HP 33 van de Koninklijke Marine Dienst der Hydrografie, Waterstanden Stromen langs de Nederlandse kust en aangrenzend gebied”. In dit boek staan de stroomgegevens van alle watergebieden weergegeven in kaarten. Voor ieder gebied zijn er 13 kaarten: een voor elk uur ten opzichte van een bepaalde hoog water meetplaats. Wil je het duikvenster met behulp van de computer berekenen dan heb je het programma Digiplot nodig. Verder gebruik je de template “stroomgrafiek getijdenwater” (illustratie 1).
Illustratie 1
Naar Sint Annaland
Als voorbeeld plannen we een duik op 17 december bij Sint Annaland, achterin de Oosterschelde. Om te beginnen zoeken we in de stroomatlas de hoog water (HW) meetplaats voor het gebied waar de Oosterschelde in ligt. Dat is Vlissingen. In totaal zijn er dus 13 kaarten, een voor ieder uur van zes uur voor HW tot zes uur na HW Vlissingen. Let op: ook al gaan we duiken bij Sint Annaland, we gebruiken voor de berekening de getijdentabel voor Vlissingen. In de getijdentabel zoek je voor de dag waarop je duikt de HW kentering op. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld www.getij.rws.nl van Rijkswaterstaat.
Bekijken we de stroomgrafiek dan zien we bovenaan de snelheid van de stroming staan. Deze wordt aangeduid met “deci-knoop”. 10 deci-knoop is gelijk aan 1 knoop ofwel 1 nautische mijl per uur. In hoofdstuk 2 van het 2*-boek staat dat we veilig kunnen duiken als de stroomsnelheid maximaal 0,6 knopen ofwel 6 deci-knoop bedraagt. Vanaf 6 deci-knoop kun je al niet meer tegen de stroming in zwemmen. Op de y-as staan de tijden van 6 uur voor HW tot 6 uur na HW. De kaarten in de stromingsatlas zijn per uur gemaakt en voorzien van stomingspijlen met daarboven 4 cijfers. De pijlen geven de richting aan van de stroming. De 4 cijfers zijn in te delen in 2 groepen van 2 cijfers: de eerste 2 geven de stroomsnelheid aan bij doodtij in deci-knopen (in ons voorbeeld 08 deciknopen à 0,8 knopen). De laatste 2 geven de stroomsnelheid bij springtij (in dit geval 12 deciknopen à 1,2 knopen). Weet je het nog? Doodtij is als de krachten van de zon en de maan elkaar tegenwerken en de getijdenbeweging haar kleinst is. Bij springtij versterken de krachten van de zon en de maan elkaar en is de beweging van het water het grootst.
Een stromingsduik bij Sint Annaland.
Overschrijven
Om het duikvenster te berekenen schrijf je de gegevens van de kaarten uit de stroomatlas voor de plek waar je gaat duiken over op de stroomgrafiek getijdenwater. In dit voorbeeld valt de duikdag (17 december) 3 dagen na volle maan en dus dichtbij springtij. We gebruiken daarom de laatste twee getallen (voor springtij): 1,2 knopen. Deze 1,2 knopen (12 deci-knopen) zetten we op de grafiek uit. Dit doe je voor alle 13 kaarten uit de stroomatlas en dan krijg je een grafiek als weergegeven in illustratie 2. Op ieder punt is erbij gekopieerd wat de bijbehorende kaart als stroomsnelheid en –richting geeft.
De rode lijn is de stroomgrafiek voor springtij bij Sint Annaland voor heel 2016. De groene lijnen geven de stroomsnelheid aan waarbinnen je veilig kunt duiken (maximaal 6 deci-knoop ofwel 0,6 knopen). Tussen deze groene lijnen kunnen we de duik maken. We lezen nu twee perioden af waarbinnen we kunnen duiken (gemarkeerd met de blauwe lijnen):
- van 4 uur 40 minuten voor tot 2 uur 15 minuten voor HW Vlissingen (een duikvenster van 2 uur en 5 minuten)
- van 55 minuten na tot 2 uur na HW Vlissingen (een duikvenster van 1 uur en 50 minuten)
Illustratie 2
Hoe laat?
Aan de hand van het tijdstip van de HW kentering bij Vlissingen bepaal je hoe laat je bij Sint Annaland kunt duiken. www.getij.rws.nl laat zien dat deze valt om 03:53 uur en 16:16 uur. We kiezen hier voor de tweede HW kentering die dag en voor de eerste periode. Omdat we dan overdag uitkomen. Hoe laat kunnen we te water? Het vroegst mogelijke moment om te water te gaan is 4 uur en 40 minuten voor 16:16 uur à 16:16 minus 4:40 = 11:36 uur. We kunnen dus om 6 over half 12 onze duik beginnen. Uiterlijk 1 minuut over 2 moeten we er weer uit zijn. Want: de laatst mogelijk tijd om uit het water te komen is 2 uur en 15 minuten voor 16:16 uur à 16:16 minus 2:15 = 14:01 uur. Als we deze tijden aanhouden blijven we binnen de veilige stroomsnelheid van 0,6 knopen. Op dezelfde manier kun je ook voor het andere HW tijdstip de duik berekenen.
Nog een paar dingen om op te letten als je een getijdenwaterduik gaat maken:
- Kijk of het verstandig is om te duiken bij afgaand op opkomend tij. Zie de stromingspijlen.
- De stromingsatlas is gemaakt voor de scheepvaart. Vlakbij de kust kan de stroming net iets anders zijn. Let op obstakels, strekdammen en dergelijke.
- In de atlas staan gemiddelde waarden. Door weer en wind kan de stroming sterker of zwakker zijn. Doe een goede check de stek en ga niet tot het uiterste. Een kwartier speling bij begin- en eindtijd kan geen kwaad.
- Ieder jaar komt er een nieuwe stroomatlas uit. Vervang deze op tijd. Als je Sint Annaland berekent met een oude kaart (te vinden op internet) dan zie je dat hier vroeger bijna altijd kon worden gedoken. Door veranderingen in de stroming is dit nu niet meer mogelijk.