September 1959. Ik heb een baan! Nadat ik op zestienjarige leeftijd mijn schoolloopbaan met een MULO- en Middenstandsdiploma heb afgerond, kijk ik in de kranten of ik advertenties van bedrijven kan vinden waar men iemand met mijn kwalificaties kan gebruiken. Doorstuderen is er niet bij: alleen een kleine, bevoordeelde groepering in de samenleving komt hiervoor in aanmerking. Van de overigen wordt verwacht dat zij een baan zoeken en zich eventueel in de avonduren verder bekwamen. Dit doe ik dan ook: drie avonden in de week van zeven uur tot half elf naar de Middelbare Handelsavondschool. De overige tijd studeren.
Begin loopbaan
Ik word aangenomen door de Scheepvaart- en Steenkolen Maatschappij (SSM), gevestigd in de Parklaan in Rotterdam en word geplaatst op de afdeling Expeditie en ontvang een salaris van 115 gulden in de maand. Het zijn lange werkdagen: achtenhalf uur per dag, achtenveertig uur per week, dus ook werken op zaterdagochtend. Voor een zestienjarige word ik daar belast met heel verantwoordelijk werk: telefonisch contact opnemen met klanten (voor het merendeel ondernemingen in groenten en fruit) en het intikken van de scheepsladingen op de vrachtbrieven (connossementen), het inklaren bij de douane op het belastingkantoor, faxen versturen en vele andere werkzaamheden die van een expediteur worden verwacht. Helaas komt na een jaar een abrupt einde aan mijn loopbaan bij de SSM. Ik krijg 15 gulden opslag, meer wil directeur Nico van der Vorm niet geven. Bij een groothandel in tabak kan ik 15 gulden meer krijgen, dus is de overstap snel gemaakt.
Dertig jaar later
In 1959 begin ik ook met de onderwatersport. In Rotterdam is dan net een vereniging opgericht, de Onderwater Jagers Club (OJC) Rotterdam, die in 1962 wordt omgedoopt in R.O.V. Triton, die nog niet zo lang geleden is opgeheven.
Met mijn vriend Paul Berkel ben ik voor een weekje duiken op het Kanaaleiland Jersey. Via de plaatselijke VVV komen wij in contact met Sue Daly, een plaatselijke duikster. Zij kent alle mooie duikplaatsen en is bereid ons tijdens onze duiken te begeleiden. Ook is zij kunstenares en een uitstekend onderwaterfotografe en -filmer. Haar geliefde duikplaats is Bouley Bay, waar ze later een onderwaterfilm (Bouley Bay Watch) zal maken die door de BBC, ingesproken door de bekende (film)acteur John Nettles (Midsummer Murders), wordt uitgezonden. Dit levert haar twee internationale prijzen op.
Met Sue duiken we verschillende keren in haar geliefde Bouley Bay, brengen we met een duikschip een bezoek aan het nabijgelegen Sark, waar we onder andere de Juweelgrot bekijken, waarvan de wanden zijn bezaaid met uitgestrekte kolonies schitterende juweelanemoontjes (Corynactis viridis), een betoverend gezicht.
Er staat echter ook een bootduik naar het wrak van Jersey, de Schokland, een zeer geliefd duikobject voor vele bezoekende duikers aan het eiland, op het programma. Aangekomen bij de wraklocatie gaan de duikers overboord. Paul en ik duiken samen. Voorzien van een onderwatercamera dalen we langs de ankerlijn af naar het wrak, dat zich op een diepte tussen de 20 en 30 meter bevindt. Het wrak wemelt van leven en is bezaaid met anemonen. Boven de ruimen hangt een enorme school steenbolken. De eerste twee ruimen bevatten nog steeds de resten van de zakken cement die het schip vervoerde. We ontmoeten grote kreeften en ook enkele kommeralen. Het derde ruim is volkomen leeg. Hierin waren de Duitse soldaten ondergebracht, die op verlof waren naar Frankrijk. Helaas kwamen de meesten bij de ramp om. Halverwege de duik licht in mijn camerahuis plotseling een rood ledlampje op, een duidelijke waarschuwing! Dit heb ik in het huis geïnstalleerd om mij te erop attent te maken als er vocht in het huis komt. Ik moet nu snel naar boven, hopelijk kom ik nog op tijd om mijn kostbare camera te redden. Ik geeft Paul een signaal en wijs op mijn camera. Hij blijft beneden en voegt zich bij de andere duikers. Ik ga zo snel mogelijk naar de oppervlakte. Daar aangekomen reik ik een bemanningslid mijn camerahuis aan, met het verzoek dit zoveel mogelijk rechtop te houden. Nadat ik mijn uitrusting heb afgedaan, maak ik het huis open. Ik heb geluk: er is slechts weinig water naar binnen gesijpeld en mijn camera is droog gebleven. Jammer dat ik de duik niet heb kunnen afmaken, maar het is niet anders.
Déjà vu
De naam van het wrak, Schokland, heeft voor mij nog steeds geen speciale betekenis. Sue brengt ons naar een plaatselijke duikzaak, waar volgens haar ook een afbeelding van het wrak is te zien. Daar aangekomen zie ik een prent van de Schokland. Maar tot mijn grote verbazing lees ik wat er onder de afbeelding vermeld staat:
S.S. Schokland – Owners Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij of Rotterdam Registered Rotterdam Holland
En nu pas valt het kwartje: de Schokland is één van de schepen die behoorden tot de vloot van de scheepvaartmaatschappij waar ik als zestienjarige jongen mijn loopbaan ben begonnen. Wat een toevallige samenloop van omstandigheden. Maar Sue heeft nog een verrassing in petto. Ze brengt ons in contact met Tony Titterington, een wrakduiker en maritiem historicus, die in zijn lange duikloopbaan al vele wrakken rondom Jersey en de overige Kanaaleilanden heeft geëxploiteerd en vele voorwerpen heeft geborgen. Daarbij zijn antieke kanonnen en – zijn trots – een 88mm kanon, dat hij na jaren arbeid weer in zijn oorspronkelijke staat heeft teruggebracht. Veel van deze artefacten zijn in het plaatselijke maritieme museum ondergebracht.
Mijn belangstelling gaat natuurlijk vooral uit naar voorwerpen die hij van de Schokland heeft geborgen. Deze omvatten onder andere de telegraaf, een bronzen plaat met de naam van de bouwer en ook de scheepsbel, met daarop de naam Schokland. Dit laatste voorwerp plaatst hij op mijn verzoek in zijn tuin op een stenen pilaar, zodat ik er een foto van kan nemen. Als ik hem vertel dat ik vele jaren geleden voor de SSM heb gewerkt, is hij heel verrast. Maar er is nog een toevalligheid. Na 55 jaar kom ik door een samenloop van omstandigheden weer in contact met een jeugdvriend. Ik wist destijds dat zijn vader scheepskapitein was en dat hij wel eens een reisje naar Engeland op het schip had mogen meemaken, maar verder werd er niet over gesproken. Nu hoorde ik van hem dat zijn vader voor de SSM had gewerkt en jarenlang kapitein was geweest op de Gaasterland, nota bene het schip dat ik had helpen bevrachten.
Ten slotte
Zo kreeg mijn bezoek aan het prachtige eiland Jersey wel een heel speciaal tintje, waaruit blijkt dat je soms op een zeer bijzondere wijze met je verleden kan worden geconfronteerd. De Kanaaleilanden, met name Jersey, hebben de bezoekers veel te bieden, vooral op het gebied van natuurschoon en ook vanwege hun heel aangename klimaat. Ook duikers komen er uitgebreid aan hun trekken: helder water met schitterend onderwaterleven, een lust voor het oog van de meest verwende duikers. En bij een bezoek staat een geweldige duik op het wrak van de Schokland natuurlijk op het programma.
SSM
De SSM werd in 1896 opgericht. De bekende Willem van der Vorm werd er in 1900 directeur, later opgevolgd door zijn zoon Nico, die de Holland Amerika Lijn heeft grootgemaakt. In 1959 werd de SSM geleid door zowel Nico (mijnheer Nico) en Herman van der Vorm (mijnheer Herman), dit om de twee heren uit elkaar te houden. De schepen van de SSM-vloot eindigden allemaal op ‘land’. Zo had je de Bijerland, de Nieuwland, de Midsland en de Gaasterland. De laatste twee werden mede door mij bevracht en voeren op Leith en Grangemouth in Schotland. Het waren geen grote schepen, eerder flinke kustvaarders.
De Schokland
Dit ruim 65 meter lange, van twee masten voorziene schip, met een bruto tonnage van 1113 liep in 1915 bij de scheepswerf A. Vuyk en Zonen te Capelle aan de IJssel van stapel. Het was een pure vrachtvaarder, zonder passagiersaccommodatie en werd gebouwd voor de Scheepvaart- en Steenkolen Maatschappij te Rotterdam.
Het schip kende een bewogen geschiedenis. Zo nam het verschillende malen schipbreukelingen aan boord, liep het meerdere keren aan de grond, had het tweemaal een aanvaring en werd het in 1918 door de Britse regering in beslag genomen en een jaar later weer teruggegeven.
In 1940 werd de Schokland door de Duitsers gevorderd en onder Duitse vlag gebracht, waarna het werd ingezet als transportschip voor verlofgangers bij de Kanaaleilanden. Op 4 januari 1943 liep het schip met 284 Duitse troepen aan boord ten zuidwesten van Noirman Point bij Jersey op de rotsen. Met behulp van twee Duitse patrouilleboten werd de Schokland vlotgetrokken. Het schip was echter zo zwaar beschadigd, dat het zonk. Slechts 178 man kon worden gered. Tijdens deze ramp had het schip een Nederlandse bemanning en voer het onder Nederlandse vlag. Het ongeluk was te wijten aan een navigatiefout.