Leestijd: 5 minuten

In het verleden zijn dodelijke duikongevallen gebeurd met duikers die diabetes hebben. In de loop van de tijd zijn de selectie en begeleiding van duikende diabetespatiënten verbeterd. De eerste internationale richtlijnen werden in de jaren ‘90 gepubliceerd. Inmiddels zijn duizenden duiken door duikers met suikerziekte gedocumenteerd. Deze onderbouwen de conclusie dat het mogelijk is om veilig met suikerziekte te duiken.

Belangrijk is een zorgvuldige selectie van duikers met suikerziekte, die veilig onder water kunnen als zij ervoor zorgen dat de regulering van hun bloedsuiker juist is afgestemd op het (aangepaste) duikplan. In samenwerking met artsen van de NVD, Nederlandse Vereniging voor Duikgeneeskunde (NVD), het duikmedische centrum (DMC) in Den Helder en de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV), is de verouderde NOB-richtlijn door de medische commissie van de NOB aangepast aan de meest recente internationale inzichten. Duiken is alleen weggelegd voor patiënten die hun bloedsuiker in het dagelijks leven en bij ‘bovenwatersport’ onder controle hebben. Bij de overstap naar de onderwaterwereld komen vervolgens specifieke aandachtspunten om de hoek. Een (aspirant) duiker met diabetes moet een duikerarts raadplegen die niet alleen de keuring doet maar vooral ook kan begeleiden bij het opstellen van een veilig duikplan. Dit duikplan begint soms al bij de insulinedosis op de avond voor de duik!

 

Alleen sportduikers

De nieuwe diabetesrichtlijn is alleen van toepassing op sportduikers. Voor beroepsduikers, divemasters en instructeurs met suikerziekte is deze richtlijn niet van toepassing. De criteria om als sportduiker met suikerziekte te mogen duiken zijn: 18 jaar of ouder; stabiel ingestelde behandeling; geen ernstige ontregelingen van de bloedsuiker in het afgelopen jaar; goed aanvoelen van dreigende hypo’s; HbA1c (de maat voor de hoogte van het bloedsuiker over langere termijn) goed geregeld en in ieder geval niet >75 mmol/mol (vroeger: <9%); geen bijkomende ziekte ten gevolge van diabetes (o.a. netvliesafwijkingen, zenuwschade of nierschade); geen vaatlijden of doorgemaakt hartinfarct. Suikerziekte is een stofwisselingsziekte waarbij de suikerwaarde in het bloed te hoog is. De oorzaak ligt bij een gebrekkige productie of verstoorde werking van het hormoon insuline. De hogere waarde in het bloed zorgt er voor dat de nieren suiker gaan uitplassen. De nieren zullen hierdoor ook meer urine gaan produceren waardoor bekende klachten als dorst en nachtelijke tripjes naar het toilet worden verklaard. De behandeling bestaat uit het kunstmatig toevoegen van insuline en/of het verhogen van de gevoeligheid voor insuline. Ondanks deze behandeling kan deze aandoening grote gevolgen hebben. Zoals aderverkalking van zowel de grote bloedvaten als de kleine microvaatjes. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de nieren of het netvlies beschadigd raken. Suikerziekte is een belangrijke  risicofactor voor allerlei andere hart -en vaatziekten. En als gevolg van de verminderde doorbloeding en het hoge glucosegehalte in het bloed verslechtert de genezing van wonden en kunnen deze chronisch worden.

 

Hypo

Het grootste acute gevaar voor een duikende diabeet bestaat uit een zogenaamde hypo. Bij deze ‘hypoglykemie’ is het bloedsuikergehalte te laag. Dat komt door een te krachtige werking van de bloedsuikerverlagende medicatie op dat moment, in verhouding tot de snelheid van verbruik van suiker door het lichaam. Het lichaam verbruikt bijvoorbeeld geweldig veel meer suiker bij inspanning maar (zeer belangrijk voor Nederlandse duikers) ook bij kou. Bij een hypo kan een patiënt bewusteloos raken — onder water is dat levensgevaarlijk.   Tegenovergesteld kan door een te hoge bloedsuiker de duiker met slecht ingestelde suikerziekte al enigszins uitgedroogd zijn voor de duik en daardoor een hoger risico lopen op decompressieziekte.

 

Blijvende schade

Op de langere termijn kunnen door de stikstofbelletjes de kostbare microvaatjes nog verder beschadigd raken. Dit zou bijvoorbeeld ook in de nier kunnen gebeuren waardoor er nierfunctiestoornissen ontstaan. Door de beschadiging van het eerder genoemde netvlies kan bij het geforceerd klaren (drukverhoging) een bloeding ontstaan in het netvlies. Met in het ergste geval blijvende schade aan het gezichtsvermogen. Ten slotte is er sprake van toegenomen aderverkalking. Hierdoor loopt een diabeet al een grotere kans op vaatziekte of een hartinfarct. Tijdens het duiken is de kans op een infarct nog groter omdat de drukverschillen een relatief grote belasting voor het hart zijn. Hierdoor wordt er meer van de hartspier gevraagd, in combinatie met aderverkalking kan dat problemen in de hand werken. Met inachtneming van de nieuwe richtlijn van de Medische Commissie kunnen sportduikers toch onderwater. Er zijn wel haken en ogen aan het duiken met suikerziekte, maar deze zijn niet altijd onoverkomelijk. Belangrijk is dat er een goed inzicht is én een goede begeleiding. Zo zal een duiker rondom een duik frequent zijn of haar bloedsuiker moeten meten. Omdat de bloedsuikerwaarde nogal kan variëren rondom een duik, moeten in het begin korte en gemakkelijke duiken gemaakt worden. De koude, eventuele stress en inspanning tijdens een duik zijn van invloed op het glucose gehalte waardoor er tijdens of na een duik behoorlijke schommelingen kunnen optreden.

 

Direct opstijgen

Ook krijgt een diabetesduiker het advies om niet dieper dan dertig meter te duiken en niet langer dan een uur. Verplichte decompressiestops en duiken met fysieke plafonds zijn niet aan te raden omdat een duiker in het geval van een hypo direct moet kunnen opstijgen. De buddy mag geen diabeet zijn en moet op de hoogte zijn van de suikerziekte van zijn of haar buddy. De buddy zal ook moeten weten hoe te handelen in het geval van een hypo. Om die reden is het ook niet verstandig om te duiken op ver afgelegen, geïsoleerde locaties waar hulp niet snel ter plaatse is. Mocht er tijdens een duik toch een dreigende hypo zijn dan kan de duiker deze aangeven met het L-teken, waarna het buddypaar direct aan de opstijging begint. Klachten van een hypo kunnen sterk lijken op klachten van decompressieziekte of een arteriële gasembolie. Bij twijfel dient contact te worden gezocht met een arts bij een hyperbare kamer.

 

Persoonsafhankelijk

De nieuwe richtlijn geeft ook advies voor de glucoseregulatie rond de duik. De adviezen zijn erg persoonsafhankelijk. Daarom is duiken met suikerziekte iets dat geleidelijk moet worden aangeleerd. Het is van belang met korte duikjes onder makkelijke omstandigheden te beginnen en met het veelvuldig meten van de bloedsuiker grip te krijgen op een goede instelling ervan. Soms is het nodig iets extra’s te eten voorafgaand aan een duik, of een beetje minder insuline te spuiten. Een duiker met diabetes zal merken dat een beetje extra inspanning bij een duik in water met stroming of een duik in kouder water veel effect heeft op de bloedsuiker. Veel mensen met suikerziekte worden zelf de beste expert in het begrijpen en beheersen van hun ziekte. Overigens kan in sommige gevallen van de algemene richtlijn worden afgeweken. Aangezien iedereen met diabetes  anders is, met een eigen behandeling, is het belangrijk dat een duiker met diabetes zich jaarlijks laat keuren door een duikerarts. Een lijst met deze artsen is te vinden op duikgeneeskunde.nl of op sportgeneeskunde.nl. Vraag wel vooraf of de arts bekend is met diabetes en bereid een sportduiker te begeleiden. De richtlijn staat ook op duikgeneeskunde.nl.

___________________________________________________

 

Suikerziekte komt steeds meer voor. Suikerziekte is een stofwisselingsziekte waarbij de suikerwaarde in het bloed te hoog is. Er zijn twee varianten van suikerziekte:

  • Type 1: Kleine gebiedjes op de alvleesklier (de eilandjes van Langerhans) produceren insuline. Insuline is als het ware een sleutel in het slot van een cel: het zorgt dat de deur van de cel gaat openstaan voor suiker (glucose). Als er te weinig insuline wordt gemaakt nemen de cellen dus niet genoeg glucose op, en zal de bloedglucose waarde te hoog zijn.
  • Type 2: Hierbij is er voldoende insuline in het lichaam aanwezig maar reageren de cellen er niet goed op. Er zijn dus voldoende sleutels aanwezig, maar de sloten in de deurtjes zijn stuk. Hierdoor komt er dus weer onvoldoende glucose in de cellen waardoor de bloedglucose waarde stijgt.