In 2005 plaatsten we voor het eerst wilgentakken op de bodem van de Westerschelde, om te kijken of ook hier sepia’s komen. Een paar dagen later hadden we al bezoek van een aantal sepiastelletjes. Het “Westerschelde Sepia Project” was geboren. Sindsdien hebben we gezocht naar de beste en ook meest kunstzinnige constructie om de sepia’s te lokken. Die constructie moest ook mooi zijn, want voor ons was een deel van de uitdaging om de zeekatten bij de tentjes te fotograferen. We hebben een aantal soorten wilgententen gebouwd. Tenten in de vorm van grote, hoge, losse takken, samengebonden takken, driehoekige en vierkante tenten en drijvende wereldbollen van gevlochten wilgentakken. Als de takken maanden onder water hebben gelegen, worden ze heel kleurrijk. Dan zijn ze begroeid met roze tubelaria. Dit had dan weer tot gevolg dat de tentjes het thuis werden van de ringsprietslak, krabben en zelfs zeepaardjes.
De bodem loopt
Uiteindelijk is een tent met een stevige driehoekige basis en rechtopstaande takken de favoriet geworden. Omdat de losse zandbodem in de Westerschelde “loopt”, is het niet zinvol de takken zomaar centimeters in de bodem te steken. De stroming in de Westerschelde verplaatst het zand. Zo kan het gebeuren dat een bult zand een week later is veranderd in een diepe put. De sterke stroming slijpt rond de takken geulen uit waardoor de tak zijn steun verliest en wegspoelt. Het basisframe van onze sepiatent bestaat daarom uit een wilgentak van vijf centimeter dik. Hierin boren we om de twintig centimeter gaten van twaalf millimeter. In deze gaten steken we de vingerdikke wilgentakken die we taps hebben gemaakt, zodat ze zich vastklemmen in het basisframe. De takken zijn een halve meter hoog. Hogere takken gaan door de stroming zo trillen dat ze uiteindelijk aan de voet afbreken. We kunnen de takken aan de top samenbinden zodat een tentje ontstaat. Deze constructie is zeker sterker, maar we vinden het minder mooi om te fotograferen.
De solitaire zeehond die woont op het zandbankje van Zoutelande heeft zijn eettentje weer gevonden.
De frames graven we diep in de bodem en worden met een steen verzwaard. Dit doen we op een moment waarop het rustig stroomt. Dat zorgt ervoor dat het opdwarrelde zand wordt weggevoerd en ons zicht niet wordt belemmerd. De positie op de bodem is zo gekozen dat op de achtergrond de volgende tent zichtbaar is. Daarbij hebben we er ook op gelet dat een duiker bij stromend water de tentjes niet met zijn zwemvliezen kan raken en beschadigen. Ze staan dus haaks op de stroming. De tentjes hebben we geplaatst op een diepte van vijf tot acht meter. In het algemeen geldt: hoe ondieper hoe meer zonlicht. Hier aan de kust en in de Westerschelde geldt bovendien: hoe ondieper, hoe meer stof de branding maakt. Door de tentjes op verschillende dieptes te plaatsen hebben we verschillende omstandigheden qua zicht. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om welk tentje de sepia’s kiezen, want ze klitten graag samen op een van de tentjes.
Single
Dit jaar hebben we ons sepiapark half mei geplaatst en vanaf die tijd zijn we het gaan monitoren. Al heel snel zagen we de eitjes van de pijlinktvis en niet veel later, zij het heel schuw, de eerste sepia’s. Grappig is dat het aantal sepia’s eerst moet groeien voordat ze zich echt niks meer aantrekken van duikers. Zodra er meer sepia’s zijn, blijven ze bij het tentje liggen en kun je ze goed benaderen. We zien het aantal groeien van een stelletje tot maximaal drie stelletjes en een klein mannetje zonder vrouwtje. Dat geeft een leuke strijd onder water, want hoe klein het sepiamannetje ook is, hij blijft proberen een vrouwtje te bemachtigen. Komt het single mannetje dichtbij een stelletje dan verschiet het verdedigende mannetje van kleur en de vorm van zijn ogen verandert. De kleuren worden diepbruin en helderwit. Dit is eigenlijk hét moment om foto’s te maken. We zien ook dat het mannetje van een koppel de indringer met zijn buitenste vlerk op afstand probeert te houden. We weten dan meteen van welke kant de indringer komt.
In juni zien we het aantal sepia’s afnemen. We zwemmen van tentje naar tentje, maar we vinden slechts twee koppels en dat ene single mannetje. De zoekslagen worden groter gemaakt en we doen ook de nabijgelegen wrakresten van een vliegtuig aan. Normaal zetten sepia’s ook eitjes af op de elektrische bedrading van het vliegtuig. Ook hier zien we geen sepia’s maar her en der wel wat kleine trossen eitjes. Een teleurstellend sepiajaar, zo gaat door ons hoofd. Een duik later treffen we nog maar een koppel aan en nog steeds dat eenzame radeloze mannetje. Neurotisch zwemt hij rondjes langs de tentjes: hij komt precies elke zeven minuten voorbij. Hij is net zo hard als wij op zoek naar sepia’s. In dit geval de vrouwtjes dan. In de avond weten we waarom de aantallen afnemen. De solitaire zeehond die woont op het zandbankje van Zoutelande heeft zijn eettentje vol “fruits de mer” weer gevonden. We zien hem aan de oppervlakte spelen met een sepia en aan de waterlijn vinden we de resten. Helaas heeft deze schranspartij zeven dagen geduurd.
Artikel gaat verder na foto’s
Wrakken
We zoeken niet alleen naar sepia’s op het Noordzeestrand voor Dishoek. We pakken de boot en varen naar de wrakjes in de buurt. De zeebodem hier voor de kust heeft een grote verscheidenheid aan begroeiing en hardheid. Er zijn delen die bestaan uit los zand of juist uit een harde grijze kleilaag. Op de bodem tussen de zandbanken (vaargeul de Deurloo) bestaat de bodem uit kokerwormen, zeer fijn zand en klei, alles bedekt met slibanemonen. Dichtbij een van de wrakken vinden we sepia eitjes die op kokerwormen zijn afgezet. Wat een geweldige ontdekking! Hier moeten we volgend jaar vroeger in het jaar naartoe om de sepia’s te zien. Dan moeten we wel de zeehond voor zijn, want het is in zijn leefgebied…
Het wrak op zeven meter diepte geeft nog meer geheimen prijs. Zo woont er al jaren een blauwe kreeft die niet te verlegen is om rondjes te lopen als wij er duiken. Het is een gewone kreeft die een mutatie heeft in de eiwithuishouding, heb ik me door biologe Sophie Neitzel laten vertellen. “Normale” kreeften hebben rood en blauw pigment. Deze mist dus het rood. Kook je deze kreeft dan wordt hij witgrijs, zegt Sophie. Als goed duikers nemen we de info voor kennisgeving aan en laten we de kreeft zijn rondjes lopen. Minder leuk is de aanwezigheid van visnetten. Ook nadat ze zijn losgerukt van de viskotters blijven de netten zinloos vissen. Het draad van het net is zo dik dat het lang zal duren voor we er met ons mes doorheen zijn. Daar komt nog eens bij dat ik aan het eind van mijn luchtvoorraad ben. Met de pest in mijn lijf verlaat ik na 118 minuten de duikstek.
Contrast
We sluiten het sepiaproject 2019 af met een teleurstellend aantal gespotte sepia’s. Hoewel we dit jaar een koppel meer hadden dan vorig jaar, staat het resultaat in schril contrast met 2010. Toen zagen we in een duik zo’n 25 sepia’s. Sindsdien is het aantal sterk afgenomen. Zonder op de stoel van een zeebioloog te gaan zitten; we zien in onze omgeving wel het een en ander veranderen dat ons aan het denken zet. Naar wat wij zien zou de stand van de sepia beïnvloed kunnen worden door:
- De grote hoeveelheden zeehonden. Het gaat goed met de zeehond. Er wordt door diverse opvangcentra goed voor ze gezorgd als het even wat minder met ze gaat. De populatie groeit enorm en al deze zeehonden moeten ook eten. Het mag voor zich spreken dat de zeehonden geen hekel hebben aan sepia’s. Sterker nog, ze staan hoog op de menukaart van de zeehond.
- De windparken op zee. Door het vele hard substraat ver op zee kan het zijn dat de de sepia daar blijft hangen en het niet meer nodig vindt de Zeeuwse delta in te zwemmen. De poten van de windmolens zijn begroeid met wieren, sponzen en kokerwormen. Aan de andere kant: het zware monotone geluid van de windturbines zou de sepia’s ook kunnen afschrikken. En het heien van de mast van de windturbine is onder water tientallen kilometers ver te horen.
- De beroepsvissers. Als gevolg van nieuwe wetgeving moeten de vissers de sepia’s die ze als bijvangst vangen nu aan land brengen in plaats van terug te gooien. Dit komt de stand niet ten goede. Zeker als ze gevangen worden voordat ze eieren hebben afgezet.
- Haaien en zeebaarzen. Voor de Zeeuwse kust worden tegenwoordig meer ruwe en gladde haaien gevangen. Ook met de zeebaars gaat het beter. Deze vissen zouden een bedreiging kunnen zijn voor de sepia. Niet zozeer voor de volwassen exemplaren, maar een jonkie gaat er zeker in.
Maar misschien is het wel een natuurlijke beweging waardoor de populatie sepia’s schommelt in aantallen. Hoever het aantal nog zou moeten dalen voor ze weer toenemen? Misschien heeft een marien bioloog er een goed antwoord op.
____________________________________________________________
Duiken in de Westerschelde
Duiken in de Westerschelde vereist, net als elders in stromend water, een goede voorbereiding. Deze zeearm wordt omsloten door hoge duinen en asfalt dijken. Vergeleken met de andere Zeeuwse wateren is de toegang moeilijk. De kentering rond springtij is kort. Het advies is dan ook om alleen bij doodtij in de Westerschelde te duiken. De tijd van te water gaan is ongeveer anderhalf uur voor de LW- en HW-kentering (Vlissingen). De kans op helder water is in het najaar het grootst. Neem je de moeite en heb je het geluk van helder water, dan heb je in de Westerschelde een indrukwekkende duik. Mogelijke duikplaatsen zijn: Duikstek 89 – Westkapelle strand (strand, LW duik, 3,5 meter diep. Zeer veel hard substraat achter de bunker). Duikstek 87 – Zoutelande (LW duik, snuffelen rond de stenen aan het eind van de paalhoofden). Duikstek 90 – Dishoek strand (LWduik, voor strandpaviljoen Kaapduin).