De gewapende kruiser Carl Friedrich is in 1902 gebouwd op de werf van Blohm & Voss in Hamburg. Het schip was 126 meter meter lang en uitgerust met een indrukwekkend arsenaal aan kanonnen en torpedobuizen. Met zijn drie motoren kon het schip een topsnelheid van 21 knopen halen. De Carl Friedrich was het tweede schip van de Prins Adalbert klasse en werd op 12 december in dienst gesteld bij de Keizerlijke Duitse marine. In de beginjaren, toen de spanning in Europa zich steeds verder opbouwde, deed ze ook dienst als torpedo training schip. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog was de SMS Carl Friedrich het vlaggenschip van admiraal Behring. Het schip werd nog snel verbouwd om watervliegtuigen te vervoeren. Het was het eerste schip van de Duitse marine dat dit kon.
Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914 stonden Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië tegenover de geallieerde strijdmacht, waaronder Rusland. De Russische vloot was vanaf het begin zeer actief in de Oostzee. Admiraal Behring kreeg de opdracht om de bewegingen van de Russische vloot in de gaten te houden. Voor deze opdracht was de Carl Friedrich vergezeld van enkele lichte kruisers en vier torpedobootjagers. De vlooteenheid bevond zich op dat moment in de haven van Danzig, maar kon door het aanhoudende slechte weer niet uitvaren.
Zware klap
Het slechte weer had de Russische vloot niet in de havens gehouden. Mijnenleggers hadden al verschillende mijnenvelden gelegd in het gebied waar de Carl Friedrich moest opereren. Op 17 november 1914 gaf admiraal Behring het bevel om uit te varen. Toen de kruiser zich op ongeveer dertig mijl van de havenstad Memel (nu Klaipéda) bevond, klonk er een zware explosie. De admiraal gaf onmiddellijk het bevel om alles in het werk te stellen om het schip te redden. Er werd op alle mogelijke manieren geprobeerd om het schip drijvende te houden maar uiteindelijk werden ook de laatste bemanningsleden en officieren van boord gehaald. Er waren maar acht doden te betreuren onder de meer dan vijfhonderd matrozen en officieren. De meesten werden aan boord genomen door de lichte kruiser Augsburg. Een tijdje later verdween SMS Carl Friedrich onder de golven en zonk naar de bodem. Het verlies van het prachtige oorlogsschip was een zware klap voor de Duitse marine.
Al in 2017 had ik mij voorgenomen om op het wrak van de SMS Carl Friedrich te duiken, maar door omstandigheden werd de trip steeds uitgesteld. In de zomer van 2018 was ik dan toch met mijn duikbuddy Karl van der Auwera onderweg naar de haven van Kiel in Duitsland. Daar scheepten we in op een ferry van DFDS die ons de volgende dag zou afleveren in de havenstad Klaipéda in Litouwen. Daar was het nog maar tien minuten rijden naar ons expeditieschip NZ55, eigendom van Linus Duoblys. Ons duikteam bestond uit vijf duikers uit drie verschillende landen. Mijn duikbuddy en ik zouden met een closed circuit rebreather duiken. Daarnaast waren er teamleden die met open circuit doken. De maximale diepte op het wrak bedroeg 82 meter. De watertemperatuur op diepte was maar drie graden. Het goede nieuws: de temperatuur op stopdiepte was vijftien graden.
Testduik
Het plan was om de volgende dag eerst een duik te maken op een ondieper wrak zodat we al ons materiaal konden testen. De weerberichten zagen er voor de volgende dagen goed uit. Best belangrijk, aangezien de Carl Friedrich zich op veertig mijl van de haven bevond. Voor onze testduik viel ons oog op het wrak van de SS Edith Bosselman. Dat lag op twee uur varen van de haven van Klaipéda. Het weer was zoals voorspeld rustig en er was amper een golfje te bespeuren op de zee. De Edith Bosselman was pas twee jaar eerder ontdekt op een diepte van 51 meter. Het is een vrachtschip dat was geladen met kolen. Op 9 december 1942 (een wereldoorlog later dus) is ze gezonken na een aanvaring met een mijn die daar was gelegd door de Russische duikboot L3. Toen ik met mijn buddy aan de duik begon, was het zicht de eerste vijftien meter niet zo goed. Eenmaal beneden op het wrak was het beter en konden we wel twaalf meter ver kijken. Met drie graden Celsius was het wel ijskoud. Het wrak zelf lag op de bakboordzijde en was gedeeltelijk bedekt met visnetten. Op de bodem was de voet van het kompas duidelijk herkenbaar. Na een korte verkenning van de ruimen zwommen we verder door naar het achterschip en zagen we ook de schroef en het roer. De duik op de Edith Bosselman was een goede opwarmer voor onze duik naar de SMS Carl Friedrich, die de volgende dag op het programma stond!
Toen we op 82 meter op de bodem belandden, konden we het wrak niet zien in het donker.
Na onze duik op het vrachtschip maakten we meteen de rebreathers gereed voor de volgende duik. Want duiken op de Carl Friedrich betekent vroeg vetrekken en laat weer thuis. De tocht met de boot naar het wrak duurde ongeveer vijf uur enkele reis. Met het duiken erbij geteld zouden we dus zeker dertien tot vijftien uur onderweg zijn. Door het mooie weer verliep de reis voorspoedig. Het duikplan was dat ik met Karl als eerste team te water zou gaan. We liepen nog een laatste keer ons materiaal na en sprongen in het water om de afdaling te beginnen. Op een diepte van vijftien meter begon ik de kou van het water al door mijn pak heen te voelen. Maar omdat het onze tweede duik was, waren we al een beetje aan de temperatuur gewend. Toen we op 82 meter op de bodem belandden, konden we het wrak niet zien in het donker… We zwommen een rondje om het wrak te zoeken want de afdaallijn kon er niet ver vandaan liggen. We waren ondertussen al zo’n tien minuten aan het rondzwemmen en besloten om op te stijgen. Ongeveer vijftien meter hoger zagen we plotseling het wrak en zwommen we over bakboordzijde naar het middenschip. Hier zagen we direct de grote kanonnen van de hoofdbewapening die naar buiten gedraaid stonden. Het was een prachtige aanblik in het licht van de filmlampen. Het wrak was bijna niet begroeid. Ook de paalworm kan in dit koude water niet leven en daarom zag al het hout op het dek er nog als nieuw uit. Het schip lag erbij alsof het zo van de werf kwam. Alle details zoals de scheepslampen waren duidelijk te zien en dat maakte het toch wel uniek voor een schip uit de eerste wereldoorlog. Een blik op de computers bracht ons weer in de tegenwoordige tijd. We hielden onze bodemtijd op een maximum van 25 minuten. Die waren nu om, zodat we aan onze opstijging begonnen.
Nul zicht
De twee volgende dagen doken we terug op het wrak waarbij de tweede duik de beste was. We zwommen resoluut naar de boeg omdat zich daar de bronzen plaat met een adelaar bevond. Onderweg naar de boeg filmden we de bolders, de vuldoppen voor de kolenbunkers en andere details, maar het aanschouwen van de prachtige bronzen adelaar op het schild was toch het hoogtepunt. Dit alleen al was de reis naar Litouwen meer dan waard! Tijdens de laatste duik wilden we ook het achterschip en de brug verkennen. Het zicht was stukken minder toen we beneden kwamen. De vele visnetten maakten de duik tot een hachelijke onderneming; steeds moesten we goed uitkijken en voorzichtig om het vistuig heen manoeuvreren. We waren weer bij de grote kanonnen aangeland. Enkele meters verderop konden we een van de kleinere kanonnen zien die zich in de zijkant van het schip bevonden, weggestopt in kazematten van pantserstaal. We zwommen in de richting van het achterschip. Maar al gauw werd duidelijk dat een groot deel van het wrak in de slikbodem was weggezakt. Bij de minste aanraking van de bodem ontstond ook een grote stofwolk die het zicht tot bijna nul terugbracht. We vonden wel nog een aantal granaten die over dit gedeelte van de bodem verspreid lagen. Van de schroeven of andere onderdelen was geen spoor te bekennen. Ook het deel van het wrak waar zich de brug moest bevinden, zat waarschijnlijk onder de sliblaag. Alhoewel de brug en achterschip niet meer te zien zijn, bleef er gelukkig genoeg over van het wrak om te verkennen. In de toekomst zouden lokale duikers een actie op touw zetten om de visnetten van de wrakken in Litouwen te verwijderen, zodat het duiken hier ook iets gemakkelijker en veiliger werd.
_____________________________________________
SMS Carl Friedrich
Type: gewapende Kruiser, Duitse Keizerlijke marine.
Bouwjaar: Blohm & Voss 1902.
Tonnage: 9000 ton.
Lengte en breedte: 130 meter x 21 meter.
Bemanning: 557 man.
Voorstuwing: twee schroeven.
Snelheid: 21 knopen.
Bewapening: vier 8.2 inch kanonnen, tien 6 inch kanonnen, torpedobuizen.