In het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan ligt Macronesië. (Niet verwarren met Micronesië: dat ligt in de Stille Oceaan). Deze eilandengroep begint in het noorden met de Azoren, dan komen Madeira, de Canarische eilanden en het meest zuidelijk liggen de Kaapverdische Eilanden. Deze eilanden zijn de toppen van een langgerekte reeks onderzeese vulkanen. Ze hebben nooit aan Europa of Afrika vastgezeten. Daarom leven hier planten en dieren die nergens anders voorkomen. De eilanden waren Portugees tot de onafhankelijkheid in 1975. Toen de Portugezen de eilandengroep in 1456 ontdekten, was het onbewoond en bedekt met groene bossen.
In 2015 was ik voor het eerst op Kaapverdië en ik werd meteen verliefd op de “groene eilanden”. Twee jaar later ben ik weer terug. Deze keer ga ik naar een ander eiland: São Antao, het op een na grootste en meest bergachtige van de Kaapverdische Eilanden. Het heeft de hoogste berg (een vulkaan dus) van bijna 2000 meter. Vanaf São Vicente (waar je op vliegt) zie je het liggen. Om de hoge bergen hangen meestal wolken die zorgen voor neerslag, dus vegetatie. Bijna alle groente en fruit voor de hele eilandengroep komt hiervandaan. Het eiland is met slechts twintig bij veertig kilometer een zandkorrel in de Atlantische Oceaan. Toch wonen er bijna 50.000 mensen. In Mindelo, de hoofdstad van São Vicente, neem ik de ferry. Het is een uurtje varen en ik kan haast niet wachten tot we aankomen in de haven van Porto Novo. Een schattig stadje aan het water met leuke gekleurde huizen. Maar… geen groen te zien! Wel zie ik Antonio Garcia, een van de eigenaren van de duikschool Dive-Tribe São Antao. Hij staat ons geduldig op te wachten in de middaghitte van de haven. In vijf minuten zijn we bij het hotel.
Open oceaan
De duikschool ligt in de tuin van het hotel, achter het zwembad. We spreken af dat we de iedere ochtend om half acht bij de duikschool zijn. Hier kleden we ons om en dan gaan met ons natpak half aan met de pick-uptruck naar de haven, waar de zodiac ligt te wachten. De duikflessen, drinkwater en de koekjes zijn al aan boord. We varen de haven uit naar het noorden. São Antao is het meest westelijke eiland, de volgende stop is Barbados. Ik ben toch een beetje bezorgd over golven en stroming – het is hier wel de open oceaan. Maar ik word al snel afgeleid door de prachtige rotskust. Het eiland is adembenemend mooi, overal vulkanische rotsen waar prachtig gekleurde lagen doorheen lopen. De rotspartijen strekken zich onder water verder uit, dat belooft wat voor het duiken! Na het ankeren helpt de zorgzame bemanning ons met omhangen. Ik laat me achterovervallen in water van een aangename 27 graden. Ik voel me meteen als een vis in het water en duik achter de groep aan, die al aan het zakken is. Het eerste wat ik zie is een kleine gestippelde murene, ik val er bijna bovenop. Gelukkig is het diertje niet bang en laat zich goed bekijken. Ik word geroepen voor een mooie langoest. Die is ook niet bang en laat zich aan alle kanten bewonderen. Er zijn grote scholen prachtige gekleurde vissen: groepen felrood gekleurde soldatenvissen met grijze vissen opvallende gele staarten (Guinean snappers).
Het uitzicht onder de laatste zonnestralen is adembenemend mooi.
Opnieuw wenkt onze gids en ik moet een stukje naar beneden. Op zo’n tien meter zit een hengelaarsvis tegen de rotsen geplakt, met zijn neus naar beneden. Na wat gespartel om in een goede positie te komen, kan ik eindelijk een foto maken. De eerste frogfish is binnen. Alsnog ga ik achter de scholen vissen aan. Ze gaan voor me opzij en als ik omkijk zie ik dat ze de formatie weer netjes sluiten. Onverstoorbaar doen ze precies wat ze zelf leuk vinden, daar hou ik nou van. Van al dat enthousiaste zwemmen ben ik al bijna door mijn lucht heen als we langs een rotsformatie komen die vol zit met vis. De wanden zijn helemaal bedekt met koraalpoliepen in knalgele en felrode kleuren. Achterin is een grote opening, een ideale plek om groothoekfoto’s te maken. Zodra ik boven water ben vraag ik of we nog een keer naar deze prachtige plek kunnen gaan. Wat blijkt: met deze duik heb ik al een van de eerste geheimen van São Antao ontdekt. Hoe de plek heet? Dat is “Secret”. Het is de eerste van heel veel mooie duikplaatsen. In de dagen die volgen duiken we ‘s ochtends meestal wat dieper en de tweede duik maken we bij een langzaam aflopend rif. Tussen de duiken door krijgen we water en koekjes. Beschermende zonnebrandcrème en iets voor op het hoofd zijn aanbevolen want de tropische zon staat zowat recht boven je. Hoofddeksels goed vastzetten, anders verdwijnen ze met de noordoostelijke passaatwind in zee.
Lievelingsvis
Door de geïsoleerde ligging zijn er veel soorten die uniek zijn voor de eilanden (dat noemen we “endemische” soorten). Het is een soort Galapagos in de Atlantische Oceaan. Vooral biologen kunnen hier hun hart ophalen. Het naslagwerk dat ik heb meegenomen beschrijft 300 soorten onderwaterdieren van Kaapverdië. Mijn lieveling is de keizersvis. Niet die van het Caraïbisch gebied, maar een geelgrijze versie, de Guinean keizersvis (Holacanthus africanus). Zoals de andere keizersvissen zwemmen ze vaak met z’n tweeën, maar ze zijn slim en schuw voor de camera. Alle rotswanden die in de schaduw liggen, zijn bedekt met aardbeikoraal. Deze rood en geel gekleurde steenkoralen zijn een lust voor het oog. Ik noem het altijd Tubastrea, maar ook dit is een aparte ondersoort die alleen voorkomt op de Kaapverdische Eilanden. De zwarte koralen zien er weer anders uit. Sommige zijn bruin van kleur en wollig, weer andere hebben lange sprietige tentakels en zijn bijna wit. Volgens Antonio zijn er vijf ondersoorten die alleen op Kaapverdië te vinden zijn. Er is ook een klein, knalgeel, endemisch gorgoontje. Tijdens een van de duiken kom ik ‘m tegen, heel erg geel: de Kaapverdië gorgoon (Leptogorgia capverdensis). En er zwemmen koppels lipvissen voorbij die er ook weer vreemdsoortig uitzien. Volgens het naslagwerk is het de Kaapverdische lipvis, Coris atlantica, ik had het kunnen weten! De kleine naaktslakjes die ik steeds zie noem ik Flabellina pedata. Maar ik word gecorrigeerd, het is een aparte ondersoort, de Flabellina arveleoi. Op de laatste duikdag wijst Antonio me een klein zeesterretje aan in de vorm van een kussentje, de Oreaster clavatus. Hij is helemaal in de wolken want ze hadden al lang naar het diertje gezocht!
Vandaag duiken we in een grot. Eigenlijk is het een tunnel, want aan het begin en het einde zijn twee grote openingen, dus ook licht. Het is twintig meter diep, voor mij een aangename diepte omdat de bodemtijd wat langer is en er op die diepte vaak veel vissen zijn. De bodem is zand. Voorzichtig, met onze vinnen omhoog, zwemmen we naar binnen. Het eerste wat ik zie zijn plantaardige groeisels. Dat kan natuurlijk geen plant zijn in een donkere grot. Bij navraag blijkt het een hydroïd te zijn. In de tunnelgrot schuilen veel scholen vis, waaronder de bekende gestreepte sergeant-majoors, een soort juffertjes. Maar deze zijn diepblauw van kleur, zou het komen omdat ze in het donker wonen? Ook hier zwemmen we weer langs grote takken zwart koraal. Ik zie dat het verschillende soorten zijn maar ik kan ze nog niet goed op naam brengen. De kleuren variëren van bruin tot bijna wit met lange pluimpjes, bijna als een hydroïd. Bij de uitgang wachten doktersvissen – ook een endemische soort – en de keizersvis ons op. De keizersvis zwemt altijd van je weg maar is toch prachtig om te zien! Ik probeer foto’s te maken bij de uitgang. Antonio doet dienst als model bij het prachtige steenkoraal op de rotsen. Hij doet zijn best, maar hij heeft een dubbelfunctie. Op de foto zie ik hem steeds overal naartoe kijken. Hij verliest niemand van de groep uit het oog. Ik denk dat ik een echt model nodig heb?
Groene kant
Antonio had al verteld dat de eilanden vroeger groen waren en met weelderige planten en bossen waren bedekt. Door de houtkap voor houtvuur om op te koken, reparatie van boten en de landbouw zijn er veel bomen verdwenen. En samen met de bomen ook de vruchtbare grond. Ook al regent het hier weinig, de dunne bovenlaag van vruchtbare grond is op veel plaatsen in de zee gespoeld. Maar de noordoostkant van São Antao ligt precies op de wind. De passaat brengt hier een regelmatige stroom van vochtige zeelucht naar het eiland. Door de bergen wordt die lucht omhooggeduwd en koelt af. Zo ontstaan mist en regen die weer een prachtige begroeiing mogelijk maken. Tijdens een wat winderige middag neemt Antonio me mee om de prachtige groene kant van zijn eiland te laten zien. We rijden langs de kust naar het noorden, waar we met de boot ook steeds komen. We rijden door een lange tunnel. Aan het eind wacht een groene verassing: in een klap zijn we van de kale bergen in het groen, in een landschap dat doet denken aan de smalle rijstterrassen van Bali! Hier liggen pittoreske vissersdorpjes langs de kust. De zee is woest en ruw. “Mr. A.” wil eigenlijk niet dat ik daar foto’s van maak. Hij geeft de voorkeur aan een rustig zeetje voor de foto. Maar ik vind het juist mooi, zo’n woeste kust. Wij gaan in Scheveningen toch ook naar het strand tijdens een storm, dat is toch prachtig? Intussen slaat Antonio ergens linksaf, een weg de bergen in. Hij wil niet zeggen waar we heen gaan en ik dring niet aan. Het is natuurlijk weer een van zijn geheimen… Hij stopt op een plaats waar nog oorspronkelijke huisjes staan zoals ze vroeger werden gebouwd. Kleine witte huisjes, een beetje afgeronde vorm met een dak van samengeperste bladeren dat lijkt op riet. Terwijl ik foto’s maak, zie ik twee hele mooie creoolse dames. Ze staan langs de kant van de weg te giechelen en te wijzen. Er staat iemand aan de overkant aan een boom te schudden. Ik zie niemand, maar de hele boom beweegt. Ik vraag in m’n beste Spaans wat er gebeurt en hoor dat ze mango’s rapen. Ik spreek geen Portugees en versta het ook haast niet. Gelukkig begrijpen ze mij wel met m’n Spaans. Ineens is het laat geworden en moeten we terug. De zon is al aan het zakken en schijnt nog net op de toppen van de bergen. Het uitzicht onder de laatste zonnestralen is adembenemend mooi.
Als ik het landschap bekijk, overweeg ik heel even mijn duikspullen in de wilgen te hangen en “hiker” te worden. Door de ruige gekartelde bergruggen, de weelderige natuur en verborgen valleien is São Antao beroemd en bewonderd als wandel- en hikebesteming. Over slingerweggetjes, paden en bergpassen kun je tochten maken van gemakkelijk tot zwaar. Een duikvakantie op São Antao is goed te combineren met een paar dagen wandelen in de omgeving van Pedracin Village, een accommodatie hoog in de bergen. En dan hiken over haast onbetreden paden.
Dikke dame
Een van de laatste duiken maken we op een uitloper van vulkanisch gesteente die onder water doorgaat. Deze grillig gevormde rotsen zijn voor de onderwaterdieren een eldorado van schuilplaatsen, overdekt met begroeiing en voedsel dat overal rondzwemt. Onder haast iedere overhang liggen stekelroggen te rusten in het zand. Antonio wijst in de verte. Ik zie niks, o ja toch, een schildpadje. Met een grote boog zwem ik erheen. Voor een mooie foto wil ik bij de kop uitkomen. Onverstoord laat het schildpadje links, midden en rechts portretfoto’s maken. Dan gaat het haar (ze heeft een klein staartje) vervelen en op het gemak zwemt ze weg. Recht op de andere duikers af. Net als ik denk dat ik alles heb gezien wijst Antonio in de opening van een grot. Voorzichtig kijk ik naar binnen en kijk recht in de kleine oogjes van een enorme verpleegsterhaai. Dat is even slikken. Zo’n grote dikke dame heb ik nog nooit gezien! De rode soldatenvissen hangen boven haar kop, wat een schouwspel. Antonio weet dit natuurlijk allang maar hij heeft niets gezegd; hij houdt ervan om mensen te verrassen. Langzaam kruip ik weer uit de grot, waarbij hij zachtjes aan mijn been trekt en zorgt dat ik ongedeerd langs de uitstekende rotspunten weer in het vrije water kom. Het is een groot avontuur om met Antonio en zijn Dive-Tribe een voor een de geheimen van São Antao te ontrafelen; het laatste onontdekte en onbedorven stukje land.
Voorzichtig kijk ik naar binnen en kijk recht in de kleine oogjes van een enorme verpleegsterhaai.
___________________________________________
Kaapverdië praktisch
DE KAAPVERDISCHE EILANDEN zijn een eilandengroep in de Atlantische Oceaan. De zeventien eilanden liggen ter hoogte van de Groene Kaap (vandaar de naam Kaapverdië), de meest westelijke punt van het Afrikaanse vasteland. Er wonen ongeveer 500.000 mensen op de Kaapverdische Eilanden. São Antao maakt deel uit van de noordelijke eilandengroep. Wij verbleven in het Santantao Art Resort in de stad Porto Novo. Dit hotel ligt aan het strand, met een straat ertussen. We doken bij Dive-Tribe São Antao.
REIS: De vliegduur van Amsterdam naar São Vicente bedraagt 6,5 uur (rechtstreekse vlucht met Tuifly). Op de terugreis is er een tussenstop in Sal. Vanaf São Vicente gaat bijna ieder uur een ferry.
BESTE REISTIJD: Van oktober tot en met half december en van april tot en met juni. Het (nog steeds relatief droge) regenseizoen is van juli tot en met september. De temperatuur van het zeewater varieert van 24 graden tot 28 graden.
VACCINATIES: Hepatitis A en DTP. In delen van Kaapverdië komen knokkelkoorts en malaria voor, bescherm jezelf tegen muggenbeten. Zie www.ggdreisvaccinaties.nl
ELEKTRICITEIT: 220 Volt. Geen adapters nodig. Gratis wifi in de meeste hotels.
VALUTA: Kaapverdische Escudo (CVE). Deze is gekoppeld aan de euro (1 euro = 110 escudo). Euro wordt geaccepteerd, meestal tegen een slechtere koers (1 euro op 100 CVE). Er zijn overal geldautomaten die creditcards en bankpassen accepteren, maar dan krijg je escudo’s. In de hotels kun je met pinpas en creditcards betalen.
TAAL: Portugees, Kaapverdisch Creools en Engels.
SOORT DUIKEN: Bootduiken met een diepte van 6 tot 35 meter. Driftduiken.
PASPOORT en VISA: paspoort en visum nodig.
Deze reis kwam tot stand in samenwerking met Eigen Wijze Duikreizen.
Informatie:
www.facebook.com/divetribecaboverde
www.ewdr.com/santantao-art-resort