Het zeepaardje is een geliefde vissoort. Dat verbaast mij niets: het is zo’n klein en parmantig diertje. Het lijkt zo kwetsbaar maar de soort doet het goed. Bijna ieder huisrif heeft wel z’n eigen zeepaardjes. Zeepaardjes hebben een harde buitenkant waardoor ze ongeschikt zijn als voedsel. Als enige vissoort kan het zijn kopje op en neer bewegen, het is net alsof ze je aankijken? En dan dat koddige staartje waarmee ze zich vasthouden! Er zijn heel veel verschillende soorten, modellen, kleuren en afmetingen van zeepaardjes en dan heb ik het nog niet eens over het feit dat ze een broedbuidel hebben waarin ze de bevruchte eitjes bewaren tot er kleine levende zeepaardjes uitkomen. Om het nog gekker te maken, de mannetjes doen de broedzorg tot en met de barensweeën. Hoe vertederend kun je zijn?
Medicinale werking
Zeepaardjes horen tot de familie van de zeenaalden, de Syngnathidae. De kaken zitten vast, zodat ze hun bek niet kunnen opendoen. Met de lange snuit kunnen ze alleen diertjes opzuigen. Alle verwanten van het zeepaard hebben vastgegroeide kaken en kunnen niet kauwen. De wetenschappelijke naam van de zeepaarden is Hippocampinae. Daar vallen alle zeepaarden inclusief de pygmee zeepaardjes onder. Ze hebben allemaal een grijpstaart en de beroemde broedbuidel. Vaak blijven paartjes bij elkaar en ook als het mannetje zwanger is, blijft het vrouwtje in de buurt. In de Oosterschelde kunnen we dit goed waarnemen. Bijna iedere zomer worden we verwend met een of meer zeepaardjes. Er zijn er natuurlijk veel meer, maar ze verstoppen zich graag en hun camouflage helpt daarbij. Zie ze maar eens te vinden! Ook als je weet waar je moet zoeken is het nog een hele klus. De mens is de grootste vijand van de zeepaardjes. Met onze flauwekul dat het gedroogde diertje een medicinale werking zou hebben, is de beer los. Overal in de wereld worden ze gevangen en gedroogd. Soms worden ze voor 100 dollar per ons verkocht. Van deze onkunde en goedgelovigheid word ik helemaal moedeloos, tegen stupide gedrag is niet te vechten…
Zeepaardjes zijn als regel klein maar de pygmee zeepaardjes zijn het allerkleinst; niet groter dan twee centimeter. Verstopt in een gorgoon zijn ze zonder de hulp van een gids haast niet te vinden. De meest bekende is de Hippocampus bargibanti. De bargibanti neemt de kleur en vorm aan van het koraal waar ze in wonen. Gaan ze naar een gele gorgoon, dan veranderen ze in een paar minuten van kleur. Ze leven graag in een speciale gorgoon, Muricella, en die zit vaak onder de twintig meter. Dus de meeste pygmee’s zitten diep. De Hippocampus denise is zo mogelijk nog kleiner, zo’n veertien millimeter. Het is een dun en kaal diertje dat wel de kleur en de textuur aanneemt van zijn “huisgorgoon”. De denise is niet gehecht aan een bepaalde koraalsoort en is dan ook ondieper te vinden. Op Noord-Bali vond de gids er een en hoewel ik wist dat het een bijzonder diertje was, vond ik het maar een lelijk dingetje. Met een verfrommeld snuitje en grote ogen wint het vast geen schoonheidsprijs. Als het zo klein is en dan ook nog hoogzwanger, wordt het net een knikkertje met een kopje en een klein muizenstaartje.
Hofmakerij
Zeenaalden kom je overal tegen. Ze hebben een lang en dun lichaam. Met hun kleine vinnetjes kunnen ze toch goed zwemmen en aan de staart zit een kleine, ronde vin die bij de tropische soorten vaak opvallend is gekleurd. De zeenaalden hebben geen broedbuidel. De mannetjes bewaren de eieren onder hun buik. De meest primitieve soort, de adderzeenaald, plakt de eieren vast, zonder enige bescherming. Bij de andere zeenaalden groeit een stukje huid over de eitjes dat bescherming biedt tegen het zoute zeewater. Ook de zeenaalden vormen paartjes en doen uitgebreid aan hofmakerij. Behalve onze drie Zeeuwse zeenaalden (de grote, de kleine en de adderzeenaald), zijn er over de hele wereld heel veel verschillende soorten. De helft van mijn zeepaardenboek is ermee gevuld. De meeste soorten tropische zeenaalden lijken erg op elkaar. Een uitzondering zijn de geringde zeenaalden die in de tropen leven. Ondanks hun opvallend gekleurde banden zijn ze toch moeilijk te vinden. Vaak schuilen ze tussen de zee-egels op een diepte van tien meter. Bij de mannetjes zijn de eitjes knalrood. Na een paar weken worden de jongen losgelaten in het open water en daarmee is de broedzorg opgehouden!
Trompetvissen zijn uitstekende jagers. Ze kunnen onopvallend naderen en dan snel een uitval doen!
Nog een bijzondere zeenaald is de zwamkoraal-zeenaald. Natuurlijk weer een lang en dun lichaam, bijna helemaal wit, maar deze woont exclusief in “mushroom coral”. De dunne lijfjes passen in de groeven van het koraal dat overdag meestal niet uitstaat. Ze wonen daar met de hele familie van verschillende generaties. Het koraal, een losliggende schijf, komt voor in lagunes op plekken waar veel water langs stroomt met het in- en uitgaande getij. Dat voert plankton aan waar beide dieren voordeel van hebben.
Over de top
De spookfluitvis (Solenosstomisae) is een prachtig visje en een geliefd foto-object. Het heeft een lang en dun lijfje en enorme vinnen. Vooral de buikvinnen zijn bijzonder. De vrouwtjes bewaren daar hun eieren in. Vaak leven spookfluitvissen in paartjes of in kleine groepjes bij elkaar. Ze eten kleine garnaaltjes en worden tot elf centimeter groot. Ze zijn te vinden vanaf het ondiepe water tot aan 35 meter diepte. Er zijn een paar verschillende soorten die je moeilijk uit elkaar kunt houden. De ornaat spookfluitvis is misschien wel de mooiste. “Ornate” is Engels voor overladen, “over the top” wellicht? Ze komen voor in allerlei kleuren van zwart, rood, geel, roze en doorzichtig. Sommige zijn gestippeld, maar er zijn ook gestreepte varianten. Ik weet zeker dat ze net als de zeepaardjes van kleur kunnen wisselen: een zwarte spookfluitvis bij een zwarte haarster en een gele bij een gele gorgoon. Maar ook de “roughsnout” en de “robust” zijn erg mooi. De “delicate” heeft een doorzichtig lijfje. Die kan soms mooi zijn. Maar vaak zijn de vinnen kleiner en wat gerafeld, alsof ze te lang in de wasmachine hebben gezeten…
De trompetvis is een hele bekende soort, makkelijk te herkennen en komt in alle warme zeeën voor. Er zijn maar drie soorten en die zijn geografisch bepaald. De Pacific trompetvis is over een enorm gebied te vinden. Ze zijn erg variabel van kleur en ze kunnen ook van kleur veranderen. Meestal leven ze solitair. De Zuid-Atlantische soort heb ik gezien bij de Kaapverdische en Canarische eilanden. Daar zijn er erg veel, het lijkt wel onkruid! Je ziet ze hier ook in groepen, gezellig bij elkaar. Ik kon goed zien dat ze ineens van kleur veranderden. En dan zo vlak langs mij zwemmen, zo van kijk eens hoe mooi ik ben? De goudgele variant heeft mijn voorkeur. De West-Atlantische trompetvis tot slot, leeft in het Caraïbisch gebied. Ze houden van verschillende soorten riffen en leven meestal solitair, niet dieper dan 25 meter. Alle trompetvissen zijn uitstekende jagers. Ze hebben een voorkeur voor kleine visjes en omdat ze meezwemmen met andere (niet-roof)vissen, kunnen ze onopvallend naderen en dan snel een uitval doen!
Babyblauw
Met een klein, heel mooi visje ga ik deze reeks beëindigen. De drakenvis komt overal voor, maar niemand ziet ze! De volwassen diertjes zitten altijd op het zand of in het zeegras waar ze zich prachtig in kunnen verbergen. Met hun lengte van veertien centimeter vallen ze nauwelijks op. Vaak zijn ze met z’n tweeën, als paartje. Bij de paring (in het voorjaar) zwemmen ze omhoog, bij voorkeur tijdens de avondschemering. Dit doen ze speciaal bij volle maan en springtij. Dit om hun nakomelingen een goede kans te geven om zich als soort te verspreiden. Ze kunnen snel wegzwemmen, maar ze lopen ook graag op hun vinnen. Hun lichaam is beschermd met beenplaten en ringen, net als de zeepaardjes. Als ze de vinnen uitspreiden, zijn ze mooi gekleurd met vaak een hint van babyblauw. Ze leven van kleine kreeftjes en andere ongewervelde diertjes. En die rare snuit? Die hebben ze afgekeken van de zeepaardjes.
Literatuur: Seahorses and their Relatives van Rudie H. Kuiter