Leestijd: 4 minuten

De snapper is een bekende verschijning op tropische koraalriffen. Als je al een keer in warm water gedoken hebt, heb je ze vast en zeker gezien. Het zijn snelle vissen met een lengte die varieert van 20 tot 120. Ze komen voor op grote diepte, in ondiep water en zelfs in brak water. Er zijn wel 250 verschillende soorten van deze felle jagers.

Bij het horen van het woord ‘snappen’ denk je meteen aan een snelle beweging. Zo is het synoniem met ‘happen’, een toeslaande actie om iets buit te maken. Minder positief is het in de betekenis van iemand betrappen op een onwettige daad en deze persoon aan te houden. Ten slotte heeft het ook een mentale betekenis: ik snap/begrijp het niet. In de Engelse taal is het aantal varianten nog veel omvangrijker, vaak met een negatieve betekenis.

 

In zowel het Nederlands als het Engels komt het woord ‘snapper’ voor en is dan onder andere van toepassing op een vissoort: ‘naam van geslacht van koraalvissen/Lutianus (Van Dale). Omdat ‘snappen’ synoniem is met ‘bijten’, kan deze betekenis tevens verwijzen naar de bekbewegingen van de vissoorten die zijn ondergebracht in de familie Lutianidae. Van deze vissen, die op zaagbaarzen lijken, zijn ongeveer 20 geslachten met meer dan 250 soorten bekend.

 

Giftig

Snappers zijn echte scholenvissen, hoewel sommige soorten ook solitair voorkomen. Ze worden zowel in kleine groepjes als in enorme scholen aangetroffen. Een aantal soorten is voor consumptie geschikt. Sommige zouden echter ciguatoxisch zijn, dat wil zeggen een beetje giftig, waardoor ze problemen kunnen veroorzaken als je ze eet. Dit komt omdat ze als predatoren vissen eten die van algen leven waarin giftige eencellige dinoflagellaten zijn opgeslagen – een aardig voorbeeld van een stukje van de voedselketen. Het verspreidingsgebied van deze vissen is groot. Ze houden zich op bij koraalriffen, hoofdzakelijk in de omgeving van de kust. Vele andere soorten, vooral de roodgekleurde, worden aangetroffen op diepten van 100 tot 300 meter. Er zijn zelfs enkele soorten die doordringen tot in de mondingen van rivieren, waar het water brak is. Snappers schuilen graag op beschutte plaatsen zoals onder koraalblokken, overhangende rotsen en in wrakken.

 

Het lichaam van de snapper lijkt op dat van een baars. De vis heeft een flinke bek met kleine tanden, die in rijen op de kaken zijn gerangschikt. De buitenste tanden zijn dikwijls wat groter, waardoor ze af en toe op hoektanden lijken. Veel snappers hebben een prachtige rode of gele kleur met een mooie tekening, die vaak uit zij- of dwarsstrepen bestaat. Snappers hebben vaak een enigszins hoge rug. De rugvin is doorlopend en de staartvin is meestal licht ingekeept. De lengte van snappers is variabel. Enkele soorten worden meer dan een meter, maar een lengte van twintig centimeter komt ook voor.

 

Carnivoren

Snappers zijn carnivoren. Hun voedsel bestaat uit vissen, schaaldieren maar ook inktvissen. Er is ook een aantal soorten die plankton eten. Ze zijn vaak ’s nachts actief en gaan pas bij het invallen van de avond op jacht. Over de voortplanting is weinig bekend. Van een enkele soort weet men dat de balts tijdens de schemering plaatsvindt. Zoals bij vele andere vissoorten zwemt het vrouwtje op aandringen van het mannetje naar de oppervlakte. Daar stoot zij haar eitjes en het mannetje zijn zaadcellen uit, waarna de bevruchting plaatsvindt. De eitjes worden door de stroming naar open water afgevoerd, waar later ook de larven tot ontwikkeling komen.

 

Een bekende snappersoort is de keizersnapper (Lutianus sebae). Deze soort, die zowel in de Rode Zee als de Indische Oceaan voorkomt, kan wel tachtig centimeter groot worden. Je komt hem tegen in zandige lagunen en de omgeving van riffen op diepten die variëren van tien tot honderd meter. De volwassen dieren zijn mooi van kleur en hebben drie bruinrode dwarsstrepen die doorlopen tot op de vinnen, en over de ogen tot aan de bek. De jonge keizersnappers houden zich op in ondiep water en tussen mangroven, waarbij ze zich vaak schuil houden tussen de stekels van zee-egels. De grootte van de soorten snappers varieert. Zo bereikt de kopersnapper (Lutianus rivulatus) een lengte van 1.20 meter, terwijl de tweevleksnapper (Lutianus biguttatus) een lengte van slechts 20 centimeter haalt.

 

Valse snappers

De familie van de pseudosnappers (Nemipterae) die ook wel ‘valse snappers’ worden genoemd, bestaat uit 39 soorten. Zoals de naam al aangeeft lijken deze vissen sterk op de ‘echte’ snappers. Waar de echte snappers in het algemeen zeer fraai van kleur en tekening zijn, hebben de pseudosnappers echter een vrij monotone kleur die naar het groenachtige neigt. Ze zijn ook veel kleiner. De grootste exemplaren bereiken een lengte van hoogstens dertig centimeter. Een kenmerk van deze soorten is de zogenaamde ‘proterogyne geslachtsverandering’, wat betekent dat ze aanvankelijk vrouwtje zijn en later in een mannetje veranderen.

 

Behalve hun geringere lengte hebben pseudosnappers een tamelijk kleine kop. Hun ogen zijn groot en de bek is klein. Anders dan de snappers zijn het geen echte scholenvissen. Ze houden zich vaak solitair of in kleine groepjes op. Het zijn ook geen zwemmers. Ze verplaatsen zich traag en blijven vaak onbeweeglijk zwevend hangen tussen losse stenen of rotsen, dikwijls dicht boven de zandbodem die ze afspeuren naar voedsel. Vanwege de kleine bek bestaat dit hoofdzakelijk uit kleine visjes, schaaldieren, borstelwormen en inktvisjes. Pseudosnappers worden veel gegeten, met name in Oost-Aziatische landen als de Filipijnen, waar er met trawlers op wordt gevist.

 

Geweerschutter

De fuseliervissen (Caesionidae) is een kleine familie die slechts zo’n 20 soorten omvat. Ze zijn sterk verwant aan de snappers en echte scholenvissen: vaak vormen ze enorme scholen. De familienaam Caesionidae (Lat. caesius/grijsblauw-grijs) verwijst naar de kleur van deze vissen, waarvan de meeste soorten een overwegend blauwachtige tint hebben. De naam ‘fuseliervissen’ (geweerschutter) kan een verwijzing zijn naar het zwemgedrag van deze soorten, die in het open water onvermoeibaar op jacht zijn naar plankton. Hun langwerpige bouw komt daarbij goed van pas. Tijdens het verplaatsen over de riffen zoeken ze vaak poetsstations op. Omdat zo’n station slechts een beperkt aantal exemplaren kan verwerken, moeten de individuen van de school op hun beurt wachten totdat elk exemplaar van parasieten is ontdaan. Omdat fuseliervissen dagdieren zijn trekken ze zich bij het vallen van de avond terug in spleten en holen, waar ze redelijk zijn beschermd tegen rovers. Evenals de pseudosnappers zijn ook fuseliervissen proterogyn (tweeslachtig): de jonge vrouwtjes veranderen ook hier later in mannetjes.

 

Ook duikers doen aan ‘snappen’. Dit gaat vooral op voor de onderwaterfotografen onder hen. Zij verrichten uitstekend werk, want vele niet-duikers snappen niet wat die duikers nu eigenlijk in dat natte element zoeken. Maar vele snapshots van al het moois dat de onderwaterwereld heeft te bieden, zullen hen al snel op andere gedachten brengen!