Soms moet je een beetje geluk hebben. Omdat er een wind kracht 6 uit het zuidwesten stond en de Zoetersbout, waar we oorspronkelijk wilden duiken, nogal troebel oogde, besloten we naar het Grevelingenmeer te gaan. Ik wilde daar onder andere de pluimworm zoeken. Zouden die zich, nadat ze in september 2016 door zuurstofgebrek allemaal waren afgestorven, opnieuw hebben gevestigd? De wormen vond ik niet, maar in plaats daarvan wel een klein krabbetje dat ik herkende van foto’s en meldingen als zeldzame strandvondst. Door voor een andere duikplaats te kiezen vond ik op 20 maart al duikend bij Den Osse Nieuwe Kerkweg op een diepte van 13 meter een gladde kiezelkrab, Ebalia tumefacta. Voor zover bekend is deze krabbensoort niet eerder inheems in ons kustgebied aangetroffen.
Bochels
De gladde kiezelkrab is een kleine krabbensoort: 10 millimeter is de maximale grootte van een mannetje (gemeten over de breedte van het rugschild). Het mannetje dat ik vond was een fractie kleiner. Het vrouwtje kan een paar millimeter groter worden (dit in tegenstelling tot de meeste andere krabbensoorten, waar de vrouwtjes kleiner zijn). Zo op het eerste gezicht lijkt het krabbetje ruitvormig. Als je beter kijkt is het rugschild meer achthoekig. Waar het vrouwtje vrij glad oogt – vandaar ‘gladde’ in de naam – is het oppervlak van het mannetje korrelig. Het rugschild is opmerkelijk gebocheld. De quasimodo kiezelkrab zou als Nederlandse naam niet misstaan (google maar eens op quasimodo), maar dat geldt eigenlijk voor veel soorten kiezelkrabben. De plaats en de vorm van de bochels zijn kenmerken waaraan je de soort kunt herkennen, net als het feit dat het rugschild bij de gladde kiezelkrab iets breder dan lang is in vergelijking met de twee andere soorten kiezelkrabben die uit het Noordzeegebied bekend zijn.
In het boek ‘De Krabben van Nederland en België’ van Hans Adema (1991) wordt de kleur omschreven als ‘roodachtig, vlees- of crèmekleurig, met rode vlekken; soms is het rugschild geheel gemarmerd’. Opmerkelijk zijn de zwarte vlekjes op het gevonden exemplaar, met name rondom de ‘kop’ en op de kaakpoten. Die doen sterk denken aan de vlekjes waarmee de zuiderzeekrab, Rhithropanopeus harrisii is bezaaid. In het al genoemde boek wordt daarover geschreven dat de vlekjes worden gevormd door eencellige algen.
Schelpgruis
Ik vond het krabbetje overdag zittend op de bodem op een diepte van 13 meter. In de literatuur wordt gemeld dat hij leeft op harde bodems met stenen, schelpgruis, kiezel, grof zand en in mindere mate op fijner zand, modder en klei. In dit geval was er eerder sprake van een slibbodem en al helemaal geen schelpgruis dat uit grovere stukjes bestaat. Dat was maar goed ook, want dan had ik hem door zijn beperkte afmetingen, vorm en kleur – als een kiezeltje – waarschijnlijk niet gevonden. Wat betreft de diepte leeft de soort van de getijdenzone tot een diepte van 155 meter. In de zuidelijke Noordzee komt de kiezelkrab voor op diepten van 20 tot 40 meter.
Er blijkt weinig bekend over het gedrag van kiezelkrabben. In de literatuur wordt vermeld dat het om een nachtdier gaat. Gezien het formaat en daarmee hun kwetsbaarheid, ligt een nachtelijk leven ook voor de hand. Opmerkelijk is dat het krabbetje zich niet had ingegraven, ook al doken we overdag (tijdstip vondst rond 14:00 uur). Daarbij was hij niet schuchter. Ondanks al het licht dat op hem was gericht, bleef hij rustig zitten. Marien bioloog Marco Faasse liet weten dat hij duikend in Schotland een gladde kiezelkrab had gevonden: ook overdag en op een soortgelijke bodem. Er is de suggestie gedaan dat het krabbetje mogelijk vanwege zuurstofgebrek bovenop de bodem is gaan zitten. Wat de reden ook was dat hij zich onbeschermd op de bodem bevond, het kon haast niet vanwege zuurstofgebrek zijn: het water was 8º (koud water is zuurstofrijker), er was op dat moment nog geen spronglaag (zie verderop) en er was nog geen ‘schimmel’ (Beggiatoa-zwavelbacteriën) op de bodem te zien.
Voedsel
Op de plaats waar het krabbetje zich bevond, zag ik veel buizen van wormen. Met name van slikkokerwormen oftewel tweedraadkokerwormen (Polydora-soorten). Zeer waarschijnlijk staan die hier op zijn menu. Bij het fotograferen van het krabbetje in een glazen bakje heb ik hem zoetwaterwormpjes voorgezet. In eerste instantie had hij geen interesse, maar na een paar minuten begon hij daar toch van te eten. In de bodem van het Grevelingenmeer gaan ook kleine tweekleppige schelpen schuil, zoals de glanzende dunschaal, Abra nitida. Die zijn daar regelmatig leeg, met de schelpjes nog aan elkaar, op de bodem te vinden. Het is aannemelijk dat het krabbetje ook leeft van die schelpen. In gevangenschap at hij inmiddels ook van stukjes mossel.
Gladde kiezelkrabben zijn voor zover bekend tot nu toe niet door duikers in onze kustwateren gevonden. Wel is de soort bekend uit dieper water in de Noordzee. Daar is hij aangetroffen tijdens vangtochten voor wetenschappelijk onderzoek en als bijvangst van de visserij. Daarnaast is het krabbetje bekend uit aanspoelsel aan de Noordzeekust. De soort komt voor van zuid-Noorwegen tot noordwest-Afrika en in de Egeïsche Zee, maar niet in de rest van de Middellandse Zee. In het boek van Adema wordt gemeld dat bij onderzoek door het NIOZ (Nederlands Instituut voor het Onderzoek der Zee) tussen 1972 en 1976 de soort algemeen werd aangetroffen in de zuidelijke Noordzee. Van Marco Faasse vernam ik dat de gladde kiezelkrab ook in 2016 bij vangtochten in de Noordzee is gevonden. Bij visserij wordt het diertje zelden gevangen vanwege de relatief grote mazen in de netten. Aangespoeld is het krabbetje zeldzaam. In het Centraal Systeem van de Strandwerkgemeenschap – hier worden net als bij Stichting Anemoon vondsten gemeld en geregistreerd – zijn 23 exemplaren gemeld, waarvan 19 (!) exemplaren in 1953, het jaar van de watersnoodramp. Bij Stichting Anemoon is één melding gedaan. Alle meldingen zijn van de Noordzeekust van Scheveningen tot Texel.
Zuurstofloos
Het is bij zulke kleine aantallen vondsten al erg bijzonder om tijdens een duik een kiezelkrab te vinden. Het Grevelingenmeer als vindplaats is al helemaal uitzonderlijk. Het gaat tenslotte om een soort die leeft in de Noordzee en de hoeveelheid zout water die door de inlaat van de Brouwersdam binnenkomt, is zeer beperkt. De gevonden gladde kiezelkrab moet hier als vrijzwemmende larve terecht gekomen zijn. Hij kan onmogelijk vanuit de Noordzee naar de vindplaats zijn gelopen. De kans dat zich in het Grevelingenmeer een populatie heeft ontwikkeld of gaat ontwikkelen, is jammer genoeg niet erg groot. De afgelopen jaren sterft laat in de zomer alles beneden een diepte van circa 10 meter af vanwege een spronglaag die het water beneden die diepte zuurstofloos maakt. Het is te hopen dat er een grotere doorlaat komt in de Brouwersdam en daarmee meer stroming, zodat het leven beneden de tien meter intact blijft. Dan zouden we in de toekomst misschien regelmatig kunnen genieten van gladde kiezelkrabben!
Meer informatie over het krabbetje, foto’s, een overzicht van de vondsten, een uitgebreide literatuurlijst en weblinks, kun je terugvinden op micksmarinebiology.blogspot.nl. Met dank aan Adriaan Gmelig Meyling (Stichting Anemoon), Rien de Ruijter (Strandwerkgemeenschap), Gerard Heerebout, Marco Faasse, Herman Nijhuis en Freddy van Nieulande voor het verstrekken van informatie en foto’s.
___________________________________________________
In dit artikel vertelt Mick Otten dat hij het gladde kiezelkrabbetje in gevangenschap (“in vitro”, letterlijk vertaald “achter glas”, ofwel in een glazen bak of schaaltje) heeft gefotografeerd en dus heeft verzameld. Hij heeft als duiker een ontheffing om zeedieren en -wieren te verzamelen voor onderzoek en educatieve doeleinden. Overigens zet hij de meeste dieren bij een volgende duik weer terug in zee. Het is niet de bedoeling dat sportduikers dieren verstoren, laat staan meenemen.