‘Niets doen is geen optie.’ Peter van Bragt (bioloog en duiker) is duidelijk, er moet snel actie worden genomen om de ecologische schade aan het onderwatermilieu van de Grevelingen een halt toe te roepen. Het is een ingewikkelde puzzel. Drie ministeries, twee provincies, twee gemeenten, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer hebben er een aandeel in. De belangen van de eilandbewoners (droge voeten), boeren (zoet water), vissers (zout water), recreanten (mooi, gezond water), natuurbeschermingsorganisaties (natuurbehoud onder en boven water) en tal van andere partijen lopen ver uiteen. Niettemin lijkt het erop dat nieuwe stukjes van de puzzel – getij in de Grevelingen – zijn gelegd.
Als je nu op een mooie dag op de dijk aan de Grevelingen staat, is het niet voor te stellen dat hier bijna zeventig jaar geleden een enorme natuurramp plaatsvond.
Elke zomer krijgt het ecosysteem een flinke klap te verwerken. In het najaar kan het zich niet helemaal herstellen.
In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 werd Zeeland getroffen door een stormvloed. Storm in combinatie met springtij stuwde het water de smalle Noordzee en de Zeeuwse delta in. Dijken braken, water overstroomde het land en 1836 mensen kwamen om. De ramp zou het leven en het landschap in dit deel van Nederland voorgoed veranderen. Marjolein de Voogd, havenmeester op Schouwen-Duiveland, weet hoe diep de angst bij veel Zeeuwen zat: ‘Mijn opa en oma woonden in Scharendijke en maakten de ramp mee. Vooral mijn oma was na de watersnoodramp erg angstig. Nadat alles weer een beetje tot rust was gekomen, pakte zij een tas met spullen die mee moest bij een nieuwe ramp. Die tas stond altijd klaar.’
Getij Grevelingen
Meteen na de watersnood gaat een inderhaast ingestelde commissie aan de slag. Zij komen met het Deltaplan, bedoeld om toekomstige generaties te vrijwaren van een ramp van deze omvang. Onderdeel van de plannen is het afsluiten van de Grevelingen van de Noordzee. In mei 1958 tekent Koningin Juliana de Deltawet. In 1965 is de Grevelingendam dicht en in 1971 de Brouwersdam. Het Grevelingenmeer is dan een feit. Het water komt tot stilstand en het meer wordt zoeter, zoals de bedoeling was. Vrij kort daarna wordt besloten om het meer toch zout te houden. In 1978 werd de Brouwersspuisluis aangelegd om weer zout Noordzeewater binnen te laten. Maar de hoeveelheid zeewater die hierdoor binnendruppelt, is niet genoeg voor een goede waterkwaliteit. In de loop der jaren blijkt dat het onderwaterleven in het Grevelingenmeer steeds meer te lijden heeft van het ontbreken van getijdewerking en daarmee de verversing met zuurstofrijk water. De Grevelingen stikt letterlijk. Vanaf 2006 begint bij de overheid het besef in te dalen dat er iets moet gebeuren. Een eerste verkenning van getijdenwerking in de Grevelingen in 2008 loopt vast op geldgebrek. Tien jaar later, in 2018, besluit de rijksoverheid om 75 miljoen euro vrij te maken voor het project “Getij Grevelingen”. Extra geld waarmee het plan eindelijk kan worden uitgewerkt.
Dat plan is om een klein beetje getij terug te brengen in het Grevelingenmeer. Daarvoor moet een grote doorlaat worden gemaakt in de Brouwersdam, zodat er meer Noordzeewater in- en uitstroomt. De spuisluis die nu al aan de zuidzijde in de Brouwersdam zit, blijft bestaan. Aan de andere kant van het Grevelingenmeer wordt de Flakkeese Spuisluis opengezet waardoor er een verbinding ontstaat met de Oosterschelde. Zo stroomt met ieder tij vers zeewater door het Grevelingenmeer. Er wordt gerekend met een getijslag (verschil tussen eb en vloed) van veertig centimeter. Dat is genoeg om een stroming op gang te brengen die de waterkwaliteit verbetert, en tegelijkertijd de door Natura2000-wetgeving beschermde natuur op de eilanden en oevers te behouden. Het gemiddelde waterpeil op de Grevelingen komt tien centimeter lager te liggen. Het plan houdt al rekening met de stijging van de zeespiegel als gevolg van klimaatverandering. Op lange termijn wordt het daardoor moeilijker om de gewenste getijslag vast te houden. Er worden daarom twee varianten van de doorlaat in de Brouwersdam uitgewerkt. Een is een doorlaat in combinatie met een getijdencentrale die duurzame energie kan opwekken en zo nodig water in en uit de Grevelingen kan pompen. De tweede variant is een doorlaat die geschikt wordt gemaakt om er op een later moment pompen of een getijdencentrale in te bouwen.
Testcentrum
Want een getijdencentrale is nog niet zo gemakkelijk, als we kijken naar de perikelen rond de bouw van een testopstelling in de Flakkeese Spuisluis. Deze spuisluis – in feite zes grote buizen door de Grevelingendam – was eerst een doorlaat om overtollig water van de Grevelingen naar de Oosterschelde te kunnen spuien. In 2017 heeft Rijkswaterstaat de spuisluis omgebouwd tot een doorlaat die twee kanten op werkt, als eerste stap om de waterkwaliteit in de Grevelingen te verbeteren. Nog geen jaar later ging de sluis weer dicht voor de bouw van een testcentrum voor getijdencentrales. Nu, drie jaar en ongeveer acht miljoen euro aan subsidiegeld later, ligt de bouw stil. Rijkswaterstaat trok deze zomer de vergunning in omdat de bouwer het project niet af kreeg voor de afgesproken datum van 1 juli. Er is negen miljoen euro tekort en geen zicht op financiering. Rijkswaterstaat is nu aan zet om het project af te ronden en is in gesprek met een aantal andere mogelijke partijen die het testcentrum kunnen afbouwen. In januari 2021 moet duidelijk zijn of Rijkswaterstaat met een partij in zee gaat. Zo niet, dan maakt Rijkswaterstaat de Flakkeese Spuisluis weer geschikt om te spuien, zonder testcentrale. Het kan zomaar tot 2022 duren voordat door de Flakkeese Spuisluis weer Oosterscheldewater stroomt.
Op zijn vroegst is in 2026 beperkt getij terug op de Grevelingen.
Het is kostbare tijd, vindt Peter van Bragt die in de ruim veertig jaar dat hij in de Grevelingen duikt het onderwatermilieu sterk heeft zien veranderen. Van een kleurrijk, gezond ecosysteem tot een onderwaterwereld met grote dode zones. Peter legt uit: ‘Omdat er bijna geen vers water de Grevelingen instroomt, ontstaan er iedere zomer spronglagen tussen warm en koud water (“thermoclines”). Dit is een van de oorzaken waardoor het onderwatermilieu zichtbaar achteruit gaat. Het koude water uit de diepere delen mengt zich niet meer met bovenliggende lagen zuurstofrijk water. Soms zie je het effect al vanaf zes meter diepte.’ Peter vertelt dat na de openstelling van de Flakkeese Spuisluis in 2017 al snel verbetering zichtbaar was: ‘Door de instroom van Oosterscheldewater werd de spronglaag minder waardoor er meer zuurstofrijk water ook de diepere delen van de Grevelingen bereikte.’ Toch is Peter somber gestemd. ‘Veel soorten die oorspronkelijk in de Grevelingen leefden, zijn verdwenen. En wat weg is, komt niet zomaar terug. Er is nog genoeg leven, maar naar schatting is inmiddels meer dan 95 procent van wat je onder water ziet een exoot zoals de Japanse oester. Op de Klaverbank of in de monding van de Westerschelde zie je dat niet. Daar is altijd genoeg aanvoer van vers, zuurstofrijk water.’ Peter vindt het jammer dat veel sportduikers zich onvoldoende realiseren wat er speelt in de Grevelingen: ‘Duikers komen enthousiast het water uit en vertellen wat ze allemaal hebben gezien. Maar ze zien niet dat het aantal soorten drastisch krimpt en dat ze vooral exoten zien. Ik vind het belangrijk dat hier in de toekomst veel meer aandacht aan wordt besteed. In duikopleidingen bijvoorbeeld, daar ligt een mooie taak voor de NOB!’ Gelukkig ziet Peter ook lichtpuntjes. ‘Als het plan voor getij wordt gerealiseerd, zal de waterkwaliteit beter worden. Dan valt nog te bezien hoe het onderwaterleven zich herstelt.’
Ademnood
Peter krijgt bijval van Marijn Tangelder. Zij werkt als marien ecoloog bij Wageningen Marine Research (onderdeel van Wageningen University & Research) en doet voor Rijkswaterstaat onderzoek naar het Grevelingenmeer. ‘De zuurstofloosheid heeft zeker negatieve gevolgen voor het bodemleven,’ vertelt Marijn. ‘Maar we zien ook dat er meer aan de hand is dan zuurstofloosheid alleen, want zowel in de diepe maar ook in de ondiepe delen die niet zuurstofloos zijn, gaat de biomassa van bodemdieren achteruit. Denk aan wormen, schelpen en kleine kreeftachtigen zoals garnalen. Veel van deze dieren kunnen zich niet verplaatsen naar plekken waar meer zuurstof is. En uiteindelijk komen dan steeds meer organismen letterlijk in ademnood.’ Toen de Flakkeese Spuisluis in 2017 openging, was al snel enig herstel te zien. Ook nam het aantal vissoorten licht toe. ‘Onderzoek met mosselen in de buurt van de spuisluis liet zien dat zij goed konden overleven. Tot de spuisluis weer dicht ging.’ Marijn denkt dat de nieuwe doorgang in de Brouwersdam een gunstige invloed kan hebben op de biodiversiteit: ‘Op termijn zal het onderwaterleven meer overeenkomsten gaan vertonen met dat in de Oosterschelde. Soorten die van stromend water houden, zoals anemonen en kokerwormen, profiteren van een betere menging van het water.’
Het Grevelingenmeer is volgens Marijn niet dood. ‘De Grevelingen heeft in de zomer te kampen met lage zuurstofconcentraties en zelfs afsterven van het bodemleven. Maar in de ondiepe zones is nog steeds veel leven. En in de zuurstofarme delen leven veel bacteriën. Dit zijn weliswaar geen dieren, maar het is wel leven. Ook zijn de grootste delen van de bodem niet het hele jaar zuurstofarm, maar vooral in warme en windstille perioden in de zomer. Buiten deze periode breidt het bodemleven zich weer uit naar deze delen. Wel vermoeden we dat er sprake is van een glijdende schaal waarbij het hele ecosysteem geleidelijk verarmt. Elke zomer krijgt het ecosysteem een flinke klap te verwerken. In het najaar kan het zich niet helemaal herstellen. We zien dat de biomassa van het bodemleven geleidelijk afneemt. Dit gebeurt ook in de ondiepe delen waar geen zuurstofloosheid in de waterkolom optreedt. Het optreden van zuurstofloosheid is daar dus niet de enige oorzaak voor. Er is sprake van een verandering in het hele ecosysteem, óók in de ondiepe zones.’
Uniek
Havenmeester Marjolein de Voogd hoopt ook dat er snel wordt begonnen met de aanleg van de doorlaat en dat de Flakkeese Spuisluis weer open gaat: ‘Mijn vader is nu 83 jaar en hij heeft zijn hele leven gevaren. Hij zag de Grevelingen opknappen toen de spuisluis open stond. Hij zei wel: dat redden ze nooit, de hele Grevelingen voorzien van vers water, dat is te ver.’ Marjolein vindt het onbegrijpelijk wat er is gebeurd met het stilleggen van de bouw van de getijdecentrale in de Flakkeese Spuisluis: ‘Ik rij er elke dag langs en op een gegeven moment zag ik geen activiteiten meer. Je vraagt je dan af: wat is er aan de hand? Ik had al eens geïnformeerd bij Rijkswaterstaat, maar dat leverde geen antwoorden op. Het is zo jammer dat niet veel breder gedeeld wordt hoe uniek de Grevelingen is.’ Intussen moet het Grevelingenmeer nog een paar jaar de adem inhouden. De plannen voor het terugbrengen van getij in de Grevelingen moeten in 2022 klaar zijn. Daarna start de bouw. Op zijn vroegst is in 2026 beperkt getij terug op de Grevelingen. Of 2027 als er een getijdencentrale in de doorlaat komt. Project volgen? www.getijgrevelingen.nl
______________________________________________
Van paling naar oesters
Hans van Geesbergen, voorzitter van de vereniging van beroepsvissers “De Grevelingen” is ook een supporter van het plan om getij terug te brengen in het Grevelingenmeer. Op dit moment vissen nog zeven bedrijven beroepsmatig op de Grevelingen. ‘Zij vertellen me allemaal dat de waterkwaliteit en de hoeveelheid gevangen vis hard achteruitgaan,’ aldus Hans. ‘Waar we vroeger visten op paling, kreeft en vis, moeten we ons nu beperken tot oesters, kreeft en mosselen.’ Om op langere termijn de palingvangst terug te brengen, wordt glasaal uitgezet (in mei 2020 ongeveer 400.000 jonge palinkjes) en is er een tijdelijk verbod op de vangst van aal. ‘Om hier een succes van te maken, is verbetering van de waterkwaliteit van de Grevelingen van levensbelang,’ zegt Hans. ‘Een doorgang in de Brouwersdam en het in werking stellen van de Flakkeese Spuisluis zijn hard nodig.’