Slijmvissen en grondels zijn nauw verwant aan elkaar. Grondels zijn vaak bodembewoners, maar slijmvissen ook. In de komende twee afleveringen behandelen we de slijmvlissenen grondels, bodembewoners in koud en warm water. In deze aflevering lees je alles over een aantal mooi slijmvissen, in de volgende zijn de grondels aan de beurt.
Slijmvissen hebben geen schubben, maar een slijmlaag op hun huid en daardoor kunnen ze soms droogvallen. Eerder zag je de slijmvissen in de koude wateren in Koddige Kopjes (Onderwatersport december 2018). Nu zijn we toe aan de tropische visjes. Zoals wij kunnen genieten van onze grondels en slijmvisjes in de Nederlandse wateren, is er in de tropen ook veel te beleven, vaak nog mooier en kleurrijker. Je gaat misschien niet 13 uur of langer vliegen voor een piepklein visje. Maar als je er toch bent, kijk dan goed naar het kleine spul, het is de moeite waard. Hier een strenge selectie.
Blauw gestreepte sabeltandslijmvis (Plagiotremus rhinorhynchos)
Een visje dat zich graag verstopt bij voorkeur in een holle pijp of lege fles. Vanuit de flessenhals kijkt hij naar buiten, en voelt zich veilig in zijn schuilplaats. Deze foto is genomen bij Cebu, Mactan eiland om precies te zijn. Dat is vlak bij de grote stad en het internationale vliegveld. Soms weten de dieren slim gebruik te maken van het afval, dat in het water terecht komt, zoals deze fles. Het verspreidingsgebied is in de Stille en Indische oceaan. Het visje (maximaal twaalf centimeter) aapt de poetsvissen na, alleen het poetst niet. Het kan razendsnel naar buiten schieten en een hapje uit het plankton of zelfs uit een grotere vis nemen. Een enkele keer bijten ze ook een hapje uit een duiker, dat voel je toch wel hoor. De sabeltandslijmvis kan bijten zonder vervolgd te worden. Het heeft een gif, dat verdooft, een soort morfine, wat de pijn vermindert en de bloeddruk verlaagt. Hij moet natuurlijk niet groter worden, want dan wordt de flessenhals te klein en moet hij een andere schuilplaats zoeken.
Gevarieerde sabeltandslijmvis (Petroscirtes breviceps)
Deze slijmvis ziet er anders uit, maar heeft veel van de vervelende trekjes van het vorige visje. Ze imiteren zelfs het gedrag van de echte poetsvis. Zo kunnen ze dichterbij hun prooi komen om daar een flink hapje uit te bijten. Deze slijmvis is een straalvinnige vissensoort uit de familie van naakte slijmvissen. Ze hebben geen schubben en zijn herkenbaar aan de stompe snuit en bij open mond een vierkante bek. Je kunt de gevarieerde sabeltandslijmvis tegenkomen bij zandvlaktes en in ondiepe lagunes. Vaak maken ze een nest maar ook schuilen ze in flessen of in lege kokers van kokerwormen. Ook zag ik ze in Bali, daar zaten ze bij wat zeewier, waar ze zich prachtig in konden verstoppen. Het zijn echte alleseters van zowel algen, kreeftachtigen, vissenvinnen, zoöplankton en ook duikers. Daar willen ze ook nog wel eens hapje uit nemen. Ze worden wel elf centimeter lang en verblijven op een diepte tussen de een en de vijftien meter. Hun verspreidingsgebied breidt zich uit over het westelijke gedeelte van de Indo-Pacific en Indische Oceaan.
Geelsnuit snoekslijmvis (Chaenopsis limbaughi)
Een heel bijzonder visje zie je op St. Eustatius. Het is ook maar een heel klein slijmvisje. Dit visje komt in het hele in het Caribisch gebied voor en een stukje Atlantische Oceaan tot aan Zuid-Brazilië. Het heeft een lang en dun lijfje, leeft op het zand en verschuilt zich graag in een holletje. Ze kunnen wel 8,5 cm lang worden en leven tussen de drie en de twintig meter. Vaak zitten ze in een groep bij elkaar, maar wel ieder in een eigen holletje. Het visje heeft de kleur van het zand, daarom is het ook moeilijk te vinden. Na lang speuren over het zand vinden we er twee. Maar… zodra je een klein spiegeltje bij hem in het zand zet en hij ziet zichzelf, dan maakt hij een dikke keel, gaat recht opstaan, doet zijn rugvin uit met een zwarte vlek en oranje stip en zet een dikke keel op! Dit alles om het ‘andere’ visje te imponeren. De vrouwtjes vissen laten zich niet verleiden tot dit ‘kinderlijke’ gedrag, je moet wel een mannetje treffen!
Geelstaart kamtandslijmvis (Ecsenius namiyei)
Ik mag natuurlijk geen voorkeur hebben en alle dieren zijn mooi en me ‘om het even’ lief, maar mijn stiekeme voorkeur gaat toch uit naar de Kamtandslijmvissen. Of het komt door de koddige kopjes met de grote bekjes? Of het feit dat ze met die rare mondjes algen eten, die ze schrapen van de rotsen? Ze eten ook detritus, kleine schaaldieren en wormen, dus het zijn niet alleen vegetariërs, ook zij hebben afwisseling nodig. Ze kunnen wel elf centimeter worden en leven tussen de zes en twintig meter. Deze foto is genomen bij Cebu, Mactan eiland. Het rond liggende afval weten ze het handig in te zetten in eigen voordeel! Dit is een jong dier, dat zie je aan de blauwe vlekken op de kop, die weggaan als hij groter wordt. Hij komt met zijn kopje naar buiten, dus ik kon de gele staart niet zien. Ze leven op rotsen en koraalriffen, soms ook in de brandingszone. Ze hebben geen zwemblaas en zwemmen slecht korte afstanden. Dat is dat ‘hoppen’, wat ik zo grappig vind.
Roodlipslijmvis (Ophioblennius atlanticus)
De roodlipslijmvis van Curaçao is alweer wat groter en makkelijker te vinden. Met een roze of rode kop en wit lijf zijn ze een opvallende verschijning. Het zit parmantig op het koraal en doet weinig moeite om zich te verstoppen. Maar vergis je niet, ze zijn zo vlug als ‘water’ en schieten weg voordat je het weet!
Secretarisslijmvis (Acanthemblemaria spinosa)
Nog een slijmvis in een holletje is de piepkleine secretarisslijmvis. Op de Antillen zie je ze vaak en deze foto is genomen op Port Sant Marie. Daar in de reefballs, vlak bij het strand is heel veel klein leven te vinden. Ook in de ‘tube’ slijmvissen zijn er weer verschillende soorten, die moeilijk uit elkaar te houden zijn, vooral ook omdat het zo’n klein visje is. De Spinyhead blenny is er zo eentje, die heeft dan wat haartjes op zijn kop, ik kan het nauwelijks stekels noemen.
Zeilvin sabeltandslijmvis (Petrocirtes mitratus)
Het is een prachtig visje, maar je moet er wel ‘oog’ voor hebben. Het leeft wijdverspreid, van de Rode Zee tot aan Australië en zelfs Japan. Het leefgebied is ondiepe lagunes en het verstopt zich graag in zeewier, dus dat is gewoon zoeken tussen de twee en twaalf meter. Wij vonden dit slijmvisje (maximaal zeven centimeter) in de Abbu Dabab-baai bij Marsa Alam onderaan de ankerlijn. Dat touw lag er al een tijdje en was begroeid met wier. Ineens zag ik een visje bewegen tussen de wieren en daarna zag ik er een heleboel. Ze gingen wel op en neer langs de ankerlijn, maar gingen er niet graag vandaan. Ze eten algen, planktondiertjes, kleine krabjes en meer. Dan zag je ineens eentje toch naar buiten schieten naar een piepkleine prooi in het open water en hups, weer terug in de veilige wierwoning. Ik was er nog nooit geweest en heb werkelijk genoten. Alle mooie koraalvisjes en schildpadden stalen de show, maar ik wilde graag naar de slijmvisjes, zo slim, zo mooi en zo goed gecamoufleerd!
In de volgende editie lees je alles over de neefjes van deze slijmvisjes in tropische wateren: de grondels.