Hoe vaak maak je zoiets mee? Eén keer in je leven? Eerder dit jaar vond ik bij Neeltje Jans een grote geep (Belone belone) die in het ondiepe stroomgebied richting de dijk zwom. Ik was al een paar uur stenen aan het keren bij de getijdenpoel bij het Topshuis, halverwege de Oosterscheldekering. Het was lekker weer en heerlijk stil, en ik vermaakte mij prima met het fotograferen van de dieren die ik onder de stenen vond. Echt iets bijzonders had ik nog niet gevonden, tot ik op een paar meter afstand gespetter hoorde. Er was veel beweging in het water en tot mijn verbazing zwom er een geep rond!
Gepen komen naar de kust om daar te paaien en eieren af te zetten. Dit exemplaar was daarbij wel erg enthousiast en het leek mij voor het dier niet zonder risico. Het was – zeker voor dit ondiepe en steenrijke gebied – een fors exemplaar van 47 centimeter lang. Het dier had zijn lange bek zo te zien ook al een paar keer gestoten tegen de stenen, want die was een beetje beschadigd. De geep is een bijzondere verschijning met die lange snavelvormige bek. De vis wordt maximaal 104 centimeter en gemiddeld 45 centimeter lang. Een exemplaar van 95 centimeter weegt rond de 1,3 kilo. In het eerste jaar bereiken ze een lengte van maximaal 25 centimeter. In het tweede jaar worden ze geslachtsrijp. Voor gepen geldt dat ze zich sneller ontwikkelen en groeien naarmate de temperatuur van het zeewater hoger is. Het exemplaar dat ik vond was gezien de lengte minimaal twee jaar oud. Gepen kunnen tot wel 18 jaar oud worden.
Schuw
Duikers zien in Nederland onder water weinig gepen. Dat heeft mogelijk te maken met het feit dat de vissen direct onder het wateroppervlak leven; de meeste duikers gaan immers meteen naar dieper water. Daarbij zijn het schuwe vissen die moeilijk te benaderen zijn. En dan zijn het ook nog eens snelle zwemmers en is het Nederlandse duikwater doorgaans niet geweldig helder. Dat schuw en moeilijk te benaderen mag overigens overdag het geval zijn, ’s avonds is dat een heel ander verhaal. Twee keer eerder had ik een “close encounter” met een geep. De eerste keer was tijdens een avondduik op Lanzarote, een van de Canarische Eilanden. Aan het einde van de duik – ik was nog net niet door mijn lucht heen en de accu’s van mijn flitsers raakten duidelijk leeg – kwam ik een schooltje van zo’n 15 gepen tegen. Die kwamen zelfs heel dichtbij, tot op een tiental centimeters en lieten zich goed fotograferen! Later dat jaar kwam ik bij een avondduik in de Adriatische Zee bij Triëst een grote, dikke geep tegen. Die zwom duidelijk op mijn navigatielicht af en ik moest hem wegduwen omdat hij anders zijn bek en misschien mijn apparatuur zou beschadigen. Ook dat was aan het einde van de duik. Ik kon er geen foto van maken omdat de accu’s van mijn flitsers volledig leeg waren. In het donker zijn ze goed te benaderen en komen ze zelfs op licht af. Dat laatste wordt ook in de literatuur bevestigd. Beide keren zaten de gepen nog geen halve meter onder het wateroppervlak.
Het hele oog is erg lichtgevoelig, zodat gepen zelfs ’s nachts op het zicht kunnen jagen.
Er zijn meerdere ondersoorten van de geep. Het exemplaar dat ik bij Neeltje Jans heb gefotografeerd, is Belone belone belone. Die van Lanzarote behoren tot Belone belone gracilis. Ze onderscheiden zich vooral door het verspreidingsgebied. Gepen jagen op het zicht en zijn snelle zwemmers. Ze jagen op kleine(re) vissen, inktvissen en kreeftachtigen. Van de prooivissen worden specifiek genoemd: koornaarvis, haring, sprot, ansjovis, zandspiering, stekelbaarzen en kabeljauwachtigen. Ze zoeken hun prooi voornamelijk overdag. Een online bron (zie onderaan de verwijzing naar mijn blogbericht met verwijzingen naar literatuur en websites) vermeldt het volgende over de ogen van de geep: ‘De bijzonder gespecialiseerde ogen zijn aangepast aan het jagen bij de hoge lichtintensiteit die heerst aan het wateroppervlak. Door de hoge dichtheid aan kegeltjes in het oog is het zicht zeer scherp. In het netvlies zijn twee afzonderlijke gedeelten, het ene is aangepast aan de hoge lichtintensiteit in de zone boven de vis (“Snell’s window”), en het andere deel is aangepast aan de lage lichtintensiteit buiten dit venster. Het hele oog is bovendien erg lichtgevoelig, zodat gepen zelfs ’s nachts op het zicht kunnen jagen.’
Ondiep
Gepen leven in open zee. In de winter leven ze in scholen in open water ten westen van Groot-Brittannië. In maart/april, als de zee warmer wordt, trekken ze de Noordzee in waar ze in ondiep water paaien. De hoofdpaaitijd zijn de maanden mei en juni, maar het kan doorlopen tot september. De meeste bronnen beschrijven gepen als vissen die vlak onder het wateroppervlak leven. In de literatuur wordt gesproken over een diepte tussen de nul en een meter, soms ook over maximaal vijf meter diep. Maar er worden ook exemplaren gemeld bij vangsten tot 600 meter diep! Wel met een kanttekening: omdat het visnet meteen bij het wateroppervlak open wordt gezet en ook open weer wordt opgehaald, kan het zijn dat de dieren op een geringere diepte in het net verzeild raken. De geep schijnt algemeen voor te komen. Hengelaars op de pier van Hoek van Holland vangen regelmatig gepen en ze zouden vrij talrijk zijn in de Oosterschelde.
Net als alle vissen hebben gepen last van parasieten. Bij het bekijken van de foto’s zag ik op deze geep een aantal parasitaire copepodes zitten. Eén op de kieuwplaat, twee op de borstvin en één op de anaalvin. Deze parasieten zijn een Caligus soort: een soort “visnijntje” (dat is een voorstel voor een Nederlandse naam voor deze groep dieren). Op de foto’s zijn niet voldoende details te zien om de soort verder op naam te brengen en op gepen kunnen meerdere soorten Caligus gevonden worden, onder andere Caligus belone. Je snapt meteen waarvan de soortnaam is afgeleid!
Blogbericht
Meer foto’s, literatuur, weblinks en informatie over de gebruikte camera vind je in het blogbericht over de geep: klik hier.
_________________________________________________________
In een poeltje
De foto’s zijn gemaakt met een Olympus TG-5, een compact camera die ik gebruik bij het stenen keren. Ik had ook een WeeFine groothoeklens (met een beeldhoek van 150º) meegenomen en het onderwaterhuis. Daarmee kon ik de geep in zijn geheel onder water fotograferen. Om de foto’s te kunnen maken heb ik de geep overgezet van het ondiepe stroomgebied naar een getijdenpoel (daar is boven water geen vergunning of ontheffing voor nodig). Het dier zo in het stroomgebied fotograferen was onmogelijk. De kans was groot dat de schuwe vis meteen rechtsomkeert zou maken. Ik zag een poeltje aan de rand van het stroomgebied waar hij niet uit zou kunnen zwemmen, dat groot genoeg was en waar continu water doorheen stroomde. Dat laatste was belangrijk, omdat daardoor het zweefvuil werd afgevoerd. Ook waren de stenen aan de randen dik begroeid met zeewier, zodat hij zijn snavel niet zou beschadigen. Mijn eerste poging hem te pakken mislukte. Gelukkig zwom hij een doodlopend deel van het stroomgebied in en kon ik hem alsnog in het poeltje zetten. De geep zwom wat rond maar hij had niet zoveel ruimte; hij kon zich nog net keren in de poel. Hij leek ook niet vreselijk bang. Anders was er het risico dat hij uit de poel zou springen en zich zou beschadigen. Het fotograferen was bepaald niet makkelijk, want het moest op gevoel. Ik kon namelijk niet op het scherm kijken. En door de ondiepte liep het water soms uit de tussenruimte tussen de lenspoort en de voorzetlens, waardoor die besloeg. Net toen ik klaar was met fotograferen, stroomde het opkomende water vanuit de zee in de poel. Meteen draaide de geep zich om richting zee, zag de uitgang en zwom er snel vandoor.