Op zo’n vijftien stekken in het Haringvliet zijn deze zonnige dag in mei meer dan twintig duikers polshoogte gaan nemen of gaan dat nog doen later die middag of avond. Meedoen aan MOO maakt het duiken interessant, concluderen mijn buddy en ik als we weer boven water zijn. Het geeft je iets te doen, en je kijkt net beter naar het leven onder water.
Haringvliet – net even anders
We zijn te water gegaan op de duikstek Hoornsche Hoofden, geen makkelijk toegankelijke stek. Je merkt dat dit geen ‘toeristische duikplek’ is, en we waren gewaarschuwd. Er zit vandaag zelfs een stevig touw in mijn droogpakzak.
We staan geparkeerd, na toestemming te hebben gevraagd, bij een buurtbewoner. Klimmen een trap op, klauteren over een muurtje op de dijk, vallen aan de andere kant bijna omlaag, omdat het toch wat dieper is dan je denkt. Met totaal droogpak, lood, 25 graden en een lekker zonnetje een goede work-out. Als we eenmaal glijdend van het strekdammetje onder water zijn, is het een prachtige duikplaats.
Alles voor de natuur, denk ik, terwijl we afdalen naar een schappelijke diepte van rond de zes meter. We weten wat ons te doen staat: niet te diep duiken, rondkijken en vooral ook onthouden of opschrijven. Gelukkig zijn wij met twee compact camera’s op pad, dus we kunnen een extern geheugen ook nog wel wat laten doen. Misschien niet met de beste foto, maar het geeft een richting.
We zwemmen rustig heen en weer. Het zicht is best goed en we zien heel wat waterplanten en zand. Ons is ook gevraagd om in een plastic zakje wat plantenleven of wieren mee te nemen naar de workshop die we later die middag nog zullen volgen. Dus af en toe gaat er een blaadje of stengeltje in een zakje. Niet kwijtraken, gaat door mijn hoofd, terwijl ik het diep terug steek in de zak van mijn droogpak.
Zout, zoet?
We zien planten, veel klein grut, her en der een slakje of eitjes, grondeltjes, krabbetjes, een hooiwagenkrab, waterpest, korfmosselen en zo nog meer. En een scholletje, en een baars. Gek wel, was het één niet van zoet en het ander van zout? We zijn beiden nou niet bepaald biologen, dus nemen het vooral waar. Na een klein uurtje steken we ons hoofd weer boven water, doen voor de zekerheid onze sets af, klauteren weer de dam op, doen de sets weer om, glibberen naar de dijk en – inmiddels afgetraind en wel – doen we onze spullen uit. Op naar WSV De Put, waar we andere duikers zullen ontmoeten en een workshop zullen krijgen. Die plantjes zitten niet voor niets in dat zakje!
Kierbesluit
Een klein beetje recente geschiedenis voordat we verder gaan. Eind 2018 werden de Haringvlietsluizen – naast voor waterveiligheid – ook weer ingezet voor (internationale) vismigratie: de sluizen gaan bij hoogwater op een kier. Door de regering is gekozen voor uitvoering van het Kierbesluit met een beperkte agrarische en/of industriele impact. Dat betekent dat er een denkbeeldige zoutgrens is tussen Het Spui en Middelharnis tot waar het zout mag oprukken. Wanneer er vanuit het oosten te weinig water wordt aangevoerd om het zout ‘op deze grens’ te houden, worden de Haringvlietsluizen gesloten en wordt het zoute water uit het Haringvliet gespoeld. Om het beoogde doel van het Kierbesluit en de impact van deze ingreep te monitoren, is er drie keer per jaar een Haringvliet-MOOdag.
Eén soort herkennen is genoeg
De meeste deelnemers aan deze dag zijn doorgewinterde duikers en ook – aan de verhalen te horen – vergevorderde biologen. Gelukkig kan je ook als waarnemer aan de slag als je maar één soort kan herkennen. ‘Door het monitoren van mariene soorten help je mee met het verzamelen van gegevens, waardoor meer inzicht wordt verkregen in de verspreiding, trends en seizoenspatronen van het mariene leven’, legt Manon Bijl-van Noorloos uit. Zij is coördinator van het project Haringvliet Onder Water, een samenwerking tussen stichting RAVON, stichting ANEMOON en de Nederlandse Onderwatersport Bond. ‘Uiteindelijk kunnen mede met behulp van jouw waarnemingen en daaruit verkregen kennis de biodiversiteit en de onderwaternatuur beter beschermd worden.’
Het Monitoringproject Onderwater Oever, zoals het MOO voluit heet, is al veel eerder gestart dan het kierbesluit. In 1994 werd het opgezet om de veranderingen in het onderwaterleven te signaleren. Sindsdien doen veel sportduikers ook mee. ‘Wie aan het MOO meedoet, draagt bij aan het opbouwen van kennis over de onderwater natuur. Die kennis kan door de overheid worden gebruikt om de natuur beter te beheren en te beschermen. Maar door mee te doen aan het MOO draag je ook bij aan de opbouw van kennis over de relaties tussen diersoorten, over wanneer dieren zich voortplanten en de invloed van klimaat op populaties van soorten. De MOO-methode is systematisch, maar zeker niet moeilijk’, zegt Bijl-van Noorloos. ‘Het MOO richt zicht zich op diersoorten die door duikers goed kunnen worden herkend en vooral op gebieden en lokaties in Nederland waar veel gedoken wordt zoals de Oosterschelde, het Grevelingenmeer en Wrakken op de Noordzee.’
Groen en zwemt niet weg!
In de workshop die we ook nog volgen deze middag, komen onze plantjes op tafel. Maik Janssen, van RAVON/FLORON neemt ons mee in zijn wondere wereld. Als ecoloog, buitenmens en algemeen natuurliefhebber heeft hij een hoop te vertellen en met planten als zijn specialiteit, leren de meesten duikers die hier zitten zeker ook nog wat nieuws. Laten we wel wezen: zijn onderzoeksobjecten zwemmen in ieder geval niet weg. Hij vertelt ons over de meest voorkomende waterplanten, de soorten en zijn werk.
Het tweede deel van zijn workshop gaat over determineren. Met een kaart kijken we naar bladvorm, stengels, bladpositie, de eventuele bloem en ook naar de wortels, als die er nog aan zitten. Het is leuk om te zien hoe grote kerels en zeer ervaren zeebonken met heel kleine plantjes in de weer zijn. Ons wordt snel duidelijk dat onze snelle conclusies misschien toch niet kloppen. Hup, nog eens kijken, nog meer onderzoeken, meten, checken, we zijn wel even bezig. Uiteindelijk hebben we zeker weten fonteinkruid te pakken.
Met heel veel nieuwe kennis, een volgeschreven blad met waarnemingen die we snel in het portaal van MOO zullen zetten én het voornemen om voortaan als we in de Oosterschelde, Haringvliet of Grevelingen duiken MOO-waarnemingen te zullen doen, keren wij huiswaarts. Andere duiken MOO’en nog even door.
Hoe werkt het MOO?
Periode
Het MOO-seizoen loopt het hele jaar door. Zowel in hartje winter als in de zomer kunnen duiken worden gemaakt en MOO-waarnemingen worden doorgegeven. Met deze gegevens kunnen de seizoenspatronen van soorten worden bepaald.
Voorbereiding
MOO-waarnemers kiezen – buiten de georganiseerde dag zoals de Haringvlietdag – zelf hun duiklocaties. Dat kan met behulp van het MOO-locatie-overzicht. De enige materialen die nodig zijn, zijn een onderwaterlei en potlood, een onderwatercamera, een goed naslagwerk en toegang tot het internet om je waarnemingen door te geven. In principe is het de bedoeling dat de MOO-waarnemer en zijn of haar buddy nog voor de duik bepalen op welke soorten ze wel en niet willen of kunnen letten. Dit is nodig om een goed onderscheid te kunnen maken tussen twee situaties, te weten:
- soort niet waargenomen door afwezigheid of zeer lage aantallen,
- soort niet waargenomen doordat de MOO-waarnemer de soort niet kan herkennen.
In situatie 1 is het een ‘echte Nul-waarneming’ en in situatie 2 een ‘Missing Value’. Als beide situaties worden verwisseld, kunnen de trefkansen niet goed worden berekend. Daarom vragen we van de waarnemers nadrukkelijk om al vóór de duik op het formulier aan te geven welke soorten ze niet kennen of/en waarop ze niet van plan zijn te gaan letten. Dit doen ze door een kruisje te zetten in de kolom ‘?’. Als na de duik toch blijkt dat op bepaalde soorten niet (goed) is gelet, kan voor die soorten alsnog de kolom ‘?’ worden aangekruist. Beginners wordt aangeraden eerst met een klein aantal soorten te beginnen.
Tijdens de duik
Het verzamelen van waarnemingen door ANEMOON vrijwilligers gebeurt met de ‘Roving Diver Technique (RDT)’, een visuele onderzoeksmethode speciaal ontworpen voor het verkrijgen van data door vrijwilligers. Tijdens de duik proberen de MOO-waarnemers zo goed mogelijk te letten op de ‘opletsoorten’ die ze zelf hebben aangegeven (die waarachter ze geen kruisje hebben gezet in de vraagteken-kolom). Ze proberen vervolgens van deze soorten te tellen hoeveel er tijdens de duik zijn waargenomen. Als het om kolonievormede soorten gaat, dan wordt een schatting gemaakt van het aantal waargenomen kolonies.
Tijdens een MOO-duik, zwemmen de duikers vrij rond op de duiklocatie en nemen elke soort waar die ze herkennen. Soorten en geschatte aantallen kunnen op een meegenomen lei worden genoteerd. De zoektocht naar soorten begint zodra de duiker onderwater is. Het doel is om zoveel mogelijk verschillende soorten waar te nemen, dus kijk ook tussen stenen en in de waterkolom.
Na de duik
Na de duik vult het buddypaar het MOO-formulier in. Naast gegevens over de locatie, de datum, de tijd en de namen van de waarnemers, plaatsen ze achter elk van de soorten een kruisje in de kolom die van toepassing is. Je kan ook soorten die niet op het formulier staan bijschrijven: dat zijn ‘bijschrijfsoorten’.
Doorgeven van waarnemingen
Waarnemingen worden doorgegeven via het ANEMOON-portaal. Vul alle waarnemingen na de duik zo snel mogelijk in op het MOO-portaal, zodat waarnemingen van meerdere duiken niet door elkaar worden gehaald
Resultaten
Resultaten van het MOO worden gepubliceerd in de serie Het Duiken Gebruiken.