Dit artikel is een vervolg van: ‘Haven: groot en diep’
De olietanker Amoco Mildford Haven ging in april 1991 brandend ten onder voor de kust van het eeuwenoude kustplaatsje Arenzano, bij Genua. Met een lengte van 344 meter en een breedte van 51 meter is het een onvoorstelbaar groot schip: zelfs het grootste voor duikers te bereiken wrak ter wereld. Door de diepte (bodem op 80 meter) is het vooral in trek bij technisch duikers. Na een paar oriëntatieduiken verkennen we de diepere delen van het wrak. Het ingenieursdek ligt op 43 meter, het officierendek op 46 meter, het onderofficierendek op 49 meter, de manschappenruimtes op 52 meter en het hoofddek ligt op 55 meter. Deze duiken vereisen een trimix bodemgas en een apart decogas (nitrox) om de decompressietijden te verkorten. Alleen dan heb je voldoende tijd om de ruime balkons met balustrades langs te zwemmen. Aan de buitenkant van de opbouw zijn trappen waarlangs de bemanning van etage naar etage kon lopen. Overal ramen en deuren – als we naar binnen kijken zien we de sporen van de enorme hitte van de brand. In de ruimtes nog stoelen, tafels en keukengerei. Scholen vis zwermen om de tanker en het hele wrak is overwoekerd met met miljoenen geknobbelde hartschelpen. Talrijke murenes en schorpioenvissen hebben de kajuiten overgenomen.
Bij de eerste duiken hoort ook zeker een duik naar de enorme schoorsteen. Er loopt een vaste gidslijn tussen de opbouw en de schoorsteen. Bedenk dat de bovenste 10 meter van de schoorsteen is afgezaagd om de scheepvaart nog voldoende diepgang te bieden. De Haven ligt immers in een scheepvaartroute. De schoorsteen is helemaal begroeid met weekdieren en sponzen en het wemelt er van de rode vlagbaarsjes. De bovenzijde van de schoorsteen is indrukwekkend. Er zitten zes grote uitlaten in. Een paar daarvan hebben een doorsnede van minstens een meter met een eigen ladder om omlaag te klimmen. Waarschijnlijk kom je dan uit in de machinekamer. Als we langs de schoorsteen afdalen zien we op het achterdek – 55 meter – allerlei machines staan. Aan stuurboordzijde ligt het zwembad, de watertemperatuur is nu 20 graden…
Reusachtig: hoofddek
De volgende duik gaat naar het reusachtige hoofddek. Dat lijkt eenvoudig maar in feite is het een ingewikkelde duik. Het dek is zo onvoorstelbaar groot dat je er gemakkelijk verdwaalt. Een oppervlakte van maar liefst 50 meter breed en bijna 200 meter lang tot aan de plek waar de boeg is afgebroken. Een lijn uitzwemmen is geen overbodige luxe om weer veilig terug te keren. Op het dek liggen de enorme buizen, sommige zelfs een meter in doorsnede, als een doolhof van leidingen die splitsen, samenkomen en over elkaar heen lopen. Eens werden ze gebruikt bij het laden en lossen van olie en het overhevelen en evenredig verdelen van de lading over de verschillende ruimen. Op het dek staan diverse hoge waterkeringen. Ooit leidden ze bij storm het overstromende boegwater van het dek, nu zijn het ankerpunten voor gorgonen. Op het dek staan kranen en diverse huisjes: luchtschachten om verse en koele lucht naar de enorme machinekamer te pompen. Je komt ogen te kort en de toegang tot de ruimen ziet er uitnodigend uit. Trappen verdwijnen omlaag in enorme ruimen waar eens de ruwe olie zat. Naarmate we verder van de opbouw komen, neemt het leven toe. Meer en grotere vissen, meer koraal, grotere gorgonen en grote kokerwormen zijn tekenen dat hier niet zo veel duikers komen. We moeten flink doorzwemmen om uiteindelijk de breuklijn te bereiken. Op 57 meter loopt de decotijd snel op en de manometer snel terug. Op de afgesproken flesdruk keren we om. Op de terugweg halen twee scooterende rebreatherduikers ons zwaaiend in. Zij gaan snel maar wij zien dan weer wel de briljant gekleurde juwelenanemonen. Ons startpunt voor de decompressie ligt 25 meter hoger, bij het vaste ankerpunt aan de brug. Nog 45 minuten opstijgtijd te gaan.
Naderhand blijkt dat we bij de verkenning van het hoofddek ook de pompenkamer hebben gezien. Een bijzondere ruimte die we eerst niet goed konden thuisbrengen. Van hieruit werden het laden en lossen aangestuurd. Via het dekhuis en wat trappen kom je er: meerdere etages vol pompen, draaikranen en een wirwar van buizen die in het niets verdwijnen. Als je de pompenkamer uitzwemt zie je een deur met daarachter de opslag- en werkruimte van de scheepsschilder. Die had hier wel een dagtaak.
Op 70 meter diepte bereiken we de bovenkant van de cilinderkoppen.
Immens: hoofdopbouw
De opbouw verkennen we van diep naar ondiep om bodemtijd te sparen. Op de onderste etage, op 55 meter diepte, zijn heel veel deuren die toegang bieden tot de ruimtes. Het is mogelijk een stukje naar binnen te zwemmen en dat biedt verrassende inkijkjes. Binnenin verbindt een lange gang achter elkaar de vrachtcontrolekamer, wat koelruimtes, de kombuis centraal in het schip, de ziekenzaal, de wasgoedruimte en de brandbestrijdingsruimte. Je hoeft niet per se naar binnen want ook via de vele vensters in de immense opbouw heb je goed zicht in deze ruimtes. Een verdieping hoger (diepte 52 meter) bereiken we het reddingsbootdek. Daar is natuurlijk geen spoor meer te zien van de reddingsboten maar wel van de kranen waaraan ze ophingen. Er waren twee reddingsboten, één aan elke kant en ze hadden allebei plaats voor 47 man. Meer dan genoeg voor een bemanning van 36 koppen. Hier is ook de verdieping waar de manschappen verbleven. Iedere kajuit had een eigen badkamer en in het midden van deze etage liggen een cafetaria en een restaurant. Als we verder stijgen naar 46 meter komen we bij het officierendek. Hier nog meer individuele ruimte en luxe.
De opbouw is op iedere etage gelijk met een U-vormige gang die op twee plaatsen uitkomt op het achterdek. Aan weerszijden zijn ruimtes met deuren; een gemakkelijk te onthouden patroon voor de oriëntatie. De meest luxe dekken bovenin waren gereserveerd voor de twee hoogste officieren. De hoofdwerktuigkundige en de kapitein hadden ieder een eigen dek. De kapiteinsruimtes zijn goed toegankelijk. Ze zijn ruim en je kunt zien dat het de hoogste in rang aan niets ontbrak. Centraal in de hoofdopbouw ligt een trappenhal die het kapiteinsdek verbindt met het onderofficierendek. Daar is het trappenhuis versperd. Noot: ga alleen naar binnen als het zicht goed is en je trim onder controle. Leg een gidslijn en neem meerdere lampen mee.
Indrukwekkend: machinekamer
De machinekamer is een van de meest fascinerende delen van een wrak. In woorden is nauwelijks uit te leggen welke indruk de machinekamer van een schip van deze omvang op ons maakt. De toegang is ruim en nodigt uit om naar binnen te gaan. Een lijn vastmaken buiten de machinekamer is altijd nuttig want de afdaling van 15 tot 20 meter is serieus te noemen. Op 70 meter diepte bereiken we de bovenkant van de cilinderkoppen. Boven houden we zicht op het azuurblauwe water, om ons heen is het best donker. De onderdelen van de machinekamer blijven verborgen tot ze in alle kleur verschijnen in onze lichtbundels. De hoofdmachine is een tweetakt dieselmotor (voor kenners: een Burmeister & Wain) en is 12 meter hoog en 20 meter lang. De 8 cilinders zijn elk 2 meter hoog en 1 meter in doorsnede. Geen wonder dat de zuigers in de cilinders alleen met veel hulp – waaronder perslucht – in beweging konden komen.
In de machinekamer is zo veel te zien dat zelfs meerdere duiken niet genoeg zijn. De brand lijkt hier relatief weinig schade te hebben aangericht. Takels hangen nog op hun plaats, bull-eyes zijn onaangetast, reservezuigers liggen voor het grijpen… slechts de roestvorming is een van de serieuze risico’s voor de duiker. Nog even kijken in de werkplaatsgang maakt de duik compleet. Deze ligt tussen de machinekamer en de hoofdopbouw en links en rechts van deze gang vind je werkruimtes met werkbanken, gasbufferflessen en allerlei machinerieën. Ogenschijnlijk is alles klaar voor gebruik.
Enorm: bronzen schroef
Na de machinekamer willen we alleen nog het roer en de vijfbladige bronzen schroef zien. Zoals gewoonlijk start deze route vanaf de bovenste brug. Op het dek wisselen we naar bodemgas en langs de stuurboordwand van het schip zwemmen we de diepte in. Op de bodem hangt vaak een mysterieuze mistsluier. Al snel zien we de contouren van de enorme propeller en het roer. De maten zijn niet van deze wereld. Eén blad van de propeller is al manshoog, en de propeller heeft vijf van die bronzen bladen. Lang kunnen we hier niet blijven. We zitten op een diepte van 80 meter, ook het gasverbruik is enorm. Volgens plan stijgen we langs bakboordzijde weer op en zien daar het gat dat de laatste explosie heeft veroorzaakt. Het is zo’n 10 meter in doorsnede en geeft een inkijkje in het hart van het schip. Het staal is door de explosie naar buiten gebogen, volledige platen zijn weggeslagen. Nu valt op dat de MT Haven enkelwandig was, een in die tijd gebruikelijke maar kwetsbare constructie. De weg omhoog lonkt. We nemen nog even de tijd om door het kapiteinsdek en de stuurhut te zwemmen, om daarna nog even aan het comfortabele decostation te hangen. We kijken naar het ritme van dansende scholen vis en hun spel met groepen jagende tonijnen. Op de duikcomputer tikken de minuten decotijd langzaam weg. Op de RIB verwelkomt de altijd lachende Pippo ons en na vijf minuten varen zijn we weer in de haven van het zonnige en gastvrije Arenzano. Tijd om een middagje uit te blazen.
____________________________________________
Mooi boek
Nina Zschiesche is al jaren gast bij Haven Diving Center en heeft talloze duiken gemaakt op dit wrak. Zij is de schrijver van het Duitstalige boek “Das Wrack der Haven”: een aanrader als je een duikavontuur op dit wrak voorbereidt. Heinrich Mattensen heeft de foto’s gemaakt en heeft deze ook beschikbaar gesteld voor dit artikel. ISBN 978-3-00055285-4.
____________________________________________
ARENZANO ligt ongeveer 1400 kilometer van Nederland en is met de auto en eigen duikspullen goed te doen vanuit Nederland. De reistijd is ongeveer 14 uur. Er wordt doorgaans het hele jaar gedoken op de MT Haven. In verband met drukte zijn het voorjaar en najaar het meest aantrekkelijk. www.havendiving.com