Leestijd: 6 minuten

De technische NEN-normen voor ademautomaten worden steeds verder aangescherpt. Niet meer elk onderdeel afzonderlijk wordt bekeken, maar het complete “onderwatersysteem” als geheel. Dat betekent dat een ALV, een Alternatieve Lucht Voorziening – ook wel genoemd octopus, tegenwoordig vaak niet meer aan de normen voldoet. Hoe zit dat?

Onder duikers en instructeurs is onduidelijkheid over de gevolgen van de nieuwe Europese norm voor ademautomaten: de NEN-EN250:2014. De oude norm kon het veilig delen van lucht met je buddy niet onder alle omstandigheden garanderen. De nieuwe NEN-EN250:2014-norm geeft aan onder welke omstandigheden een ademautomaat goed moet werken en hoe de fabrikant dat moet testen. Ook nieuw is dat de norm voorschrijft hoe je de automatenset moet gebruiken. In dit artikel vind je de belangrijkste punten uit de norm en hoe die voor jou van belang zijn.

 

Automaat en octopus

In 2014 werd de NEN-EN250-norm voor ademautomaten vernieuwd. In de vorige versies daarvan hadden de testprocedures voornamelijk betrekking op een juiste werking van de aparte onderdelen. Eigenlijk is dat onzin, omdat die onderdelen in de praktijk nooit los van elkaar werken, maar altijd in samenhang met elkaar. Daarom worden veel normen op die manier veranderd. De nieuwe NEN-EN250:2014-norm gaat dan ook niet uitsluitend over ademautomaten, maar over een compleet ‘onderwatersysteem’ dat ten minste moet bestaan uit een fles met fleskraan, een automaat, een manometer, een mondstuk en een draagsysteem. Dat geheel moet voldoen aan de standaard. Daarnaast wordt in deze nieuwe norm nu ook aangegeven dat een octopusconfiguratie niet geschikt is voor duiken dieper dan 30 meter en/of in water kouder dan 10 graden, als er meer dan één duiker uit die configuratie ademt.

 

Het testen van een goede werking van de samenwerkende onderdelen heeft een belangrijk gevolg voor het gebruik van de automatenset als alternatieve luchtvoorziening voor je buddy. In de voorgaande normen werd de werking van de onderdelen dus apart getest. Concreet: de primaire tweede trap (dus de automaat die jij in je mond hebt) moest 62,5 liter per minuut kunnen geven. Kon ‘ie dat: vinkje. En in een andere test moest de secundaire tweede trap (dus de octopus) 62,5 liter per minuut kunnen geven. Ging dat goed, dan kon ook die test worden afgevinkt. Als je de octopus als ALV voor je buddy gebruikt, zijn de primaire en de secundaire tweede trap echter bedoeld om tegelijk lucht te geven, oftewel de dubbele hoeveelheid van het testje. Er komt dan dus niet 62,5 liter, maar bijna 125 liter per minuut door de eerste trap en of de automaat dan goed blijft werken, is bij de oudere automaten dus nooit getest.

 

In een opleidingssituatie onder gecontroleerde omstandigheden zal het meestal nog wel goed gaan, maar het risico op een haperende automaat neemt toe bij een écht noodgeval als het luchtverbruik door stress omhoog schiet – en daar is die octopus uiteindelijk toch voor bedoeld.

 

Bevriezing

Als een duiker de octopus aan zijn of haar buddy aanbiedt, ademen zij met z’n tweeën uit een fles. Er moet dan een hoeveelheid lucht voor twee personen door de eerste trap. Dat veroorzaakt een flinke afkoeling in de eerste trap. Met het risico van bevriezing of onvoldoende levercapaciteit van de eerste trap. Onderzoek naar de oorzaak van duikongevallen heeft uitgewezen dat dit geen denkbeeldig scenario is. Want:

1. duikers die dicht bij elkaar zwemmen, nemen elkaars ademritme over en hierdoor moet de eerste trap meer lucht leveren;
2. in een noodgeval onder water stijgt het adrenalineniveau en daarmee het luchtverbruik van beide duikers;
3. deze twee factoren bij elkaar veroorzaken het risico van bevriezing of onvoldoende flow van de eerste trap.

 

Het bevriezen van de eerste trap bij het ademen uit een set door twee duikers tegelijk blijkt in de praktijk wel degelijk voor te komen. Dat risico werd in de oude situatie dus niet ondervangen door de tests die de fabrikanten op hun automaten uitvoerden. In de NEN-EN250:2014-norm is die test veranderd: nu moet de fabrikant wél de werking van de automatenset testen bij een dubbele belasting, ofwel als twee duikers er tegelijkertijd uit ademen.

 

Gescheiden systeem

Een automatenset met een CE250A-keurmerk (zie kader) is getest om lucht te delen in water dat niet kouder is dan 100C en/of op dieptes tot 30 meter. Duik je (soms of vaak) in water kouder dan 100C en/of dieper dan 30 meter? Dan schrijft de norm op basis van onderzoek naar duikongevallen[1] een volledig gescheiden systeem voor. Dat wil zeggen een systeem met twee ademautomaten, elk bestaande uit een eerste en een tweede trap en aangesloten op een fles met twee onafhankelijke kranen. Daarmee zijn de risico’s op bevriezing of een tekort aan levercapaciteit het kleinst. Als je duikt met een automatenset in een configuratie die aan de meest recente norm voldoet, zorg je optimaal voor je eigen veiligheid en die van je buddy.

 

Als instructeur word je geacht de ontwikkelingen in de duiksport te volgen. Dit betekent dat alle instructeurs moeten weten dat met de huidige inzichten het delen van lucht met een volgens de oude norm gecertificeerde automatenset met octopus nooit veilig is. Een automatenset met de keur  CE EN250A > X0 is getest om in water dat niet kouder is dan 100C en/of op dieptes tot 30 meter veilig lucht delen met je buddy of leerling. Volgens de nieuwe norm kan in water kouder dan 100C en/of dieper dan 30 meter alleen met een volledig gescheiden systeem veilig lucht gedeeld worden.

 

Verantwoordelijkheid

Als instructeur weegt jouw verantwoordelijkheid ten opzichte van je leerling zwaar. Heel simpel gezegd: instructeurs worden geacht al het redelijke te doen om de veiligheid van hun leerlingen te borgen. Daar maakt de keuze van het materiaal waarmee de instructeur en leerling duiken een belangrijk deel van uit. Hetzelfde geldt overigens voor verenigingen die leenuitrustingen ter beschikking stellen aan duikers. Heeft de automatenset niet dat extra A’tje in de CE-markering dan stuur je je leerlingen dus feitelijk het water in met een automatenset waarvan de fabrikant zegt dat ‘ie niet geschikt is om als ALV voor de buddy te gebruiken. Zou er onder water iets mis gaan bij het lucht delen, dan heb je er als vereniging of school een harde dobber aan om – bijvoorbeeld bij een rechter – aan te tonen dat je er alles aan hebt gedaan wat in je vermogen ligt om je duikers veilig te laten duiken.

 

Veel instructeurs en materiaalcommissarissen vragen zich af hoe het zit met aansprakelijkheid. Daarover kunnen we het volgende zeggen:

  • als instructeur (of materiaalcommissaris bij een vereniging/school) word je geacht de ontwikkelingen op jouw vakgebied te volgen;
  • daarom word jij geacht te weten dat een automatenset zonder de CE-markering CE EN250A > X0 volgens de fabrikant ervan in noodsituaties niet geschikt is om te gebruiken als ALV voor de buddy. Zo’n set kan volgens de fabrikant uitsluitend door één duiker veilig worden gebruikt;
  • ben je instructeur en duik je (soms of vaak) in de buurt van de in de NEN-EN250:2014-norm aangegeven grenzen (namelijk in water kouder dan 100C en/of dieper dan 30 meter), dan zal een rechter stellen dat jij had kunnen weten dat onder deze omstandigheden een octopussysteem niet de veiligste configuratie is;
  • de rechter zal jou vragen uit te leggen waarom jij als instructeur (of als vereniging/duikschool als het om leenuitrusting gaat) er niet voor hebt gekozen te duiken met de configuratie die door de branche als de veiligste optie wordt gezien. Als je dat niet goed kunt uitleggen – en de kans is groot dat een argument als: ‘Ik vond het te duur om een nieuwe automaat te kopen’ niet als een goede uitleg wordt gezien – kan de rechter zeggen dat jij verwijtbaar hebt gehandeld en kun je aansprakelijk worden gesteld.

 

ademapparatuur

In een opleidingssituatie onder gecontroleerde omstandigheden zal het meestal nog wel goed gaan (foto: Rob Aarsen).

Geen verplichting

Er zijn duikorganisaties die hun instructeurs inmiddels hebben verplicht een gescheiden systeem aan te schaffen. De NOB neemt die verplichting niet over, omdat zij hier geen partij is. Het is een zaak van de verenigingen en de instructeurs hoe zij hun verantwoordelijkheid regelen. De NOB kan wel informatie geven over de grenzen die de norm aangeeft en we vertrouwen erop dat elke vereniging, instructeur en duiker daarmee de voor hem of haar passende keuze maakt. Op de NOB-website hebben we een speciale pagina aangemaakt over de NEN-EN250:2014-norm en de consequenties daarvan voor duikers en instructeurs. Hier vind je meer informatie, onder meer over de manieren waarop je je configuratie zo kunt aanpassen dat hij aan de nieuwe standaard voldoet.

Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van: Jan Willem Bech (commissie Technisch Duiken), Leo Blokland (jurist en duikinstructeur), Jeroen Halbesma (Examencommissie), Ron Lemmens (Veiligheidscommissie), Olivier van der Post (Instructeur), Tino de Rijk (commissie Technisch Duiken), Frans van der Veer (bestuur) en Erik van Vessem (bestuur).

 

ademapparatuur

Volgens de nieuwe norm kan in water kouder dan 100C en/of dieper dan 30 meter alleen met een volledig gescheiden systeem veilig lucht gedeeld worden (foto: Cor Kuyvenhoven).

 

___________________________________________________

 Begrippen

In dit artikel bedoelen we met:

  • Alternatieve luchtvoorziening: het onderdeel van de configuratie dat je aan je buddy aanbiedt als die zonder lucht komt te zitten. Dit kan zowel een octopus als een gescheiden systeem zijn.
  • Octopus: een extra tweede trap op één eerste trap.

 

[1] Breathing performance of Octopus demand diving regulator systems, 2005. Health and Safety Executive.