Dreischor is een van de drukstbezochte duikstekken in Zeeland. Op een zomerdag staat de wat krappe parkeerplaats vol met enthousiaste duikers. Zelfs de polderweg ernaar toe kan weleens versmald zijn door geparkeerde auto’s. Op de geasfalteerde parkeerplaats staan een vulcontainer en een mobiel toilet. Dit speelt ongetwijfeld mee in de aantrekkingskracht op duikers. Te water gaan kost hier ook weinig moeite, als je eenmaal de steile dijktrap hebt overwonnen. Je moet op weg naar de steiger wel even oppassen voor die gladde, vrij puntige Vilvoordse steentjes. Op de steiger is er een keuze: ofwel met de commandosprong rechtsdoor of rechtsaf, ofwel via de aluminium trap naar beneden. Ik verkies de trap boven de sprong, ter bescherming van mijn camera. Op het kleine plateau onderaan de trap neem ik even de tijd om mijn vinnen aan te trekken, mijn masker te voorzien van een vers laagje speeksel en alles even te controleren. Dan spoel ik mijn masker, zet het op en laat mijzelf in het zoute water van het Grevelingenmeer zakken.
Frame
Zoals gewoonlijk daal ik af tot aan de reefballs, die pal onder de steiger liggen en zowel naar oost als west zijn verspreid. De reefballs zijn perfecte onderwerpen om op te snuffelen en ik zet koers richting het westen. Kreeften hebben hun intrek genomen in de reefballs, zo vind ik er in elke reefball wel één. Regelmatig vind ik een vorskwab in zo’n reefball, maar die laten zich niet gemakkelijk fotograferen. Na de laatste reefball zweef over de zandbodem verder richting het westen, op zoek naar het frame van het kasje. De routebeschrijving heb ik in mijn hoofd: vanaf de laatste westelijke reefball nog een stukje naar het westen (tot circa twintig meter vanaf de steiger), dan loodrecht van de kant af zwemmen naar een diepte van ongeveer tien meter. Onderweg kom ik het rijkelijk begroeide frame op een paal tegen, mooi begroeid met mosselen, zakpijpen en zeeanjeliertjes. Eventjes denk ik dat ik verkeerd zit, maar ik heb mijn kompas goed in de gaten gehouden. Dan doemt er toch een grote donkere vlek op in de verte. Doordat het wat stoffig is, zie ik het kasje pas goed als ik er dichtbij kom. Ik maak een rondje en schat dat het kasje ongeveer twee bij twee meter is en zo’n tweeëneenhalve meter hoog.
Meteen vallen de zeesterren op, het zijn er best veel. Zakpijpjes en zeeanjelieren sieren de spanten van het kasje en mosselen hebben zich ook goed vastgehecht. Het is een mooi kunstrifje dat allerlei leven aantrekt. In de begroeiing valt mijn oog op een klein wit-blauw vlekje. Het is een redelijk grote noordelijke knuppelslak. Met zijn mooie blauwe gloed steekt hij goed af tegen de bruinachtige achtergrond van het kasje. Ik maak een paar rondjes rond het kasje. Het is een voordeel dat je een stuk boven de bodem duikt, stof maken is hier bijna een kunst. In het water drijven wat oorkwallen en Amerikaanse ribkwallen aan mij voorbij, er staat hier zowaar een lichte stroming op bijna tien meter diepte. Gelukkig kan ik prima op mijn plaats blijven hangen en genieten van deze nieuwe ontdekking. Na zo’n drie kwartier verlaat ik het kasje weer en blijft het eenzaam achter op een grote zandvlakte. Het kasje is een oase op de zanderige bodem van het Grevelingenmeer en een fijne toevoeging tijdens een duik hier bij Dreischor.
Sierlijk
Op de terugweg neem ik, zoals gebruikelijk, nog even de moeite om in het ondiepe rond te scharrelen. Op het zand vind ik talloze garnalen, krabbetjes, slakjes en met een beetje geluk zelfs een sepiola. Zeker als de zon laag staat kun je er ook sfeervolle groothoekfoto’s maken met het zonnetje in de achtergrond. De wieren, die hier sierlijk in de lichte deining dansen, geven het geheel een eigen sfeer. Omdat de wind meestal uit zuidwestelijke richting komt, duik je hier vaak in de luwte. Dreischor Frans Kokrif biedt altijd iets moois en het ondiepe deel, de reefballs maar zeker ook het kasje blijven steeds weer de moeite waard om te bezoeken.