Explosieven. Ankers. Prehistorische altaren. Alleen al in Zeeland liggen dertig verdronken dorpen in de Schelde, en in Flevoland en het IJsselmeer zo’n achthonderd vermiste vliegtuigen. Nederland is een waterrijk land. Er zijn zeker 50.000 schepen in de Nederlandse wateren vergaan en pas een klein deel is teruggevonden. Hilarisch is het verhaal van een grote Amerikaanse auto die middenin het IJsselmeer is gevonden: die bleek aan het einde van een koude winter door het ijs te zijn gezakt. Op archeologisch gebied valt kortom nog veel te ontdekken in ons land. Om die reden heeft de NOB een nieuwe specialisatie gemaakt, de ‘Introductie Onderwaterarcheologie’. Deze specialisatie is voor iedereen toegankelijk. Het ingangsniveau is het 1*-duikbrevet. Om instructeurs bevoegd te maken de specialisatie te geven is samen met de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (LWAOW) een opleiding voor het NAS-1 certificaat georganiseerd. De opleiding voor het NAS-1 certificaat wordt erkend door de ‘Nautical Archeology Society’, die wereldwijd actief is. Alleen met het NAS-1 certificaat op zak ben je als instructeur bevoegd om deze specialisatie te geven aan alle duikers. Je leert wat onderwaterarcheologie inhoudt, over bodemopbouw, zoekmethodes, wet- en regelgeving, hoe je vondsten weer terugvindt, hoe je een archeologische vondst herkent en hoe je een vindplaats in kaart brengt.
Wrakduikers
Veertien instructeurs namen deel aan de opleiding. Elke deelnemer had zo zijn eigen redenen om deze te volgen. De wrakduikers wilden meer weten over oude wrakken, anderen waren weer geïnteresseerd in de maritieme geschiedenis. Eén ding hadden we gemeen: we zijn allemaal NOB-instructeurs en willen de kennis die we met deze opleiding hebben verkregen straks weer doorgeven aan andere duikers. Voor de theorie en het droog oefenen van een praktijkopdracht waren we te gast bij het Scheepsarcheologisch Depot in Lelystad (een onderdeel van het RCE, gelegen bij de Bataviawerf). Maritieme archeologie gaat over alle archeologische vondsten die worden gedaan in Nederlandse wateren of op land dat vroeger water was. Het Romeinse Schip dat bij De Meern is gevonden, is dus ook door maritieme archeologen opgegraven en bestudeerd. En nee, het is echt geen schatgraven! Bij archeologie gaat het erom dat je iets vindt of gericht op zoek gaat naar een object dat ons beeld van de maritieme geschiedenis completer maakt. Dat kan zelfs een houten plankje zijn, niets waard maar misschien wel tweehonderd jaar oud. Je doet onderzoek naar wat het is, waarvoor het heeft gediend en waar het vandaan komt. Tot 1900 werden schepen zonder tekening gebouwd. Uiteindelijk draagt de onderwaterarcheologie bij aan onze kennis over de ontwikkeling van de scheepsbouw door de eeuwen heen.
Zoeken met geluid
Een belangrijk instrument bij het zoeken naar oude scheepswrakken is de ‘multibeam’. Dit apparaat wordt gebruikt om de afstand tussen het schip en de zeebodem te berekenen. De multibeam sonar zendt in één keer meerdere geluidspulsen uit onder verschillende hoeken. Deze bundel van pulsen vormt een verticale waaier onder het schip, van loodrecht onder het schip en in dwarsscheepse richting aan beide zijden. De bundel meet een pad op de zeebodem, dat breder wordt naarmate de diepte groter wordt. Het geluid – het signaal wordt overigens gecompenseerd voor verschillen in geluidssnelheid in verschillende waterlagen waar de sonar doorheen ‘kijkt’, en voor de beweging van het schip – wordt een object op de zeebodem duidelijk zichtbaar. Bovendien is er in de opleiding aandacht voor geofysica
ofwel de natuurkundige verschijnselen die zich voordoen in de aarde. Daarmee kijk je niet op de bodem maar ín de bodem en kun je die goed afzoeken naar mogelijke archeologische sites.
Heb je eenmaal wat gevonden en boven water gebracht dan moet je het conserveren. Zet je een gevonden voorwerp zo maar thuis in de vensterbank dan heb je een goede kans dat het na twee jaar is verdwenen. Als je niet conserveert kan het, afhankelijk van het materiaal, helemaal verpulveren of uiteenvallen. Conserveren is dus het beschermen tegen aantasting. Er zijn vele manieren van conserveren. De gekozen methode is afhankelijk van het materiaal: hout behandel je anders dan metaal, steen anders dan textiel. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat archeologische vondsten thuis in de kast of erger, op Marktplaats worden gezet. Alles wat je vindt moet worden gemeld bij de
RCE, dat vervolgens beoordeelt wat ermee moet gebeuren. Als je een voorwerp vindt waarvan er al tienduizend in het depot liggen heb je kans dat je het mag houden. Maar als het iets unieks is, een ark van tweeduizend jaar oud bijvoorbeeld, dan is het eigendom van de staat.
Meten
De opleiding bestaat voor een groot deel uit praktijk. Dat begint met een opdracht op het droge ter voorbereiding op het echte veldwerk onder water. Nadat we met verschillende objecten een archeologische site hadden nagemaakt, maakten we in teamverband een plan om de locatie op te meten. Hoogtes maar ook afstanden tussen de objecten worden gemeten met behulp van een meetlint. Vanaf elke punt wordt er gemeten zodat je zo nauwkeurig mogelijke resultaten krijgt. Het gaat dan om de grootte van de site. De diepte. Afstanden tussen de objecten. Op het droge veel gemakkelijker dan tijdens het praktijkweekend in Oostvoorne. De onderwater praktijk werd geoefend in het Oostvoornse Meer. Wij zaten in een team van zes duikers en kregen de opdracht om onderzoek te doen naar de ‘OVM2’. Dit wrak staat bij duikers bekend als de Archimedes maar bestaat in feite uit de resten van twee wrakken: het stoomschip de Littlebeck uit West-Hartlepoole (gezonken in 1886) en de stoomtrawler Germaine uit Oostende (gezonken in 1903). In vier duiken verzamelen we zo veel mogelijk informatie over dit wrak. De eerste duik is altijd een verkenningsduik. Daarin vorm je een eerste indruk van het wrak, de oriëntatie en welke onderdelen je kunt herkennen – waar liggen de boeg en eventueel een schroef en machinekamer. Hierbij maakte ons team foto’s en onderwateropnames van de site. Bij de tweede duik gingen we per buddypaar meetpunten uitzetten en labelen. Elk buddypaar nam een ander onderdeel voor zijn rekening. Later werd de afstand tussen alle onderdelen in kaart gebracht. De tweede dag stond in het teken van diverse metingen. Van alle objecten werden de lengte, hoogte, diepte en doorsnede zorgvuldig opgemeten. Hierdoor waren we in staat een gedetailleerde tekening te maken van hoe het wrak er nu bij ligt.
Veertig kantjes
Ten slotte moesten we onze metingen, bevindingen en alle research die we hebben verzameld verwerken in een onderzoeksrapportage van ongeveer veertig kantjes. Dat heeft het beste deel van de zomer aan tijd gekost. Na goedkeuring door de RCE is ons rapport naar de Nautical Archeology Society in Engeland gestuurd en ook daar goed bevonden. Veertien instructeurs staan nu dus te trappelen om de Introductie Onderwaterarcheologie te geven. Meer weten? Als je interesse hebt om de Introductie Onderwaterarcheologie te volgen, neem dan contact op met www.polarbearduikschool.nl of www.born2dive.nl. Het onderzoeksrapport van de Archimedes is niet online gepubliceerd maar als je interesse hebt om het te lezen stuur dan een e-mail aan Paul Remkes: paul.remkes@polarbearduikschool.nl. Zie ook www.lwaow.nl.
De opleiding werd verzorgd door: Jan Venema (voorzitter LWAOW), Liselore An Muis (Maritiem Archeoloog, beroepsduiker en lid van de LWAOW), Johan Opdebeeck (RCE, hoofd afdeling Maritieme Archeologie), Alice Overbeek (Maritiem Archeoloog), Cees Aay (Gemeente Hoorn), Andrea Otte (Senior Beleidsmedewerker Maritiem Erfgoed), Seger van den Brenk en Frank Stoop, (Regiocoördinator Zuidwest van de LWAOW). De bevoegde instructeurs zijn: Paul Remkes, Roel van Gastel, John Schellekens, Jan Korbee, Wim-Frank Kolk, Arjan van der Leden, Leonieke Goutier, Ferry van Dorst, Philip Aerdts, Xander Lebesque, Ron Freijer, Bram Krikke, Cees Dubbelaar en Manuel de Kleine.
___________________________________________________
Amateur archeologen onder water
Beroepsarcheologen doen aan de hand van aanwijzingen onderzoek naar voorwerpen, schepen of vergane steden of bouwwerken. Maar vaak worden er vondsten gedaan door amateur archeologen. In Nederland is de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) verantwoordelijk voor archeologisch onderzoek. Het RCE kan toestemming geven aan amateur archeologen om op een ‘site’ onderzoek te doen. Voorwaarde is dan wel dat de betreffende duikers goed zijn opgeleid en zijn aangesloten bij een organisatie die bij de RCE bekend is. Tussen de RCE en de amateur archeologen verloopt de samenwerking vooral via de Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie en de ‘natte tak’ daarvan: de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water. De LWAOW verzorgt opleidingen op twee niveaus. De basiscursus die gelijk staat aan het internationaal erkende NAS-1 diploma, en een cursus voor gevorderden waarin je leert projectmatig een onderzoek te leiden.
De Introductie Onderwaterarcheologie biedt ongeveer dezelfde kennis en vaardigheden als de NAS-1 opleiding. Je kan de specialisatie, die door NOB-instructeurs wordt gegeven, zien als een vooropleiding die voor alle sportduikers van elk niveau geschikt is. De specialisatie besteedt ook aandacht aan de extra duikvaardigheden die je moet hebben om dit werk onder water goed te kunnen doen. Je werkt in een stoffige, donkere omgeving en je moet precies kunnen aangeven waar een voorwerp is gevonden. Je moet jezelf dus goed kunnen oriënteren en kennis hebben van de bijkomende veiligheidsaspecten. Wat je met de specialisatie niet kan is deelnemen aan onderzoek dat door de beroepsarcheologen van de RCE wordt gedaan. Zij zijn allemaal beroepsduikers en hun werk valt onder het arbobesluit ‘Werken Onder Overdruk’.