Leestijd: 9 minuten

In de ‘wirwar’ van het enorm grote aantal prachtige naaktslakken is het moeilijk om enige orde in de chaos te scheppen. Marion Haarsma helpt je: ze brengt orde in de naaktslakken. Deel 1: de doridinia en de arminia.

Naaktslakken – in de zee in dit geval – zijn er in grote getalen. En als we spreken over naaktslakken is dat eigenlijk niet het goede woord: naaktkieuwigen (Nudibranchia) moet het zijn. Laten we afspreken dat als ik schrijf over naaktslakken, ik de ‘naaktkieuwigen’ bedoel.

De naaktslakken zijn een gespecialiseerde soort roofslakken. Ze voeden zich allemaal met dierlijke prooien. De nudi’s zijn in te delen in vier soorten en gelukkig hebben wij, ook in Nederland, van alle soorten voorbeelden! Het doet mij altijd pijn als er mensen zijn (ook duikers), die tegen mij zeggen dat er in Nederland onderwater toch niets te zien is… Gelukkig hebben wij in Nederland tientallen prachtige naaktslakken en die ‘Juweeltjes van de Zee’ kunnen we ieder seizoen weer tegenkomen!

 

De eerste onderorde: de doridinia

Onder de doridinia vallen allerlei families. We beginnen met de onchidoridae. Dan beginnen we meteen met Nederlandse naaktslakken, de egelslak (Acanthodoris pilosa) en de rosse sterslak (onchidoris bilamilata) zijn hier prachtige voorbeelden van. De rosse sterslak is met de bolle vorm met duidelijke rhinoforen (reuksprieten) op de kop en een prachtige, dubbele, kieuwkrans achterop (rondom de anus) makkelijk te herkennen. Ze worden maximaal vier centimeter lang. De kieuwenkrans is voor de ademhaling, zo kan de slak zuurstof opnemen uit het water. De rosse sterslak kan zijn rhinoforen geheel intrekken, eet zeepokken en is daarom vaak op hard substraat (rotsen en schelpen) te vinden.

 

Rosse sterslak

 

De egelslak is een veel minder voorkomend slakje. Ze worden maximaal drie centimeter lang. Ze hebben lange rhinoforen en een enkele kieuwkrans. De kleur van het ovale lichaam is meestal egaal en varieert van wit tot lichtbruin, de rug is bezet met puntige wratjes. Het verspreidingsgebied is enorm, de egelslak komt overal op het noordelijke halfrond in ondiep en koud water voor. Ze eten kolonievormende mosdiertjes (zeevitrage), dat witte spul dat vaak op mosselen groeit en daar zijn ze dan te vinden.

 

Egelslakje

 

Het spiegeleitje (Diaphorodoris luteocincta) is een klein, maar heel mooi slakje van deze soort, het wordt niet groter dan 12 millimeter. Ze komen voor in de koude wateren in de landen om ons heen, Bretagne, Noorwegen en in de Middellandse Zee. Het is wit met witte rhinoforen en kieuwen, maar met een gele rand en in het midden is het knalrood, vandaar de bijnaam spiegeleitje. Het kan ook gewoon wit met een geel randje zijn. Ja, makkelijk is het determineren niet… Laten we hopen dat dit slakje binnenkort ook in de Oosterschelde een plekje gaat vinden.

 

Spiegeleitje in Noorwegen

 

Ook de bekende harlekijnslak valt in deze orde, maar het is van een andere familie, de Polycera. De harlekijn ziet er anders uit, het lichaam is slanker van vorm en halverwege het lichaam is de anus bovenop met rondom de kieuwkrans. Naast de kieuwkrans staan twee lange papillen, ik dacht dat die een bescherming vormden voor de kieuwen. De kleuren van onze harlekijn (Polycera quadrolineata) kunnen verschillend zijn. Meestal is de kleur van het lichaam wit met geel aan de uiteinden en gele langwerpige strepen, maar ze kunnen, ook in Nederland, vaak zwarte details hebben, dat heet dan ‘pigmentering’. Polycera kunnen ook in warme wateren voorkomen, maar dat zijn weer zoveel verschillende (onder andere de bekende ‘pyjamaslak’) dat ik daar wel een apart artikel over kan schrijven.

 

Harlekijnslakjes bij de Zeelandbrug

 

Nog een prachtig voorbeeld van een ‘tropisch’ aandoende slak in Nederland is de gestippelde mosdierslak (Tecacera pennigera). Met zijn witte lichaam bezet met zwarte, gele en oranje stippen is het de lieveling van de Oosterscheldeduikers. Deze slak komt over de hele wereld voor, van Engeland tot Zuid Afrika en van Japan tot Australië. Op de foto zie je een mooie gele mosdierslak bij Bali, maar een centimeter groot, maar met zwarte uiteinden is het een geweldig slakje om te zien en ziet er toch weer heel anders uit dan onze mosdierslak.

 

Mosdierslak

 

Nog een mooie Nederlandse slak van de familie Polycera is de wrattige mosdierslak (Limacia clavigera). Dat is een prachtig wit slakje met oranje stippen op het lichaam en gele uiteinden. Ze eten mosdiertjes. Helaas wordt deze niet zo vaak gezien. Ik zag ze in Zuid-Afrika, Simons Town, een klein stadje in de buurt van Kaapstad: de tip voor prachtige naaktslakken.

 

Een wrattig mosdierslakje bij Kaapstad. In Zuid Afrika zijn de Limacia wat groter en hebben ze mooie kleuren en rode ‘toefjes’ aan het eind van de papillen, adembenemend mooi!

 

Een wrattig mosdierslakje bij Burghsluis

 

Sinds een paar jaar hebben we in Nederland een nieuwe slak: de ruwe wratslak (Doris ocelligera). Ik dacht deze in Bretagne al gezien te hebben: een geelbruine slak met bobbels en uitsteeksels, die er sprekend op lijkt. Maar de wetenschappelijke naam is de enige echte naam en de Franse naaktslak is de Doris verrucosa. Niet alleen zien ze er, oppervlakkig gezien, hetzelfde uit, maar de ruwe wratslak kan je in de Oosterschelde heel ondiep tegen komen (0,80cm) en de Bretonse slak heb ik boven water gevonden, niet eens onder een steen, maar ze zaten (met laag water) midden in de zomerzon te bakken. En, ze konden er heel goed tegen. Dat is zeer opmerkelijk!

 

Ruwe wratslak

 

Een tegenhanger van de tropische Doris is de Taringa halgerda, deze ongewone slak heeft het lichaam van een dorisslak, maar leeft op het koraal. Normaal vind je nooit een naaktslak op koraal, want het koraal kan zich goed verdedigen en flink steken, maar deze twee maken een uitzondering. Ze leven samen, de naaktslak op het steenkoraal. Dit kleine slakje is wit met donkere rhinoforen en kan zich uitstekend verstoppen tussen en in de ‘ribben’ van het koraal.

 

Taringa halgerda – deze slak leeft samen met het koraal, zeer ongewoon.

 

Nog een Halgerda slakje, die wel heel bijzonder van uiterlijk is, heet de Reticulidia halgerda. Zwart met oranje en hoge uitstekende richels en rode rhinoforen, ik zag ze op Sabang. Weer een soort die daar wel op lijkt is de Halgerda batangas. Dit slakje heeft een bolle vorm met veel uitsteeksels, het is wit met fijne rode strepen op het lichaam, die met elkaar verbonden zijn, als een soort landkaart. De lange rhinoforen en grote kieuwkrans zijn wit met zwarte stippen en langs de rand van de voet heeft het ook nog eens oranje uitsteeksels, een soort bulten. Al met al een prachtig diertje, het is een ‘sight for sore eyes’.

 

Reticulidia halgerda op Sabang

 

Terug in de Oosterschelde hebben we de satijnslak, uit de familie Discodoridae, voor de gewone mensen zijn dat de ‘doris’slakken. De satijnslak (Jorunna tomentosa) eet sponzen en is daar dan ook vaak te vinden. Deze slak heeft een fluweelachtige huid met fijne uitsteekseltjes, vandaar de naam (satijn) en het neemt de kleur aan van de spons die het eet, dus het kan beige, geel of oranje zijn. De tropische Jorunna is de funebris. Hij lijkt veel op de satijnslak, maar is spierwit van kleur met zwarte rhinoforen en zwarte pigmentering op het lichaam. Deze grote slak eet ook spons, meestal een blauwe spons en daar is hij ook vaak op te vinden. En in de Middellandse zee is een vergelijkbare soort slak, de Peltodorus atromaculata. Het is een flinke naaktslak en met een wit lichaam met donkerbruine vlekken heel makkelijk te vinden en (natuurlijk) eet het spons. De slak is gespecialiseerd in twee sponzen soorten en hij heeft geen concurrentie, hij is de enige die het lekker vindt. Wikipedia noemt de donkere vlekken bruin van kleur, ik noemde ze altijd zwart… Een onelegante bijnaam is ‘zeekoe’, niet leuk, maar misschien wel terecht.

 

Satijnslak

 

Een heel bijzonder Hollands slakje, ik kan deze niet overslaan, is het groene mosdierslakje, de Palio nothus. Van de Palio staan maar heel weinig soorten in het ‘grote slakkenboek’ (Nudibranchs of the World) en toch hebben we er eentje van in Nederland. Het is een klein slakje, maximaal twee centimeter en donkergroen van kleur met bleke vlekjes, de rhinoforen zijn lang. Het slakje komt ondiep voor, misschien is het daar op zoek naar het mosdiertje, dat eten ze.

 

Nog drie slakken extra in deze onderorde, die zeker vernoemd moeten worden. De Asteronotus cespitosus is een enorme slak, vaak bruingeel met witte randen, maar is ook in het bruin en rood aanwezig. De eiersnoeren schijnen roze te zijn. Je weet niet wat je tegenkomt, ze zijn soms wel meer dan 25 centimeter groot. Het heeft een heel groot verspreidingsgebied, van de Rode Zee tot aan Hawaii, maar ik heb het maar een keer gezien, bij Wakatobi. Met mijn macro lens (60 mm Nikon) had ik de grootste moeite om ‘beest’ in mijn ‘frame’ te frommelen. Niet alleen is het lichaam groot, maar de kieuwenkrans ook en, natuurlijk, zijn de rhinoforen ook lang.

 

De meest bekende naaktslak is de Spaanse Danseres, die heb ik in de Rode Zee en Filipijnen gezien. De kleur varieert van effen rood, of rood met wit of geel, het is een sponzeneter. Het heeft zes kieuwen, vandaar de naam Hexabranchus sanguineus. Hexa betekent zes, branchia zijn longen (kieuwen) en ‘sangre’ betekent bloed en deze slak is knalrood, dus het is een duidelijke Latijnse naam. Met een lengte tot wel zestig centimeter is het de grootste naaktslak en het kan ook nog eens echt zwemmen! Vaak woont er een klein symbiosegarnaaltje op de Hexa.

 

Spaanse Danseres

 

 

De discodoris asteronotus cespitosus bij Wakatobi

 

Als laatste in deze onderorde van Doridacea komt de wrattenslak Phyllidiaea. De reden hiervan is dat het er niet uitziet als een naaktslak, want je ziet geen kieuwen. Maar toch, de kieuwplaten zitten verborgen onder de bovenste mantel. Op de foto zie je pas waarom het toch een naaktkieuwige is. Het heeft een groot verspreidingsgebied en ook veel soorten met weer een verschillend uiterlijk, een artikel apart waard. Ze hebben een lederachtige huid en de dikke mantel heeft vaak veel wrattige uitsteeksels. Ze kunnen hun rhinoforen intrekken, dan lijkt het helemaal niet meer op een naaktslak. Sommige soorten hebben ribbels in de lengte lopen en daar zitten dan ook weer wratten op. De wrattenslak is zeer gevarieerd van kleur en uiterlijk en is overal in Zuidoost Azië te vinden.

 

De wrattenslak

De tweede onderorde: Arminina

Het is een kleine groep met maar weinig soorten, maar is zeker ook in Nederland te vinden. De echte Armina is een tropische soort en komt veel voor op de Filipijnen. Gelukkig heb ik een foto van een echte Armina gemaakt in Sabang, toen wist ik nog niet dat het bijzonder was. Het is een langwerpige slak, met strepen in de lengte. Op de foto is een kluwen te zien van kleine slakjes, waarschijnlijk zijn ze aan het eten: anemonen en zeeveren staan op het menu.

 

Een andere familie is de onderorde Proctonotidae. Daar valt ons eigen wrattig tipje (janolus hyalinus) onder: in de zomer in Nederland te vinden, vaak goed verstopt onder stenen, waar het voedsel zit. Ze eten struikvormige mosdiertjes. Het lichaam (drie centimeter lang) is crèmekleurig tot grijs en is bedekt met lange papillen. De vertakkingen van de middeldarmklier lopen tot halverwege de papillen en zijn donkerbruin. Door de vorm en de kleur is dit slakje heel goed gecamoufleerd. In Zuid-Afrika, bij Kaapstad in de buurt vonden we ook prachtige Janolus slakken, ook met veel tentakels (papillade) de zilvertip, de Janolus capensis. De determinatie is weer moeilijk, het kan zijn dat alleen de witte slak op de foto de zilvertip is en de andere twee de Bosina nakazo, de verschillen zijn erg klein… Maar dan heb ik van de laatste naam nog een veel mooiere slak op de foto, ha! Deze heeft een toepasselijke bijnaam de ‘Gasflame’. Het zijn flinke slakken, vijf tot zeven centimeter en prachtig van kleur. De Gasflame heeft een oranje-geel lichaam met gele rhinoforen en aan het einde van de papillen paarsblauwe punten.

 

De arminaslak op de Filipijnen bij Sabang op zoek naar zeeveren en anemonen

 

De Gasflame in Kaapstad

 

Zilvertipje

 

Wrattig tipje

 

In deel twee komen twee andere onderordes aan bod: de Dendronotidea en de Aeolidadea.


DNA-onderzoek

De zeenaaktslak is continu onderwerp van onderzoek. Zo wordt nu door een grote groep biologen en experts wereldwijd onderzoek gedaan op basis van DNA. In Nederland is Naturalis in Leiden bij dit onderzoek aangesloten. De indeling van maar liefst 3000 naaktslaksoorten komt zo in stroomversnelling en geeft veel nieuwe inzichten. Bovenstaande indeling zou dit wellicht helemaal kunnen omgooien.