De duikstekken in Sydney zijn te verdelen in oceaanstekken en ‘harboursites’. Met name voor de oceaanstekken is een goede voorbereiding nodig. Bij Perth, Adelaide en Melbourne hoefde je eigenlijk alleen op windsnelheid en windrichting te letten en soms op getij. Bij Sydney zijn meer variabelen. Ook golfhoogte (swell) en de richting daarvan spelen een rol. Soms is er ook nog een eerste en tweede swell uit verschillende richtingen. Verder moet je rekening houden met golfperiode (is van belang voor hoe diep de deining voelbaar is onder water) en seas (gebruikt om de ruigte van de zee aan te geven). Deze zijn afhankelijk van wat er verderop op de oceaan gebeurt. Voor de harboursites is het eenvoudiger. Het enige waar je bij in de rivierduiken rekening moet houden is de regen: na flinke regenval wordt de rivier een modderstroom. En bij inkomend tij is het zicht vaak beter dan bij uitgaand water.
We hebben wat pech op de eerste dag: het heeft een paar uur gehoosd. Orkaan Gabrielle raast over Nieuw Zeeland, wat forse seas oplevert. De duikstekken van mijn wensenlijstje liggen er allemaal uit. Gelukkig zijn er alternatieven: we besluiten naar Camp Cove te gaan, dat op de overgang van rivier naar oceaan ligt. De duikstek ligt wat in de luwte en je kunt er eenvoudig te water gaan via een strandje. Prima om te beginnen dus. Het blijkt een verrassend leuke duik te zijn. Het zicht valt gezien de omstandigheden mee, vier tot vijf meter. De watertemperatuur is met 23 graden wat warmer dan verwacht. De koppotigen zijn goed vertegenwoordigd. We zien verschillende Sydney octopussen (Octopus tetricus) en Mourning cuttlefish (Sepia plangon). Ook voor ons veel onbekende soorten vis.
’s Avonds zijn we eigenwijs. We besluiten naar Clifton Gardens te gaan, een populaire nachtduikstek in de rivier. De praktijk bevestigt de theorie dat je na zware regenval niet in de rivier moet duiken. Het zicht is echt superslecht. Het haaiennet dat om het zwemstrand ligt kan ik wel voelen maar niet zien. Na een paar minuten breken we de duik af.
De frogfish doet zijn naam eer aan, direct na het te water gaan horen we hem al kwaken
De volgende dag is de zee nog steeds wat ruig, dus besluiten we bij Fairy Bower te duiken. Op basis van de weersvoorspelling zouden we daar ook wat in de luwte kunnen duiken. Een parkeerplek vinden valt niet mee, bovendien is het overal maximaal twee uur parkeren. We nemen de gok dat er geen scanauto langs komt. Helaas blijken de voorspellingen van de Australische KNMI vaak niet te kloppen. Misschien wel voor Sydney gemiddeld, maar aangezien de voorspelling een gebied van bijna honderd kilometer bestrijkt, wijken de lokale omstandigheden vaak af van dat gemiddelde. Zo ook nu, er staan behoorlijk wat golven. Maar aangezien er weinig andere opties zijn, gaan we te water. De instap ziet er moeilijker uit dan hij is, via een trappetje en over een paar rotsen heen zijn we snel te water.
Fairy Bower is onderdeel van het Cabbage Tree Bay Aquatic Reserve, een twintig hectare groot beschermd gebied. Omdat er niet gevist mag worden, is het gebied rijk aan vele soorten vis. We worden al snel begroet door een grote nieuwsgierige Blue Groper (Achoerodus viridis). Verder zien we schooltjes Old wifes (Enoplosus armatus) en Mado’s (Atypichthys strigatus), soorten die alleen in de Australische wateren voorkomen. Behalve veel vis is er niet zoveel te zien. Het zicht is een meter of acht. Als we boven komen, blijken de golven fors hoger geworden. Het water uitkomen valt niet mee, we gaan rollend over de rotsen.
Geleerd van het nachtduikdebacle van de dag ervoor besluiten we op safe te spelen en weer naar Camp Cove te gaan. Het zicht is wat slechter dan de dag ervoor, maximaal een meter of drie met erg veel fijnstof in het water. Ook is er veel trek onder water, waardoor we heen en weer over de bodem gaan. Dat is het nadeel van een ondiepe duikstek. Maar we vermaken ons prima. We zien tientallen grote zeehazen (Aplysia sydneyensis) en net als overdag weer octopussen en sepia. Een pygmee squid (waarschijnlijk Idiosepius notoides), een paar pijlinktvissen en Southern blue-lined octopus (Hapalochlaena fasciata. Een Eastern frogfish (Batrachomoeus dubius) en een Australian pineapplefish (Cleidopus gloriamaris) maken het feestje compleet. De frogfish doet zijn naam eer aan, direct na het te water gaan horen we hem al kwaken.
Meer rust
De derde duikdag is de zee wat rustiger. De keus is snel gemaakt, naar Bare Island, Botany Bay, wellicht de populairste duikplek van Sydney. Het was ook opnamelocatie voor Mission Impossible 2. Er zijn verschillende duikstekken, allemaal minutieus in kaart gebracht door een enthousiaste lokale duiker. We maken die ochtend twee duiken aan de westzijde van het eiland. We gaan te water bij de boothelling, een smal en steil hellinkje, eigenlijk alleen geschikt voor een grote kano. Rokus heeft de beschrijving niet gelezen – probeer het water niet in te lopen, maar laat je erin glijden – dus dondert hij het water in. Gelukkig zijn z’n camera en flitsers stevig. En hij ook. Het zicht is matig, ondiep een meter of twee, wat dieper een meter of vier. Bij de tweede duik is dat omgekeerd: ondiep een meter of vier, dieper een meter of twee.
Het eerste deel is niet bijzonder, maar westelijker, onder de tien meter is het een prachtige stek. Rotsen vol met Sea tulips (Pyura spinifera) in pasteltinten, veel sponzen en verschillende soorten zakpijpen. En die begroeiing trekt veel leven aan. Verschillende soorten naaktslakken, waaronder Aphelodoris varia, Doriprismatica atromarginata en de kleurrijke Goniobranchus splendidus. Er zit niet alleen klein spul, we zien ook een enorme Estuary cobbler (Cnidoglanis macrocephalus) en een Stingaree (Trygonoptera testacea).
Normaal gesproken maken we op duikvakanties twee ochtendduiken en een nachtduik. Maar vanwege de vele files en de lange reistijden besluiten we geen nachtduik te doen. Drie duiken per dag is hier niet te doen. Tussen de duiken door moeten we ook nog vullen en ondanks dat een duikcentrum vaak binnen 10-15 kilometer is doe je daar gerust 45 minuten tot een uur over, enkele reis. Verkeerslichten zijn niet op elkaar afgestemd en ook op 60 of 70 kilometerwegen mag op de rijbaan geparkeerd worden.
De volgende dag weer naar Bare Island. Van andere duikers krijgen we de tip om niet via de boothelling te water te gaan, maar via een soort natuurlijke trap daar net naast. Rokus gaat voorop en wandelt gemakkelijk het water in. Ik volg, maar stap precies tussen twee stenen, verlies mijn evenwicht en maak een akelige val. Mijn knie doet verschrikkelijk pijn maar na een rustmomentje gaan we toch onder.
We zien Bullina lineata (Red lined bubble snail). Geen endemische soort, maar wel prachtig. De Ceratosoma amoenum en Hypselodoris bennetti zijn wel soorten die alleen bij Australië en Nieuw Zeeland voorkomen. Ook endemisch, maar niet heel mooi is de Australian green moray (Gymnothorax prasinus). Op een rode spons vind ik piepkleine rode vlokreeftjes (family Iciliidae) waar Rokus zich lang mee weet te vermaken. Steeds als hij een foto wil maken kruipen ze naar de andere kant.
Teruglopen over de rotsen valt niet mee. Onderwater had ik niet zoveel last van m’n knie, boven water des te meer. De hele vakantie blijf ik veel last van die knie houden en we moeten ons duikprogramma daar flink op aanpassen. Alleen duikstekken waar je heel gemakkelijk te water kan zijn een optie, geklauter over rotsen gaat niet meer lukken. Na de vakantie blijken er scheurtjes in mijn buitenknieband, pees en meniscus te zitten en ben ik nog maanden zoet met het herstel.
Clovelly Pool
We willen die vierde dag wel een nachtduik maken. De rivierstekken liggen er door het slechte zicht nog uit en zijn de oceaanstekken nog wat te ruig qua zee. Bij ProDive krijgen we Clovelly Pool als tip. Overdag mag je er niet duiken. Maar zo druk als het er overdag is, ’s avonds zijn we alleen. We kunnen voor de deur parkeren en via een trappetje met leuning gemakkelijk te water. Het is eigenlijk een smalle baai die aan de zeezijde kunstmatig is afgesloten met grote rotsblokken en puin. De golven slaan over de rand waardoor het onder water erg onrustig is, ook omdat er geen diepte te vinden is. We zwemmen oostwaarts en speurend naar klein leven merk ik niet dat we het gat in de afzetting doorzwemmen.
Het is een leuke duik met mooie chitons, Sydney octopussen, Sepia grahami (Ken’s cuttlefish), Berthellina citrina en abalones. Uitsmijter is een gigantische wobbegong. Pas als we westelijke terugkeren en vastlopen op een steenbestorting realiseer ik me dat we buiten we pool liggen. Zo makkelijk als we eruit gingen gaat terug eigenlijk ook: ik word door de zware golfslag min of meer over de rand gegooid. Rokus is slimmer en doet het een stuk netter, via het gat. Met nog wat adrenaline in m’n lijf verlaten we het water. Leuk voor een keertje, maar bij deze omstandigheden niet voor herhaling vatbaar.
De volgende ochtend gaan we weer naar Bare Island. Weer de westzijde, aan de oostzijde slaan hoge golven over het plateau. Maar de westkant is zeer uitgestrekt en elke duik verkennen we een nieuw stukje van het rif. Dit keer gaan we wat zuidelijker, naar een grote sponzentuin. Ook hier zitten weer veel naaktslakjes, waaronder een knalgele Doris chrysoderma. Kleurrijk zijn ook de vele Bulb tunicates (Clavelina meridionalis).
Rotsen vol met sea tulips in pasteltinten, veel sponzen en verschillende soorten zakpijpen
In de Facebookgroep lees ik dat het zicht in de rivier aan het opklaren is. Dus ’s avonds wagen we een nieuwe poging bij Clifton Gardens. Het zicht is inderdaad redelijk, een meter of drie. We vinden vier Hairy frogfish (Antennarius striatus) die hier Striped anglerfish genoemd worden. Zwarte en beige zagen we eerder op Lembeh, maar een gele is nieuw voor ons. Clifton Gardens is een van de weinig plekken ter wereld waar de bedreigde White’s Seahorse (Hippocampus whitei) voorkomen. We hoeven niet lang naar ze te zoeken, blijkbaar hangen ze graag aan het haaiennet. Ook zien we een mooie Brown-lined paper bubble (Hydatina physis), een neefje van de Bubble snail die we eerder zagen.
De volgende dag maken we drie duiken bij Clifton Gardens. Ook hier geldt weer: hoe langzamer je gaat hoe meer je ziet. Zeker de kleine soorten zoals Polycera hedgpethi en Eastern Australian blackhead triplefin (Enneapterygius atrogulare) zie je tussen alle troep onder de steiger snel over het hoofd. We vinden weer verschillende zeepaardjes, niet alleen aan het net maar ook tussen de sponzen.
Overdag is Clifton Gardens leuk, ’s nachts geweldig. Hier kom je voor: Southern blue-lined octopus (Hapalochlaena fasciata), weer verschillende Hairy frogfish, een Patchwork velvetfish (Cocotropus microps) en Rokus zijn favoriet: striped pyjama squid (Sepioloidea lineolata). Verder heel veel slakjes, waaronder Goniobranchus daphne.
Aan de overkant van Botany Bay ligt Kurnell en het Kamay Botany Bay National Park, waar ook een paar duikstekken liggen. We kiezen voor Monuments, de plek waar Captain James Cook op 29 April 1770 voet aan wal zette. Het is even zoeken naar de makkelijkste plek om te water te gaan. Het is een erg gemakkelijke stek qua navigatie: over de kelp pal naar het noorden uitzwemmen en verder de wand van rotsblokken volgen. Qua begroeiing een beetje vergelijkbaar met Bare Island: veel sponzen, zakpijpen en naaktslakjes. We hebben een poosje een Blue groper als buddy. Ook leuk zijn de Eastern frogfish en een gitzwart Hairy frogfish.
‘s Avonds maken we weer een nachtduik aan de noordkant van Camp Cove. We raken een beetje verwend en kijken niet meer op of om naar de sepia’s of octopussen. Een schuwe Eunice dharastii, die hier onterecht Bobbitworm wordt genoemd, houdt onze aandacht iets langer vast, net als een schattige, jonge Eastern frogfish. In een bos kelp schuilt een piepklein zeepaardje. En we worden bijna omver gezwommen door een flinke Crested hornshark (Heterodontus galeatus).
De volgende ochtend hebben we eindelijk mazzel met het weer. De wind is gedraaid en de golven zijn afgenomen. Dus op naar Gordons Bay, een van de oceaanstekken. Bij het te water gaan merken we dat Rokus z’n inflatorslang een scheurtje heeft. Dus er weer uit en naar het duikcentrum om de slang te vervangen. Als we twee uur later terug komen is de wind alweer aangetrokken en zijn de golven alweer fors hoger. Helaas pindakaas. Green Point, net als Camp Cove een duikstek in Mosman bay, is het alternatief. Dus worstelen we ons door de zoveelste file van die dag. Vlak voor Green Point lopen we vast in wegwerkzaamheden en de plek blijkt die dag niet bereikbaar te zijn. Dan maar weer naar Camp Cove. Niet de noordpunt dit keer, maar het rifje wat evenwijdig aan het strand ligt. Het wordt beschreven als een leuke plek, maar wij vinden ’t niks. Alleen de gezellige Blue groper is de moeite waard.
Nelson Bay
De volgende dag rijden we naar Nelson Bay, ruim tweehonderd kilometer noordelijker. Kantduiken bij Nelson Bay wordt beschreven als de mooiste van New South Wales. Verblijven doen we bij Robin’s Nest in Anna Bay, een kilometer of tien zuidelijker. Een oase van rust, vergeleken met Port Stephens, een soort Renesse in het kwadraat. Maar geen files hier, dus je bent binnen een kwartiertje op een duikstek.
Bij Nelson Bay kun je alleen op tij duiken en alleen bij hoog water, bij laag water is het zicht te slecht. Ik heb ons bezoek zo gepland dat we twee keer per dag een hoogwaterduik kunnen maken op redelijk normale tijden. En we hebben mazzel, we zitten redelijk rond doodtij waardoor de planning wat minder nauw komt. Ook het weer zit mee, de wind is aflandig en er staan nauwelijks golven.
Vroeg in de avond maken we onze eerste duik bij Fly Point, de populairste duikstek. Maar het is er niet druk en we kunnen vlak voor de instap parkeren. Je wandelt er zo het water in. Over het moment van te water gaan verschillen de meningen. Lokale duikers hanteren een andere tabel dan de Sydneyduikers, het verschil is een klein half uur. Wij doen het op z’n Zeelands: we kijken naar de boei en besluiten vervolgens Sydneytijd aan te houden.
Het zicht is veel beter dan in Sydney, een meter of tien. We duiken richting de overhangende wandjes, handig die internetkaartjes. Onder een van de diepere richels zitten vier pineapplefish die zich zowaar goed laten kieken. De begroeiing is prachtig. Sponzen in allerlei kleuren. Wel jammer dat overal heel veel alg op zit. We zien veel slakjes, waaronder verschillende paarse flabellina soorten. Maar ook vis is goed vertegenwoordigd: murene’s, Eastern fiddler rays (Trygonorrhina fasciata), Eastern red scorpionfish (Scorpaena jacksoniensis) en Eastern wirrah (Acanthistius ocellatus). Veel endemisch spul dus weer. Tot mijn verbazing vind ik op het kelp een aantal gestippelde mosdierslakjes (Thecacera pennigera). Niet te kieken tussen die bewegende grote bladeren, maar wel een leuke vondst. Ik waan me heel even in Zeeland. Boven gekomen is het even zoeken waar we eruit moeten. Het is stikdonker geworden en bij daglicht leek de in- /uitgang zo logisch. Gelukkig hebben een paar andere duikers voor de instap een boei neer gelegd, slim!
De volgende ochtend vroeg op, hoog water is om half 7. We duiken weer bij Fly Point en er staat zowaar een beetje stroming. Het zicht is goed, plaatselijk wat minder door een Fiddler Ray die een hoop stof maakt. De duikstek ligt in het Halifax Park Aquatic Reserve waardoor er met name ondiep veel vis zit. ’s Avonds duiken we bij Pipeline. Bij het te water gaan zien we aan de oppervlakte twee dolfijnen. De overstromingen van de afgelopen jaren heeft veel zoet water gebracht, wat ook hier voor forse algengroei heeft gezorgd. Maar desondanks is er genoeg te zien. De bodem loopt heel langzaam af en navigeren is eenvoudig: gewoon de buis volgen. Ook hier weer veel naaktslakken waaronder de Hypselodoris obscura, Plocamopherus imperialisen en Polycera capensis die hier ‘Pokemon nudi’ wordt genoemd. We zien weer Blue-lined octopus en Eastern frogfish. Ook leuk zijn de kleine, nieuwgierige Eastern fortescue (centropogon australis) en de Eastern smooth boxfish (Anoplocapros inermis).
De volgende ochtend gaan we weer naar Pipeline. Ondanks het vroege tijdstip is het behoorlijk druk op de parkeerplaats. Maar onder water zit je elkaar niet in de weg. Ook overdag zijn de slakjes wakker onder andere een Ceratosoma brevicaudatum in een heel andere kleurstelling dan we kennen. Ik heb gelezen dat hier verschillende Allied cowries te vinden zijn. Maar door alle alg valt het niet mee die te vinden. Uiteindelijk vinden we er eentje, een Cuspivolva ostheimer.
‘s Avonds gaan we bijtijds weer naar Fly Point. Omdat het zaterdagavond is, verwachten veel andere duikers. In de schemering komt er een opossum langs en een vlucht grote geelkuifkaketoes, maar verder blijft de parkeerplaats leeg. Het is een geweldige duik, hoeveel soorten naaktslakken wil je zien? Niet alleen de gebruikelijke soorten maar ook de zeldzamere Anteaeolidiella cacaotica, Rostanga crawfordi en Hancockia burni. We komen in aanvaring met een Numb ray (Hypnos monopterygius), gelukkig is hij ons goed gezind en geeft hij geen schok af. De volgende ochtend maken we een laatste duik bij Fly Point. Nu staat de parkeerplaats vol en het aantal slakjes is omgekeerd evenredig aan het aantal duikers. Waar zijn ze gebleven?
Terug naar Sydney
Na de duik checken we uit en rijden we terug naar Sydney, om ’s avonds weer een duik bij Clifton Gardens te maken. Weer een geweldige duik. Eastern gobbleguts (Vincentia novaehollandiae) met eieren in de bek. Soms zijn die eieren oranje, soms wit. Wellicht afhankelijk van het stadia van uitbroeden? Rokus wil graag een Eunice dharastii kieken, dus blijven we geduldig bij z’n holletje liggen. Ineens komt ie eruit om een stukje alg te pakken. Het is een vegetariër!? Heb ik het beestje eerder geprobeerd te lokken met een stukje visafval, gevonden onder de jetty. Niet gek dat dat niet lukte.
Overdag proberen we wat andere duikstekken, onder andere Little Manly en Fairlight. Op zich leuk voor een keertje. We vinden met stenen keren een paar leuke dingen, maar alles bij elkaar niet echt de moeite waard. Ook Shelly Beach vinden we niet de moeite waard. Shell harbour slaan we over, best een eind rijden en de highlight van die plek, de Grey nurse sharks, is. Gordons Bay is wel een leuke duik, Daar lukt het ook eindelijk een mooi plaatje te schieten van een Western cleaner clingfish (cochleoceps orientalis). Wat een prachtig beestje.
Onderweg van en naar de duikstekken hebben we al aardig wat van de stad gezien. Onze laatste dag gebruiken we om het beroemde Opera House van dichtbij te bekijken en een bezoek aan de botanische tuin. Ook dat valt niet mee met een kapotte knie. Ondanks alle pech kijken we terug op een geslaagde duikvakantie. Ondanks dat het niet onze eerste Australische duikvakantie was hebben we weer nieuwe dingen gezien en na 25 jaar duiken gebeurt dat niet zo vaak. Dus mocht je eens toe zijn aan iets anders, ga onder in Down Under.
Praktisch Australië
Reis en vervoer
Sydney klinkt ver weg, maar met een korte overstap in bijvoorbeeld Singapore ben je er snel. Huur zeker een auto, die heb je nodig om bij je duikstekken te komen. Neem de tijd voor trips in en om Sydney: waar je ook heen gaat, vrijwel altijd staat er file. Alleen in het weekend zijn de wegen wat rustiger. Dan kan parkeren wel lastig zijn.
Duiken
In Sydney kan je het hele jaar duiken, maar in juli en september heb je de meest rustige zee en het beste zicht. Up-to-date informatie vind je bij de lokale duikscholen en -winkels. Ook in een Facebookgroep informeren duikers, snorkelaars en freedivers elkaar. Zichtwaarnemingen zijn een verplicht onderdeel, maar meestal wordt ook vermeld wat er gezien is. Veel voorpret dus en je hebt je wensenlijstje met duikstekken klaar.
Vullen
Dat wij in Zeeland zelf kunnen vullen snappen ze niet. Levensgevaarlijk. In Australië kan je alleen terecht bij gecertificeerde vullers en dat vergt soms wat geduld. In het weekend lukt het altijd, doordeweeks moet je af en toe wachten. Soms tref je een medewerker die wel de cursus gedaan heeft, maar de papieren nog niet heeft. Hij mag alleen vullen onder supervisie via Facetime.