Sinds mei van dit jaar heeft de landelijke sportkoepel NOC*NSF een nieuwe voorzitter. Anneke van Zanen-Nieberg is de opvolger van André Bolhuis die sinds 2010 de voorzittershamer hanteerde. Arjan de Vries, directeur van het Sportcluster Veenendaal waar de NOB onder valt, sprak haar in het kantoor van NOC*NSF op Papendal en vroeg haar naar haar plannen voor de georganiseerde sport in ons land.
Van Zanen-Nieberg maakte van 2010 tot 2016 als penningmeester ook al deel uit van het bestuur van NOC*NSF en is dus geen onbekende in de wereld van de sport. ‘Ik wil vooral inzetten op sportparticipatie: we moeten scherper en zichtbaarder maken dat we daar als NOC*NSF óók voor zijn, zonder in te boeten op de kracht van topsport,’ trapt Van Zanen-Nieberg af als De Vries haar vraagt naar wat ze anders wil gaan doen dan haar voorgangers. ‘Daar zit de kracht van sport: sport brengt eenheid, zorgt ervoor dat rangen en standen verdwijnen. Lokaal gebeurt er natuurlijk ontzettend veel, daar zetten we ons als NOC*NSF en sportbonden ook echt voor in. Maar die rol blijft naar mijn idee wat onderbelicht. We worden vooral gezien met topsport en dat is misschien ook logisch want daar staan we heel duidelijk voor, met ons focusbeleid en de Top 10 ambitie. Ik wil dat we die vuist ook gaan maken ten aanzien van sportparticipatie.’
Zie je daarin voor NOC*NSF een belangrijke rol richting andere sectoren?
‘Natuurlijk, juist zelfs! Wij moeten het belang van sport onder de aandacht brengen bij het Rijk, bij de provincie, bij gemeenten, het onderwijs, de zorg, het bedrijfsleven. Als we de verbindende factor van sport willen aantonen en benutten, moeten we zorgen dat we aansluiten bij belangrijke ontwikkelingen. Want we moeten de kracht van sport benutten om de samenleving samen te brengen. Met sport kunnen we positivisme en inspiratie uitstralen. En we hebben een geweldige infrastructuur die we kunnen inzetten om nog steviger en sterker verankerd te raken in de samenleving. Met sportverenigingen en sportbonden. Topsport en sportparticipatie versterken elkaar daarin. Als je Nederlanders vraagt waar ze trots op zijn, staan het Koningshuis en de topsport altijd hoog in het lijstje. Topsport inspireert om mensen van Oranje te laten houden.’
Ben je niet bang dat het Oranje-effect afvlakt?
‘Nee, ik wil maar zeggen dat er niet een zware focus op topsport óf op sportparticipatie gelegd moet worden, maar dat het een kwestie van en-en is. Al die mensen die ervoor zorgen dat er wekelijks competitie kan worden gespeeld, dat er dagelijks kan worden getraind, dat mensen zich thuis voelen op een sportvereniging en dat er een veilig sportklimaat is, dat is ontzettend belangrijk. Sport is een van de weinige plekken waar we samenkomen en waar op een gezonde manier gestreden wordt tussen vier lijnen. Dat is heel welkom in onze polariserende, diverse samenleving.’
‘Sport is een van de weinige plekken waar we samenkomen en waar op een gezonde manier gestreden wordt tussen vier lijnen.’
Je staat al bekend om een open aanpak. Wat verwacht je van de sportbonden? Ook een open en transparante blik?
‘Zeker. Maar ik weet zeker dat die open blik er vanuit de sportbonden al is. Ik vind het vooral belangrijk dat we als gezamenlijke sportbonden (en daar reken ik NOC*NSF dan ook maar even toe als een soort “bond van alle bonden”) solidariteit uitstralen. Het gaat erom dat we ons flexibel opstellen, dat we de veranderende vraag opvangen met een veranderend aanbod zonder daarbij onze eigen identiteit te verliezen. En daarbij zorgen voor een drempelvrije sport, zonder financiële, fysieke of andere beperkingen.’
Daar is geen bond op tegen, maar hoe zie je dat voor je? Veel sportverenigingen willen best veranderen, maar vanwege de “going concern” ontbreekt het ze aan tijd, aan mensen, aan geld om dingen voor elkaar te krijgen. Er veranderen dingen, maar er blijft ook heel veel hetzelfde: competities in de weekenden, trainingen op doordeweekse avonden, de meeste sporters hechten toch ook nog gewoon aan die structuur.
Dat is zeker heel erg ingewikkeld. Maar dat gesprek moeten we durven voeren. Ik snap dat het lastig is om bijvoorbeeld te gaan werken met inlooptrainingen en tegen mensen te zeggen: kom maar wanneer je tijd hebt. Want dat vraagt ook nogal wat van je trainers. En inderdaad: verenigingen hebben al met zo veel eisen en maatschappelijke issues te maken, denk maar eens aan de AVG, obesitas en integriteit. Maar bonden zijn er om daarop in te spelen. Niet elke bond afzonderlijk, maar met z’n allen, gezamenlijk. Die rol en verantwoordelijkheid hebben wij. En daarom is het ook zo belangrijk om met andere sectoren in contact te raken en te blijven. Want waarom bieden tegenwoordig welzijnsorganisaties in wijken ook sport aan, zonder dat ze dat met sportverenigingen in dezelfde wijk doen? Volgens mij worden we daar van samenwerking beiden sterker, zoek elkaar gewoon op!’
Het wordt allemaal wel complexer. Er komen steeds meer sporten en sportbonden bij, maar er valt eigenlijk nooit iets af. Organisatorisch een hele uitdaging om dat allemaal professioneel te blijven organiseren.
‘Dat is juist zo mooi aan onze sportcultuur. Ik hecht heel erg aan die veelvormigheid en diversiteit: bijvoorbeeld dat er nieuwe surfvarianten ontstaan, dat skateboarden olympisch wordt. Ik vind het ook mooi dat grote bonden aangeven kleinere bonden te willen helpen. Wij vergelijken het hier vaak met een haakwerk: aan de voorkant zie je alleen de grote steken, maar daarachter zit een heel netwerk aan elkaar geknoopt. Dat moet ervoor zorgen dat niemand ondersneeuwt of ten onder gaat aan de dagelijkse beslommeringen.’
Een belangrijk onderwerp voor NOC*NSF is het vergroten van de impact van de sport. Welke ideeën heb je daarbij?
‘Wat ik al zei: we moeten zorgen dat we meedoen met belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, dat we vooraan staan. En ik denk ook aan thema’s als de problematiek van de overdag grotendeels niet gebruikte sportvelden, hoe kunnen we daar verbetering in aanbrengen? Of duurzaamheid. Dat is ook in de sport een actueel en belangrijk onderwerp waar veel in gebeurt.’
Nog even over solidariteit. Wanneer ben je als bond wel of niet solidair? Hoe kunnen we elkaar daarbij helpen?
‘Uiteindelijk is elke sport anders en kan die solidariteit zich op verschillende manieren uiten. Ik vind dat we dat in de topsport goed doen met TeamNL. Daar is het goed gelukt om solidariteit te creëren en uit te stralen. En een mooie beweging die ik zie, is ook de manier waarop bonden met elkaar omgaan. Zoals jullie dat bijvoorbeeld doen in Veenendaal, dat is een mooi voorbeeld. Waar past het om met elkaar invulling te geven aan gezamenlijke vraagstukken of gezamenlijke belangen? Hoe kun je als verschillende sporten gebruik van maken elkaars accommodatie, van elkaars kennis en kunde en van elkaars kwaliteiten? Dat is waar het wat mij betreft om draait.’