Leestijd: 7 minuten

De Expeditie Noord verkent de Noordzee op 370 kilometer van het dichtstbijzijnde stukje Nederland.

Onder water lijkt het motto: “hoe lelijker, hoe mooier”. Snotolven, donderpadden en zeeduivels zijn stuk voor stuk beesten die nooit de Miss of Mister Noordzee-verkiezing gaan winnen, zo bedenk ik me als ik videofilmer Peter van Rodijnen probeer bij te lichten. Voor hem ligt een joekel van een zeewolf, niet moeders mooiste. Dat lijkt hem overigens niet te deren want hij laat zich gewillig filmen. Op dat moment komt er een wild zwaaiende Martijn Spierenburg aanzwemmen die overduidelijk wil dat we hem volgen. Hij leidt ons naar een van de meest schattige taferelen die ik tot nu toe onder water heb gezien. Op een klein richeltje van het wrak zit een lief klein octopusje. Zijn oranje kleur steekt fel af tegen de achtergrond van witte dodemansduimen. Net als we de camera en de belichting in stelling hebben gebracht, is de octopus de aandacht al zat en schiet hij er als een pijl uit de boog vandoor. Alles wat we van hem zien is een klein wolkje inkt.

 

Noordzee

 

Een paar dagen eerder gaf de intense geur van rotte eieren aan dat het tijd was om te vertrekken. Het waterniveau onder onze voeten daalt steeds verder en nadert de kritische grens. ‘We moeten nu echt gaan!’ brult iemand over het dek. De laatste duiksets worden met dubbele vaart aan boord gebracht, de uitzwaaiers haasten zich van boord en dan horen we de motoren met een donker geronk op gang komen. Bijna vastgezogen in de modder van de haven van Stellendam weet de Cdt. Fourcault zich slechts met een flinke dot gas los te trekken uit de modder. Methaangas borrelt omhoog uit de drek maar eenmaal buitengaats wordt de stank al snel verdreven door de heerlijke zilte zeelucht. Ik sta aan de reling en kijk uit over het bijna rimpelloze water. Voor ons verdwijnt de zon met (zo lijkt het) steeds grotere snelheid achter de einder, terwijl achter ons het vasteland uit het zicht verdwijnt. Met het land verdwijnt ook de hectiek van het gewone leven; e-mail, WhatsApp, tv, sms, telefoon, agenda, kranten en files. Ik neem nog een diepe teug zeelucht, kijk nog een keer naar horizon waarachter de zon zich in een paarse vuurzee nog even laat gelden en voeg me bij de rest van groep: nu is het echt begonnen. We zijn op weg voor Expeditie Noord 2017 van stichting Duik de Noordzee Schoon!

 

Noordzee

De Noordzee is groot genoeg om natuur en visserij naast elkaar te laten bestaan.

 

Kwetsbaar

Expeditie Noord heeft als ondertitel “200 zeemijlen van Nederland” en dat is precies waar we naar op weg zijn. Op 370 kilometer van het dichtstbijzijnde stukje Nederland zijn we van plan om te duiken op de Doggersbank en zelfs nog noordelijker daarvan. Voor een land waar elke centimeter nauwkeurig is vastgelegd in het kadaster en waar mensenhanden vrijwel elke vierkante meter hebben aangelegd, is dit nog een stuk Nederland waar veel te ontdekken valt. De Noordzee is voor veel mensen niet meer dan een grote grijze bak met klotsend water. Scheepvaart, olie- en gaswinning, visserij, zandwinning, recreatie langs de randen, daar kennen we het van. Maar wat er zich onder water afspeelt? Toch is de Noordzee ons grootste en veruit meest gevarieerde natuurgebied dat wij bezitten en de expeditie wil dat kwetsbare maar prachtige gebied zichtbaar maken. Dat het kwetsbaar is, wordt de tweede dag al pijnlijk duidelijk. Via de Bruine Bank komen we aan op de Klaverbank. Uit een aantal onderzoeken en onderwaterverkenningen is een plek naar voren gekomen waar het onderwaterleven uitbundig zou moeten zijn. De steenvelden van de Klaverbank herbergen een van onze rijkste onderwaternatuurgebieden. En dus sta ik in de vroege morgenzon popelend van ongeduld aan de reling. Buddy Peter van Rodijnen is al overboord en krijgt zijn videocamera aangereikt. Dan is het mijn beurt. Automaat en bril vast en na een korte val van drie meter de landing. Het water bruist om me heen als in een jacuzzi. Ik verdwijn onder water richting de afdaallijn en zie mijn buddy een oké-teken geven.

 

Het wordt een diepe duik. Elke duik vraagt van de vulploeg weer de afweging met welk Nitroxmengsel ze vullen en elke keer weten ze ons te verwennen met de juiste cocktail. Ik daal af naar 37 meter en zie meteen dat er iets niet klopt. Twee ondiepe sleuven, zo’n tien meter uit elkaar, strekken zich in een kaarsrechte lijn voor mij uit. En strakke rechte lijnen, daar doet de natuur niet aan onder water. We zien een aantal stenen die duidelijk kort geleden zijn omgekeerd. Afgebroken dodemansduimen rollen voorbij, stukken anemoon liggen her en der verspreid over de verder kale vlakte. Er is niets meer over van wat hier tot een van de mooiste stukken Noordzee behoorde. Een boomkor heeft hier onlangs de zaak omgeploegd en leeggeharkt. Triest om te zien hoe zelfs de meest spectaculaire onderwaternatuur niet beschermd wordt tegen deze verwoesting. Natuurlijk moeten en mogen vissers hun brood verdienen maar het zou zo mooi zijn als tenminste de meest bijzondere gebieden werden ontzien. De Noordzee is weliswaar klein, maar groot en vruchtbaar genoeg om natuur en visserij naast elkaar te laten bestaan. We hebben nog een lange weg te gaan…

 

Noordzee

Blauwtipje.

 

Pims wrak

Dat geldt ook voor ons. Vanuit de Klaverbank stomen we op naar de Doggersbank en met elke duik wordt het zicht spectaculairder en het water blauwer. Ik lig bij de afdaallijn te wachten op mijn buddy. We duiken op een onbekend wrak. Zoals elk jaar is de planning van elastiek. Van tevoren wordt een reisschema gemaakt waarin de meest veelbelovende locaties worden gekozen, maar zeker in zo’n onbekend gebied als de Doggersbank blijkt de praktijk soms weerbarstiger dan de zeekaarten. Zo ook vanmorgen. De locatie die op de lijst staat blijkt niet groter dan een meter of drie breed en zeven meter lang. Dat is iets te klein om met 26 duikers een uur op door te brengen. Dus wordt er op de brug druk gezocht naar een mogelijkheid en zoals altijd vinden we op tijd een alternatief. Deze keer is het een suggestie van kapitein Pim. En dus lig ik klaar om te gaan duiken op Pims wrak, zoals het onbekende wrak voor het gemak is gedoopt.

 

Noordzee

Pims wrak blijkt later de “Angelo” te zijn, een vissersschip dat in 1915 op een mijn liep.

 

Het wordt een prachtige duik. Vanaf tien meter diepte zie ik het wrak al liggen op een diepte van zo’n dertig meter. Het scheepswrakje staat nog grotendeels overeind. Vissers hebben op Pims wrak aardig wat netten verspeeld, dus gaan we gelijk aan de slag om deze “silent killers” te verwijderen. Het zijn redelijk nieuwe nylon netten. Een flinke Noordzeekrab zit hier al een flinke tijd in verstrikt. Dat blijkt wel uit de nylondraden die compleet in zijn pantser zijn gegroeid. Ik snijd hem voorzichtig los, want zelfs verzwakte exemplaren hebben scharen om respect voor te hebben. Drie kwartier later is het tijd om te vertrekken maar eerst wil ik nog een rondje om de boeg maken. Ik heb namelijk tijdens het snijden alle fotografen en filmers uitgebreid bezig gezien om daar beelden te maken. Blijkbaar zit er iets bijzonders. Ik speur de boeg af maar zie niets. Net als ik weg wil zwemmen zie ik opeens een grote zeeduivel tevoorschijn komen. Hoe lelijker, hoe mooier: deze vis is daar geen uitzondering op. Zijn tanden zien eruit alsof hij ernstig heeft verzaakt met tandartsbezoek. Zijn speknek lilt als hij zich beweegt. Maar een prachtig beest blijft het!

 

Ik snijd de Noordzeekrab voorzichtig los, want zelfs verzwakte exemplaren hebben scharen om respect voor te hebben.

 

Gestikte zeehond

Eenmaal boven op het dek blijkt de kracht van Duik de Noordzee Schoon. We hebben drie nieuwe naaktslaksoorten ontdekt en onze onderwaterarcheologen weten te vertellen dat wat ik op de bodem aanzag voor een hoop schroot, eigenlijk een vissersschip blijkt te zijn. Op de GoPro beelden laten ze details zien die ik tijdens de duik totaal over het hoofd heb gezien. Aan boord lopen specialisten rond op vrijwel elk vakgebied en dat levert een samenwerking op die altijd weer geweldig is om te zien! De archeologen kunnen ook Pims wrak op naam brengen. Dat blijkt de “Angelo” te zijn. Betty van den Berg, Robertino Mulder en Erik Bronsveld duiken aan wal nog even door, maar nu in de archieven. Aan de hand van oude foto’s en krantenartikelen weten zij zekerheid te krijgen over de identiteit van dit Engelse vissersschip dat op 25 mei 1915 op een mijn liep. De expeditie laat ook trieste resultaten zien. De verwoestende werking van een boomkor op de Klaverbank en een recordhoeveelheid van 6000 kilo netten met veel verstrikte krabben, kreeften en vissen. Tot ons verdriet vinden we in een van de netten zelfs een verdronken grijze zeehond.

 

Vaak hoor ik dat wat wij doen een druppel op een gloeiende plaat lijkt te zijn. Ga maar na, op de kaarten van Rijkswaterstaat staan zo’n 11.000 punten gemarkeerd waar “iets” ligt. In al de jaren die wij actief zijn, hebben we er nog geen 200 van kunnen bezoeken. Dus ja, het is een druppel op een gloeiende plaat, maar het is in ieder geval een druppel en met een beetje groots omdenken: ook orkaan Irma is ergens begonnen met één druppel.

 

Noordzee

Zeeduivel: prachtig lelijk beest.