Zoet en zout water verschillen van elkaar. Niet alleen in de manier waarop je er duikt, maar ook in het leven dat je kunt zien. Zeesterren en brokkelsteren zie je uitsluitend in zout water, terwijl je kikkervisjes en libellenlarven alleen kunt tegenkomen in zoetwaterplassen. Het lichaam van deze dieren is aangepast aan het zoutgehalte van het water. Een plotselinge overgang van zoet naar zout – of omgekeerd – is voor de meeste dieren fataal. Op sommige plekken komen het zoete en zoute water elkaar echter tegen. Daar is het water brak. De dieren die in deze brakwatergebieden voorkomen, moeten daar tegen kunnen.
Aangepaste nieren
Iedereen die wel eens heeft geprobeerd zout water te drinken, weet dat het niet lekker is. Niet alleen dat; je krijgt er ook dorst van. De zouten die we binnenkrijgen regelen namelijk het vochtniveau in ons lichaam. Voor dieren die in water leven werkt het net iets anders dan voor landdieren. Zout trekt namelijk water aan. Een vis in zout water verliest water uit zijn lichaam en heeft dus eigenlijk constant dorst, terwijl een vis in zoet water juist veel water binnenkrijgt en continu moet plassen. Bij vissen zijn het dan ook vaak de nieren die aangepast zijn aan het zoutgehalte waarin ze leven. Die aanpassingen werken niet in tegenovergesteld water. Heel simpel gezegd: als je een zoutwatervis in zoet water zou leggen, zou hij opblazen. Als je een zoetwatervis in zout water legt, loopt hij leeg. Sommige dieren hebben nog fantastischere aanpassingen. Een albatros kan bijvoorbeeld maanden lang boven de zee zwerven, zonder zoet water te drinken. De albatros drinkt gewoon zout water, maar een kliertje vlak achter de oogkassen scheidt het overtollige zout af.
Een majestueuze snoek tegenkomen tijdens de clubduik in de zoetwaterplas is niet gek – blijkbaar is de snoek aangepast aan zoet water. Verrassend genoeg kun je de snoek ook tegenkomen in een mengsel van zoet en zout water. Een snoek heeft dus een brede zouttolerantie. Hetzelfde geldt voor de bot, die zowel in Noordzee als in het IJsselmeer voorkomt.
Brakwater knotsslakken in het Noordzeekanaal.
Havens
Andere soorten leven alleen of vooral in brak water. De brakwater-knotsslak, een klein zeenaaktslakje, kun je bijvoorbeeld vinden in het Oostvoornse meer, het Veerse meer en in havens. Dit onopvallende slakje eet poliepjes die ook vooral in brak water voorkomen, zoals de brakwaterpoliep. Afhankelijk van hoe zout of zoet het water is, legt dit slakje meer eitjes van kleine grootte of juist grote eitjes maar dan in kleinere aantallen. De brakwatersteurgarnaal vind je, zoals de naam al aangeeft, ook voornamelijk in brak water, maar als het veel heeft geregend is deze wel eens te zien in zeewater in de buurt van gemalen. Al deze soorten hebben een smallere zouttolerantie – in water met teveel zout of te weinig zout gaan ze dood.
Sommige soorten leven eerst in zoet water en verhuizen dan naar zout water om zich voort te planten, zoals de zalm. Zij moeten een complete inwendige make-over ondergaan. Dit fenomeen is op zichzelf al bijzonder, maar de paling is misschien nog specialer. Elke paling – ook de paling in het slootje voor je huis – komt uit de Sargassozee. Dit gebied ligt dicht bij de Bermuda driehoek, 5.500 kilometer van Nederland vandaan. Het paaien zelf van de paling is nog nooit door mensen gezien, maar de kleinste larfjes worden in de Sargassozee gevonden. De larfjes groeien op en worden glasaaltjes terwijl ze richting Europa trekken. De reis duurt wel twee tot drie jaar. Eenmaal aangekomen trekken ze vaak naar zoet water. Voordat de volwassen palingen zich voortplanten, moeten ze weer helemaal terug naar de Sargassozee zwemmen. Wat er gebeurt met het lichaam van de paling als ze zich klaarmaken voor de verandering van zoet naar zout weten we. Hoe de voortplanting zich op grote diepte in de Sargassozee voltrekt, is nog een mysterie.
Glasaaltje migreert via het Noordzeekanaal naar zoet water.
Noordzeekanaal
In gebieden waar zoet en zout water mengen, ontstaat een interessante grens: de halocline. Dit is net zoiets als de thermocline (de grens tussen warm en koud water). Boven de thermocline kan het lekker warm zijn, maar eenmaal door die dunne scheiding heen, is het water opeens een paar graden kouder. Zoet water is net als warm water lichter en drijft op zout water. Zo kun je tijdens een duik opeens van zoet naar zout water gaan. Een voorbeeld van duiken bij een halocline in Nederland is het Noordzeekanaal. De aanwezigheid van zowel zoet, zout als brak water kan zorgen voor grappige duiksituaties, waarbij je het ene moment harnasmannetjes en zeedonderpadden ziet, en het volgende moment tussen snoekenbaarzen en baarzen zwemt. Daarnaast vind je in het Noordzeekanaal ook de trompet-kalkkokerworm. Dit is een exotisch brakwaterbeestje dat oorspronkelijk uit Australië komt. Waarschijnlijk is deze nieuwkomer naar Nederland gelift op schepen. Een andere exoot is de zwartbekgrondel. Deze grondel is naar Nederland gekomen nadat de Rijn werd verbonden met de Donau. Het is niet de enige grondel die gebruik gemaakt heeft van deze verbinding, ook de marmelgrondel, Kesslers grondel en de Pontische stroomgrondel hebben hun gebied uitgebreid. Voor de inheemse rivierdonderpad was dit geen goed nieuws: dit visje wordt nu steeds minder waargenomen.
De verandering van een zoutwater-ecosysteem naar een zoetwater-omgeving of omgekeerd kan grote gevolgen hebben voor het onderwaterleven. Het Haringvliet was vroeger een zeearm van de Noordzee, maar hoort nu bij de Deltawerken en is afgesloten van zee. Het water werd zoet en het getij verdween. De Biesbosch loopt hierdoor niet meer regelmatig onder water, waardoor het kenmerkende bieslandschap veranderde. Ook verdwenen er verschillende soorten vis uit Nederland. Het Haringvliet is nu nog zoet, maar vanaf 2018 worden de sluizen naar de Noordzee op een kier gezet. Het getij zal hierdoor niet terugkeren, maar er wordt wel gehoopt op betere waterkwaliteit. Trekvissen zoals zalm en forel zullen de sluis weer kunnen passeren. Door menging van zoet en zout komt er natuurlijk ook een brakwatergebied. Hoe het Haringvliet precies gaat veranderen is moeilijk te voorspellen, maar één ding is zeker: het zal voor interessante duikplekken zorgen.
_______________________________________________________
Stichting ANEMOON
Stichting ANEMOON (ANalyse Educatie en Marien Oecologisch ONderzoek) inventariseert de fauna en flora in het Nederlandse water. Welke soorten komen er voor in Nederland? Komen er nieuwe soorten bij of zien we soorten juist minder vaak? Op welke duikstek zien we welke soorten? En in welk seizoen? Hiervoor hebben we verschillende projecten: onder andere het MOO project (Monitoring Onderwater Oever) voor duikers, het LIMP (Litoraal Inventarisatie en Monitoring Project) voor op de dijk, en het SMP (Strandaanspoelsel Monitoring Project) voor op het strand. Het mooie is: iedereen kan helpen! Vul na je duik een MOO-formulier in over wat je hebt gezien en draag bij aan wetenschappelijke kennis. Er is zowel een MOO formulier voor het zoute water als voor het zoete water. Ook is er een formulier voor het Caribisch gebied.
Stichting ANEMOON organiseert ook activiteiten, zoals cursussen, duikweekenden, strandwerkexcursies, stenenkeren-excursies, lezingen en workshops. Op verzoek kunnen we meegaan tijdens een clubweekend van duikverenigingen voor een biologisch programma.
Meer weten?
www.anemoon.org (voor informatie over projecten en beschrijvingen van soorten)
Facebook: Voor al je vragen over dieren, wieren, planten of gekke verschijnselen die je hebt gezien kun je lid worden van de Facebook groep “ANEMOON MOO/LIMP/SMP” of onze pagina liken.
Voor meer informatie over activiteiten: LESS.anemoon@gmail.com
Voor meer informatie over Stichting ANEMOON: anemoon@cistron.nl