Elke duiker weet dat er grenzen zijn aan bodemtijden. In iedere basisopleiding voor duikers wordt daar aandacht aan besteed. Tijdens mijn civiele duikopleiding heb ik nog leren duiken met tabellen en moest ik bodemtijden berekenen. Langzaamaan neemt de duikcomputer voor veel duikers het proces van plannen over. Maar hoe werken duiktabellen eigenlijk en hoe zijn ze tot stand gekomen? En is een duikcomputer dan veiliger of niet?
Mijn diensttelefoon gaat en ik spreek met een sportduiker in Indonesië. Hij heeft vandaag drie duiken gemaakt en na enkele uren pijn gekregen in zijn rechterschouder. De diagnose: een “gewrichtsbend”. Hij moet in een decompressietank worden behandeld. Ik stel hem vragen over zijn duikprofiel, maar die kan hij eigenlijk niet zo goed beantwoorden. Hoe lang en hoe diep hij precies onder water is geweest kan hij me niet vertellen. ‘Maar ik ben binnen de grenzen gebleven van mijn duikcomputer, dus daar kan het niet aan liggen,’ vertelt hij aan de telefoon. Het is niet de eerste keer dat ik dat hoor. Sterker nog, ik hoor het steeds vaker. Niet alleen als ik dienst heb, maar ook als ik praat met duikers aan de waterkant. Mensen plonzen gewoon het water in en laten de computer het denkwerk doen. Of het nou in Nederland of in het buitenland is.
Ontwikkeling van duiktabellen
De meeste duiktabellen die wereldwijd worden gebruikt, zijn gebaseerd op de US Navy duiktabellen. Dat komt ook omdat grote organisaties zoals PADI deze (al dan niet aangepast) hebben overgenomen. Bij de ontwikkeling van deze tabellen zijn in korte tijd heel veel duiken gemaakt en is steeds genoteerd welke duikprofielen klachten gaven en welke niet. Hierbij werd gebruik gemaakt van gezonde vrijwilligers die meer dan eens decompressieziekte opliepen vanwege de extreme blootstellingen. Het optreden van decompressieziekte bleek vrij onvoorspelbaar. De ene duiker kreeg na een duik klachten, terwijl de andere duiker met hetzelfde duikprofiel klachtenvrij bleef. Sterker nog: dezelfde duiker die vorige keer klachten kreeg bij een bepaald duikprofiel, kon bij datzelfde profiel in de toekomst ook geen klachten krijgen. Uiteindelijk is op basis van al die getallen een grens getrokken, waarbij in de originele documenten termen als “aanvaardbare verliezen” en “waarschijnlijk” veel voorkomen. Het Amerikaanse leger heeft de tabellen immers ontwikkeld voor militaire operaties. Daarbij werd een bepaalde mate van risico geaccepteerd.
Het is interessant dat de Royal Navy (Groot-Brittannië) rond dezelfde tijd ook duiktabellen ontwikkelde. Op dezelfde draconische manier. Maar omdat ze daar in andere mate risico’s accepteerden, zijn daar andere duiktabellen uit voortgekomen. Dergelijk medisch-wetenschappelijk onderzoek waarbij gezonde mensen op deze manier worden blootgesteld aan grote risico’s is vanwege allerlei internationale wetgeving niet meer toegestaan. Maar de kennis uit die onderzoeken is wel degelijk waardevol. Het grove onderscheid tussen duiken die “veilig” zijn en duiken met “een hoge mate van risico” is aardig te maken. De grens daartussen niet. Zeker aan het einde van de tabel, als je de maximale bodemtijd opzoekt, is er een grote mate van onzekerheid.
Altijd bellen
De ontwikkeling van duiktabellen is complex. In het Duik Medisch Centrum verfijnen we samen met onze collega’s uit Canada een duiktabel voor duiken met heliox (helium en zuurstof). We laten een duiker een bepaald profiel duiken, waarbij we met een echo-doppler de hoeveelheid gasbellen in de bloedbaan meten. Inmiddels weten we dat elke duik, ongeacht het mengsel, in bepaalde mate bellen geeft. Zelfs als het geen risicoduik is. Blijkbaar kan het lichaam daar goed mee omgaan.
Deze onderzoeksmethode wordt al sinds de jaren 80 gebruikt voor de ontwikkeling van de DCIEM air diving tables. Deze duiktabellen van onze Canadese collega’s zijn naar ons idee de best geteste duiktabellen ter wereld. De tabellen zijn in 1992 gepubliceerd en op internet te vinden. De DCIEM tabellen worden in een licht gewijzigde versie door de NOB als standaard duiktabel gebruikt. Maar hoe gevalideerd de DCIEM-duiktabellen ook zijn, er blijft een mate van onzekerheid in zitten. Die onzekerheid wordt groter op het moment dat een duiker niet exact het geplande profiel duikt. Dat profiel is door veel regels begrensd, zoals een afdaalsnelheid van precies 18 meter per minuut of een vrij complex decompressieprofiel waarbij om de 3 meter soms stops van enkele minuten zitten. Dat is vele male complexer dan de veiligheidsstop van 3 minuten op 5 meter. Om nog maar niet te spreken over “jojo-duiken”, want dan raakt zelfs de wetenschap de draad een beetje kwijt.
Wiskundig model
Een nadeel van het strikte militaire duiken is dat het plannen van een duik veel tijd kost en het aanpassen van het plan tijdens de duik lastig is. Daarom doet de duiker dat niet, maar de duikploegleider aan de oppervlakte. Die kan alle boeken en tabellen erop naslaan om het veiligste decompressieprofiel te kiezen, ook als het plan tijdens de duik verandert. Bovendien is een militaire duik betrekkelijk saai: je gaat naar beneden, doet je ding (onder zekere tijdsdruk), en komt weer omhoog. Tijd om rustig rond te kijken of foto’s te maken van dat mooie koraalrif is er niet bij. Maar dat doen sportduikers natuurlijk wel. Omdat het duiken met een geplastificeerde duiktabel niet zo prettig was, zijn er duikcomputers op de markt gekomen. Die meten hoe lang je op welke diepte hebt gezeten en geven daarbij de maximale tijd die je nog op die diepte zou kunnen blijven. Mocht je dat dan overschrijden probeert het apparaat voor jou een veilig decompressieprofiel te bepalen. Dat doet het apparaat op basis van een wiskundig model. En daar zit precies het probleem met duikcomputers.
Een wiskundig model is gebouwd op aannames, net zoals de duiktabellen. En hoewel de “aanvaardbare verliezen” voor een fabrikant van sportduikcomputers anders liggen dan voor een admiraal in de Amerikaanse marine, blijft er een mate van onzekerheid in het model. Naast de duikdiepte en –tijd hebben factoren als temperatuur, stroming, luchtverbruik, vochtinname, type duikset en conditie van de duiker grote invloed op de gevoeligheid voor decompressieziekte. Bij Defensie proberen we die factoren zo klein mogelijk te houden en rekening te houden met de planning (al dan niet het plan aan te passen op basis van de bevindingen van de duiker). Een duikcomputer doet dat niet. Sterker nog, de meeste regels in het wiskundige model zijn gemaakt op basis van grove schattingen (met een veiligheidsmarge). Bij mijn weten bestaan er geen gevalideerde (geteste) duiktabellen waarbij een duiker meer dan drie duiken op een dag maakt. Toch spreek ik geregeld duikers die tijdens een duikvakantie wel vier duiken per dag maken.
Ideale mengsel?
Technisch duikers hebben qua werkwijze dezelfde filosofie als duikers bij Defensie: plan je duik en duik je plan. Ik spreek geregeld techduikers die met software op de computer het ‘ideale’ mengsel berekenen voor een geplande duik. We weten uit de wetenschap, en uit onze eigen ervaringen en experimenten, dat er van dag tot dag zo’n grote variatie is in het lichaam van één duiker, dat ik me niet kan voorstellen dat je met zoveel zekerheid dit soort extreme duiken plant. Ik ben overigens erg blij dat het zo vaak goed gaat – maar dat is naar mijn mening veel vaker ondanks dan dankzij een goede planning. Bovendien is het verschil in fysieke fitheid tussen kikvorsmannen van het korps mariniers en de meeste sportduikers aanzienlijk. Dat heeft grote gevolgen voor de duikveiligheid.
Vaak genoeg hoor ik dat duikers regels, zoals een maximum PO2 van 1.6 bar, met voeten treden. Dan vertellen ze mij dat ‘ze bij Defensie makkelijk doorduiken tot een PO2 van 2,5’ (ik heb ze dan nog niet verteld wat mijn achtergrond is). Dus stellen ze hun duikcomputer ‘liberaler’ in, waardoor ze ‘langer en dieper mogen’. De computer voert uit wat de gebruiker invoert maar dat wil niet zeggen dat het daarmee veilig is. Overigens duiken we bij Defensie niet zomaar door tot een PO2 van 2,5, maar hanteren wij een bovengrens die afhankelijk is van tijd, diepte en aard van de omstandigheden. Waarbij we ook nog rekening proberen te houden met de duiken die de afgelopen dagen zijn gemaakt.
Keuzes
Veilig duiken hangt grotendeels af van de keuzes die de duiker maakt. Een duikvakantie van een week met elke dag vier duiken geeft je lichaam onvoldoende tijd om te herstellen en stikstof af te blazen. Minder vaak of minder lang duiken, geregeld drinken en na drie dagen een rustdag inplannen kan veel problemen voorkomen. Ook al heb je veel geld betaald om te duiken in Indonesië, als je ziek bent is het onverstandig om die dag te duiken. Met ziekte houdt een duikcomputer geen rekening. Moet je dan de duikcomputer de deur uit doen? Nee. De duikcomputer is een van de middelen die de veiligheid van een duiker onder water vergroten. Weten op welke diepte je zit en wat je maximale bodemtijd is, is hele zinvolle informatie. Weet alleen dat er grenzen aan de duikcomputer zijn. En hoe verder je ‘aan het eind van je tabel’ komt, hoe onnauwkeuriger de schattingen worden. Mijn advies is om voor een duik, al dan niet met een ouderwetse duiktabel of in de planningsmodus van de duikcomputer, een ruw plan te maken: “We gaan maximaal zo lang onder water, tot die maximale diepte en daar blijven we zo lang voordat we gaan opstijgen.” Kijk dat eens na in je tabel voor de duik, zodat je niet tijdens je duik verrast wordt door een piepende duikcomputer. En als het je tweede of derde duik van de dag is, moet je conservatiever plannen. En mocht je tijdens de duik, om wat voor reden dan ook (bijvoorbeeld omdat je vast kwam te zitten in een visnet), je duikplan niet kunnen volgen, dan kan de duikcomputer je op een redelijk veilige manier naar de oppervlakte brengen.
Laat de duikcomputer met je mee denken. Maar laat de duikcomputer niet voor je denken. Want uiteindelijk gaat het ons allemaal niet om hoe lang en hoe diep je onder water bent geweest, maar dat je het (sterke) verhaal (en de foto’s!) kunt delen met familie en vrienden – in goede gezondheid.