Leestijd: 8 minuten

Hengelaarsvissen zijn ware meesters in de camouflage, slechts bij toeval worden ze door de duikers ontdekt. 

Hengelaarsvissen zijn plompe vissen: ze hebben een hoge rug en stevige, gespierde borstvinnen, die lijken op armen. Daarmee kunnen ze lopen of zich tussen twee voorwerpen vastklemmen. De kieuwopening is klein en de grote bek is schuin omhoog gericht. Het zijn geen actieve jagers, ze zitten heel stil en verstoppen zich graag, wachtend op hun prooi.

 

De meeste lokken de prooi met een hengeltje en dan zuigen ze met hun bek de prooi naar binnen. De hengelaarsvissen hebben een antenne waar een aas aan hangt. Eigenlijk is het een gemodificeerde rugvinstekel. Iedere soort heeft een speciaal aas dat op het aas van hun prooi lijkt en ook zo beweegt. Hun prooidieren zijn zowel vissen als schaaldieren, zoals garnalen en krabben. De prooi wordt in zijn geheel verslonden en kan zelfs de omvang van hun eigen lichaam hebben. De hengelaarsvissen zijn niet mooi, wel heel bijzonder van kleur en vorm. De meeste zijn bodembewoners, maar natuurlijk kunnen ze allemaal zwemmen, alhoewel dat heel onhandig gaat. Ze nemen grote slokken water en dat duwen ze door hun kieuwen naar buiten, een soort jetstream. Hengelaarsvissen zijn over de hele wereld te vinden zowel in tropisch als in subtropisch water. Er zijn wel 45 soorten, ook al vind je er in de meeste visboeken maar een paar.

 

 

In het Engels heet de hengelaarsvis frogfish, ‘Froggi’ voor mij. Ik heb dus toch wel een bijzondere band met deze vissoort, als ik een bijnaam heb voor ze. De naam frogfish is wel raar, ze lijken totaal niet op een kikker, behalve dan de grote bek.

 

Clownhengelaarsvis (Antennarius maculatus)

De jonge clownsvissen zien er anders uit dan de volwassen exemplaren: ze zien er helemaal niet uit als een klein visje, eigenlijk doen ze een giftige naaktslak na. Zelfs als ze volwassen zijn, wordt deze niet meer dan vijftien centimeter groot. De clownsvis heeft veel kleurvariëteiten, van wit, beige, knalgeel, egaal of met vlekken. Ze hebben wratachtige uitsteeksels op hun lichaam. Ze komen voor in de tropische wateren van de Indo-Pacific van Mauritius in de tot het westelijke gedeelte van de Grote of Stille Oceaan. De clownsvis verstopt zich graag in beschutte rotskusten of koraal riffen. De volwassen exemplaren zitten meestal bij of in sponzen tot een diepte van twintig meter. De clownvis is biofluoriserent, als hij verlicht wordt door blauw of ultraviolet licht, krijgt het een rode kleur in plaats van hun gewone kleur. Het is een vraatzuchtige vleeseter, die alle kleine dieren aanvalt die in zijn buurt komen, zelfs prooien bijna zo groot als hijzelf. Ze wonen alleen, houden niet van competitie, behalve natuurlijk in de paartijd, anders waren ze allang uitgestorven. Maar het schijnt dat ze meteen na de bevruchting elkaar niet meer tolereren en dat de kleinste zelfs kans loopt om voor prooi aangezien te worden. En aangezien het vrouwtje vaak de grootste is, loopt het mannetje gevaar…

 

Clownhengelaarsvis

 

Gevlekte hengelaarsvis (Antennarius pictus)

De gevlekte hengelaarsvis is wijd verspreid over de hele wereld, behalve in het Caribisch gebied. Het opvallende aan deze hengelaarsvis is dat hij ronde vlekken heeft op zijn lichaam. Hij kan tot dertig centimeter groot worden. Hij heeft het echte hengelaarsvispostuur, maar een zachte huid met kleine stekels. De oogvlekken (ocelli) zien eruit als gaten en moeten het idee van een spons geven: donkerder dan de ondergrond, vaak met een lichte rand eromheen. Ook is de huid soms met wratten bedekt, dit alles om maar niet op te vallen in zijn omgeving. Hij komt voor in tropische en subtropische wateren, de diepte varieert tot wel 75 meter, maar bij voorkeur blijven ze rond de twintig meter. De kleur is erg afwisselend, ook weer voor de camouflage. Ze kunnen binnen een paar weken veranderen van kleur en huidstructuur: van wit tot zwart, maar het kan ook crème, roze, geel, rood of bruin zijn. Het verschil tussen de gevlekte en de clownsvis kan moeilijk te zien zijn. De gevlekte heeft altijd drie oogvlekken bij de staartvin.

 

Gevlekte hengelaarsvis

 

Grote hengelaarsvis (Antennarius commerson)

Met een maximum lengte van 35 tot 45 centimeter is dit een van de grootste hengelaarsvissen. Alleen de zeeduivel (Lophius pescatorius) kan nog veel groter worden, tot twee meter. De zachte huid is bedekt met kleine stekels, ‘spinules’ genoemd. Ze hebben ook wratachtige uitsteeksels en ook oogvlekken (ocelli). Al deze dingen hebben de voorgaande soorten ook, dus zolang ze nog niet volwassen zijn, wordt de determinatie vaak moeilijk. De grote hengelaarsvis wordt gevonden van de Indische Oceaan tot aan de oostkust van de Grote Oceaan. Het blijft bij voorkeur in lagunes en beschermde rotsachtige kust en koraal riffen. Hij houdt zich graag op in de buurt van grote sponzen en verschuilt zich ook onder steigers in de buurt van touwen en ander afval. Hij gaat weleens naar 70 meter diepte maar wordt meestal gevonden rond de twintig meter. Deze vis heeft ook een enorme bek waarmee hij prooi kan vangen en opeten van dezelfde grootte. Het valt me op dat ze voor zo’n grote vis maar een klein soort ‘plukje’ aan hun hengel hebben, ook het ‘aas’ aan de hengel kan beslissend zijn voor een goede determinatie. Ook dit vrouwtje kan na de paring het mannetje wegjagen of opeten.

 

Grote hengelaarsvis

 

Harige hengelaarsvis (Antennarius striatus)

De harige of gestreepte hengelaarsvis blijft wat kleiner, zo’n 22 centimeter. Deze vis is makkelijk te herkennen aan zijn harige uitsteeksels, soms zijn ze heel overdadig. De haren zijn eigenlijk ‘spinulas’: stekels. De bek kan naar voren uitschuiven, zodat hij grote prooien kan vangen en opeten, prooien zo groot als hijzelf. Ook hebben ze een zachte huid, met donkere strepen, zodoende komen ze aan al die verschillende namen. De kleur kan weer variëren, meestal zijn ze geel of bruin, maar ook spierwitte exemplaren heb ik gefotografeerd, maar groen, grijs en pikzwarte kunnen ook voorkomen. Die kleurveranderingen gaan niet snel, dat kan wel een paar weken duren. Dit visje heeft een enorm verspreidingsgebied over bijna de hele tropisch en subtropische wereld, van de Indische Oceaan tot het midden van de Pacific. En in de Atlantische oceaan van de westkust van Afrika tot de New Jersey kust en dan van het zuiden van Brazilië de Golf van Mexico en het Caraïbisch gebied. Het enige water waar deze vis niet voorkomt is de Middellandse zee. Het aas aan zijn eerste rugvinstekel lijkt wel op een worm, er kan ook heftig mee gezwaaid worden. Dit kleine visje is misschien wel de meest begeerde vissoort voor onderwaterfotografen. Door het bizarre uiterlijk is het ook bijna mooi te noemen.

 

Harige hengelaarsvis

Ruwharige hengelaarsvis (Antennarius hispidus)

Oppervlakkig gezien lijken de harige en de ruwharige veel op elkaar, ze zijn bijna even groot, ze wonen vaak in hetzelfde biotoop (bijvoorbeeld Lembeh), ze zijn meestal geelbruin van kleur en ze hebben een harig uiterlijk. Gelukkig zijn er ook verschillen, de ruwharige is ietsje kleiner (zo’n twintig centimeter) en de beharing is dikker en rommeliger. Hun lichaam en hun vinnen (die op pootjes lijken) zijn bedekt met donkere strepen, behalve hun buik. De zijvinnen zijn uitgegroeid tot een soort pootjes, waarmee ze zich in balans kunnen houden en ook een beetje mee kunnen lopen, alhoewel het er wel onhandig uitziet. Als je toch nog twijfelt over wie wat is, kun je kijken naar het aas aan de hengel: die bestaat uit lange dunne draadjes, terwijl de harige iets heeft dat eruit ziet als een worm. Ze komen voor van de Indische Oceaan tot aan het midden van de Pacific. Ze zijn op alle dieptes te vinden tot negentig meter. Ze houden van ondiepe rotskusten en koraal riffen, maar ook van een modder of zandbodem, zoals in Lembeh. Hier kan het mannetje het vrouwtje opeten als ze rond blijft hangen na de paring, dus andersom kan ook nog.

Ruwharige hengelaarsvis

 

Longlure frogfish (Antennarius multiocellatu)

Deze soort komt voor in aan de westkust van de Atlantische Oceaan vanaf Bermuda en de Bahama’s tot aan Brazilië. Het houdt van warme ondiepe riffen met veel sponzen, echt een bodembewoner. Hij doet ook de kleur en het uiterlijk van sponzen na, zoals de ronde uitstroomopeningen van de spons op hun huid, occelli genoemd (oogvlekken). Het kan zichzelf groter maken (opblazen) door water in zijn maag te pompen. Het is de meest voorkomende hengelaarsvissensoort in dit gebied. Ze kunnen door gebruik te maken van hun vinnen een beetje rondlopen, je zou het eerder ‘schuifelen’ noemen. Deze hengelaarsvis wordt meestal tussen de dertien en twintig centimeter groot. Het is het snelst etende dier van de wereld, het kan prooi vangen en opeten in 0,006 seconden, alleen een hogesnelheidscamera kan het filmen. De voortplanting is ook bijzonder. Het is een gevaarlijke periode, ze kunnen elkaar na de paring opeten, de grootste wint. Het vrouwtje bewaart de eieren in haar buik, ze kan wel twee keer zo dik worden, het mannetje volgt haar overal. Zodra zij naar de oppervlakte zwemt, volgt hij haar en laat ze haar eieren los, zodat hij ze kan bevruchten. De eimassa plakt aan elkaar, als een klont en drijft met de stroming mee. Zo kan het over een groot gebied verspreid worden.

 

Longlure anglerfish

 

Senegalese hengelaarsvis (Fowlerichthys senegalensis)

Deze vis komt ook voor aan de oostkust van de Atlantische Oceaan, vanaf Marokko tot Angola en Senegal, vandaar de naam. Het komt voor op een diepte van tien tot tachtig meter en kan leven in zowel in zout als brak water. Deze is eierleggend en heeft dezelfde voortplanting als beschreven bij de longlure. Het is een grote soort, het kan wel 28 centimeter groot worden. Het is echt geen mooie vis, hoeveel je ook van froggi’s houdt. Ze zitten vol met bulten en wratten, ze hebben een dik en rond voorkomen en net even geen spectaculaire kleuren.

 

Senegalese hengelaarsvis

 

Spotfin frogfish (Antennatus nummifer)

Deze vis komt over bijna de hele tropische wereld voor, behalve aan de westkust van de Atlantische Oceaan. Het schijnt op grote diepte voor te komen, wel tot driehonderd meter. Ze worden niet groter dan dertien centimeter en schijnt bij aquariumhouders erg geliefd te zijn. Ze kunnen net als de andere Froggi’s van kleur veranderen om zich aan te passen aan hun omgeving, om zo aan hun vijanden te ontkomen. Ze hebben ook weer de hengel met een ‘pompon’, waarmee ze prooi kunnen lokken. Het aas aan het einde van de hengel imiteert ook nog de bewegingen van het voedsel van hun prooi. Soms is de prooi van hetzelfde postuur, maar vaak ook kleine visjes, kreeftachtigen en wormen. De vis wordt gevonden bij beschutte riffen en op zandbodem, waar veel sponzen groeien.

 

Spotfin frogfish

 

Luipaardhengelaarsvis (Antennarius pardalis)

De luipaardhengelaarsvis komt voor in het tropische gedeelte van de Atlantische Oceaan. Van Senegal tot de Congo en Kaapverdië. Het is te vinden op een diepte van 18 tot 50 meter en kan tien tot vijftien centimeter groot worden. Het houdt zich op in kustgebieden, zowel in zee als in brakwatergebied. Het lichaam is kort en gedrongen, de bek groot met veel kleine scherpe tandjes, de huid is ruw en bedekt met stekels. De zijvinnen zijn uitgegroeid tot brede uitsteeksels en lijken meer op pootjes, dan op vinnen. De eerste rugvinstekel is een langer gegroeid en heeft aan heeft aan het einde een soort ‘aas’ of ‘pompon’ waarmee hij prooi kan lokken en vangen, net als de andere hengelaarsvissen. Het voedt zich met garnalen en kleine visjes. Voor een hengelaarsvis is het spectaculair mooie vis, door een bijna elegante vorm en subtiele kleuren met een prachtige tekening.