Leestijd: 9 minuten

Er komt veel op je af als je in het buitenland betrokken bent bij een dodelijk duikongeval. David Lindenaar deelt zijn ervaringen.

De politieman zit op een verhoging. Vier duikers uit Nederland zitten op de stoffige vloer van het politiebureau en kijken letterlijk naar hem op, niet wetende wat ze moeten verwachten. Het Engels van de man beperkt zich tot korte, simpele zinnen. ‘Achteraf vraag je je af wat hij van onze verklaringen begrijpt,’ zegt David Lindenaar, maar op het moment zelf zijn hij en zijn vrienden daar niet mee bezig. De dood van hun vriend de dag ervoor overheerst alles.

David is met vier vrienden op vakantie in Egypte. De hechte groep, onder wie twee broers, bestaat uit allemaal dertigers. Het zijn ervaren duikers die onder uiteenlopende omstandigheden overal ter wereld hebben gedoken. Dit jaar doen ze een live-aboard naar de Brother eilanden. Op de eerste “echte” duik – er is alleen een checkduik geweest – gaat het vreselijk mis. Als David en zijn buddy na een normaal verlopen duik bovenkomen, worden ze met de grootst mogelijke haast aan boord van de zodiac gehesen en met vliegende vaart naar de boot gebracht. ‘Waarom die haast? We zijn op vakantie…’ Op de boot wordt duidelijk waarom: een wit laken bedekt het lichaam van Paul. Hij is levenloos aan de oppervlakte aangetroffen. Over de precieze toedracht van het ongeval gaan wij op verzoek van de familie en vrienden verder niet in. De oorzaak is waarschijnlijk van medische aard. David wil vooral zijn verhaal kwijt over wat er daarna gebeurt, de nachtmerrie waarin hij en de vrienden terechtkomen.

 

Misdrijf

Iedereen is in shock als de boot met Paul, zijn broer en vrienden en de andere gasten terugvaart naar Marsa Alam. De havenautoriteiten zijn ingelicht en tegen middernacht ligt de boot weer in de haven. Niet veel later komt er een leger aan politieagenten aan boord. ‘Waarom?’ vraagt David zich af. ‘Wat weten jullie wat ik niet weet?’ De bemanning vertelt dat een incident als dit wordt behandeld als een misdrijf. De shock is zo groot dat hij niet doorvraagt. Twee agenten in uniform stellen de vragen, de anderen (in burger) lopen rokend heen en weer. ‘Het lijkt wel een slechte film uit de jaren zestig.’ Een van de gidsen wordt anderhalf uur lang aan een spervuur van vragen onderworpen. Dat is vreemd want deze jonge Egyptenaar begeleidde een andere groep duikers en was niet in de buurt van de vriendengroep. Zijn collega-gidsen doen raar. Ze zijn aangeslagen, ook zij weten niet hoe ze hiermee moeten omgaan. Het vreemde is dat aan de Duitse gids die wél met hen dook, helemaal niets wordt gevraagd. Intussen raapt de broer van Paul al zijn moed bij elkaar en belt naar Nederland. Hoe moeilijk is het om zijn ouders en de vriendin van Paul – ze zijn net ouders van een dochtertje – het slechte nieuws te vertellen? David schakelt over naar de doe-stand; als leraar is hij gewend om dingen te regelen. De verzekering moet worden ingelicht. Via een bandje van zijn eigen verzekeraar komt hij middenin de nacht uit bij alarmcentrale Eurocross. Het enige wat zij vragen, zijn de namen en de paspoortnummers van de vrienden. Ze gaan direct aan het werk.

Het lichaam van Paul ligt dan nog steeds op de boot. Rond half vier ’s middags is Paul uit het water gehaald, nu is het ver na middernacht en de temperatuur is nog steeds meer dan dertig graden. David wil weten waarom Paul er nog ligt, waarom het lichaam nog niet met de ambulance naar een koelcel is gebracht. Hij vraagt het aan de agenten. Maar ze zijn kort en allesbehalve informatief.

‘Waar gaat het lichaam heen?’
‘Naar het mortuarium.’
‘Waar is dat mortuarium?’
‘Bij het ziekenhuis.’
‘Waar is het ziekenhuis?’
‘Ver weg.’
‘Gaat het lichaam in een koelcel?’
‘Ja.’

David wil mee, maar de lichaamstaal zegt dat de agenten hem er duidelijk niet bij willen hebben. Het is twee, drie uur rijden over een slechte weg. In de wetenschap dat in de islamitische wereld een lichaam binnen 24 uur wordt begraven, blijft David erop hameren dat het lichaam gekoeld moet worden. Die verzekering krijgt hij. Inmiddels is ook Saskia van de duikreisorganisatie aan boord. ‘Zij was in Marsa Alam op vakantie, liep toevallig langs en vond het vreemd dat de boot er lag. Vanaf dat moment heeft ze ons geholpen waar mogelijk. Een hele grote steun voor ons.’ Na anderhalf uur ondervragen moeten de gids en de buddy van Paul een verklaring ondertekenen. Die is in het Arabisch. De vrienden hebben geen idee wat er getekend wordt, maar ze zijn aan het eind van hun Latijn. Het lichaam van Paul gaat met de ambulance mee, de gids met de politie. Voor de vier vrienden heeft de eigenaar van de live-aboard kamers in een resort geregeld. Daar krijgen ze om drie uur in de nacht nog een bordje eten.

 

Brother Eilanden (Foto: Karin Brussaard).

 

Zondebok

De vier vrienden moeten zich de volgende dag melden bij de politie. Saskia gaat met hen mee. Na een half uur rijden wordt de jonge Egyptische gids bij hen in het busje gezet – onduidelijk is waar hij de nacht heeft doorgebracht. In een politiecel? Zoekt de politie een zondebok? David verbaast zich: ‘Waarom? Niemand heeft schuld aan wat er is gebeurd.’ Maar dit is Egypte – de politie stelt bij een ongeval als dit standaard een onderzoek in.

Op het politiebureau, ver van de bewoonde wereld, moeten ze uren wachten. Er is geen water, geen eten, hoge temperaturen, onhygiënische toestanden en nog steeds die shock. Eén van de vrienden krijgt een migraineaanval. Uiteindelijk haalt David een paar zakken chips en flessen cola in een tentje in de buurt. Het duurt en het duurt, maar hoe moeilijk het voor David en de vrienden ook is, het is niet verstandig er iets van te zeggen – zo werkt het nu eenmaal in Egypte. Om 13.00 uur ‘s middags heeft de politiebaas eindelijk tijd. ‘What you went doing?’ Ja, duiken dus. ‘What he doing?’ met een hoofdgebaar naar de Egyptische gids. Ja, ook duiken, maar niet met ons. Op het gezicht van de gids verschijnt een glimp van opluchting, hij krijgt niet de schuld. ‘Maar dat is het ‘m ook,’ zegt David. ‘Er is helemaal niemand schuldig.’ Na het tekenen van een verklaring mogen de vrienden én de gids het politiebureau verlaten.

 

‘Ik ben erg teleurgesteld in de onpersoonlijke houding van de ambassademedewerkers, het gebrek aan hulp en de onjuiste informatie.’

 

De hele dag door heeft David contact met Eurocross. Veel via sms, elke stap moet hij bevestigen. Vanuit Nederland worden er vluchten voor hen geregeld. Maar door de lange dag op het politiebureau kunnen ze diezelfde avond niet meer mee. Opnieuw worden er vluchten geregeld, nu voor de volgende ochtend. Eurocross heeft inmiddels ook de Nederlandse ambassade in Caïro gewaarschuwd – zij staan Nederlanders in nood immers bij. David wil zelf contact met de ambassade hebben, want hij wil weten wat er met het lichaam gaat gebeuren. Zo blij als David is met de medewerkers van Eurocross, zo teleurgesteld is hij in de zakelijke, onpersoonlijke en zelfs onwetende benadering vanuit de ambassade. Waar hij bij Eurocross steeds twaalf uur lang een vaste contactpersoon heeft die hij rechtstreeks kan bellen, zo anders is dat bij de ambassade. Een naam en telefoonnummer krijgt hij niet als hij ernaar vraagt. Sterker nog, er wordt hem verteld dat de ambassade niets voor hem kan betekenen.

 

Paspoort

Het meest bezorgd is David over wat er met het lichaam gaat gebeuren. Dit moet terug naar Nederland – naar de familie van Paul. Waar het is, hij heeft geen idee. Hoe het verder gaat, hij weet het niet. Aan de medewerker van de ambassade vraagt hij wat hij met het paspoort van Paul moet doen. De man weet het niet. Uiteindelijk krijgt David het advies om het paspoort mee naar Nederland te nemen. Voor de zekerheid informeert hij ook bij Eurocross: ‘Daar hoor ik dat het paspoort bij het lichaam in Egypte moet blijven. Tegenstrijdig…’ David doet wat hem het beste lijkt. Hij laat het paspoort achter. De juiste keuze, blijkt achteraf. De vier mannen vliegen op zondagochtend terug naar Nederland. Eurocross heeft op verzoek van David geregeld dat ze hun familie niet in de aankomsthal hoeven te ontmoeten. ‘Dat ging ‘m echt niet worden. Na de douane zijn we door de luchthavenpastor naar een speciale ruimte in een ander gebouw gebracht waar onze families waren. Zo fijn.’ Hier wordt gehuild en getroost. En vertellen ze hun verhaal. Ook voor de familie is het een belangrijk moment –eindelijk kunnen ze al hun vragen stellen.
Acht dagen na het overlijden komt het lichaam van Paul naar Nederland. Eindelijk. Vanuit Eurocross is contact gelegd met een internationale uitvaartverzekeraar die het transport en al het benodigde papierwerk regelt. Dat kost tijd. Ook omdat de familie wil weten of autopsie mogelijk is. De familie probeert hiervoor vanuit Nederland de hulp van de slecht bereikbare Nederlandse ambassade in Egypte in te roepen, al was het maar om erachter te komen welk pad ze moeten bewandelen. Maar de medewerkers zijn opnieuw onpersoonlijk en zelfs onvriendelijk en laten duidelijk merken dat de familie vooral erg lastige vragen stelt. Uiteindelijk is het Eurocross die alles regelt en wordt het lichaam alleen gebalsemd, zoals in Egypte gebruikelijk is. Als het lichaam in Nederland is, blijkt dat de koeling waar David zo op heeft gehamerd onvoldoende is geweest. Pauls vriendin en dochtertje kunnen hierdoor geen afscheid meer van hem nemen. In een luchtdichte kist wordt Paul naar zijn laatste rustplaats gebracht.

 

Telefoon geblokkeerd

Tijdens ons gesprek zitten de kwaadheid en het verdriet nog dicht onder de oppervlakte. David heeft – logisch – moeite om het verhaal te vertellen. Toch wil hij zijn verhaal doen. Daar heeft hij meerdere redenen voor. In de eerste plaats wil hij dat andere mensen een dergelijke situatie bespaard blijft. Hij wil dat mensen weten wat er op hen af komt, en waar ze terecht kunnen. Ook al heeft op zo’n moment de emotie de overhand. ‘Maar… het zou zo mooi zijn als iedereen die erbij betrokken is ook weet wat de procedures zijn: de verzekeraar, de reisorganisatie, de ambassade (!).’ Net als veel landgenoten dacht David altijd dat je als Nederlander in geval van nood terecht kunt bij de Nederlandse ambassade en dat de medewerkers daar verder helpen. ‘Niet dus. Terugkijkend ben ik erg teleurgesteld in de onpersoonlijke houding van de ambassademedewerkers, het gebrek aan hulp en de onjuiste informatie.’ Het belang van een goede reisverzekering is groot. Bij het eerste telefoontje komt alarmcentrale Eurocross meteen in actie, polisnummers worden niet gevraagd, er wordt gehandeld. De administratie kwam achteraf. Daaruit komt wel naar voren dat er grote verschillen in dekking van de vier vrienden zijn. Waar de een alles vergoed krijgt, is dit bij de ander heel anders. ‘En wat je ook moet weten, is dat de provider je telefoon blokkeert na 3 uur bellen binnen 24 uur in het buitenland. Ook voor noodnummers.’ David geeft providers de tip om het bellen van specifieke nummers mogelijk te maken.

 

Numidia, Brother eilanden. (Foto: Steven Galicia).

 

David heeft veel respect voor de organisaties en mensen die hebben geholpen. Eurocross die hem en de anderen hebben ontzorgd door alles te regelen. Saskia van de reisorganisatie waar de vrienden hebben geboekt – zij was toevallig in de buurt en heeft de vakantie met haar gezin onderbroken om te helpen (‘de knuffel heeft ze nog tegoed’). Met David Wassink van DOSA (Duikongevallen Statistiek en Analyse) hebben de vrienden uitvoerig kunnen praten over de inhoudelijke kant van het ongeval. De DOSA analyseert duikongevallen in Nederland en duikongevallen in het buitenland waar Nederlanders bij betrokken zijn. Dat moet bijdragen aan een grotere duikveiligheid, iets waar David Lindenaar graag aan meewerkt. ‘Het was ook erg fijn om er met David Wassing over te kunnen praten – het helpt me bij de verwerking.’ Ook duikerarts Thijs Wingelaar wordt door David genoemd – maar omdat er geen autopsie is geweest, blijft het gissen naar de doodsoorzaak. Tijdens deze gesprekken wordt ook duidelijk dat het bij terugkeer in de haven hoogstwaarschijnlijk te laat was voor autopsie. Het lichaam heeft dan al uren in de warmte op het dek gelegen. Bovendien is na een noodopstijging de doodsoorzaak vaak niet meer te achterhalen, zo horen ze van Thijs Wingelaar. De vrienden hebben veel aan elkaar bij de verwerking van het overlijden van Paul. Regelmatig spreken ze af voor een biertje of een kop koffie. Ze praten – soms over wat er is gebeurd, soms ook helemaal niet. Twee vrienden hebben sinds het ongeval niet meer gedoken. David heeft het inmiddels voorzichtig weer opgepakt. Samen met de broer van Paul heeft hij nog niet zo lang terug een weekend gedoken in TODI. ‘Gecontroleerde omstandigheden, het was goed zo.’

 

________________________________________________________________

Hoe helpt het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

In een reactie laat het Ministerie van Buitenlandse Zaken weten dat ze bekend zijn met deze trieste zaak. ‘Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft alles gedaan om de nabestaanden zo goed mogelijk bij te staan. We hebben van de betrokken mensen geen klachten of signalen ontvangen dat ze zich niet goed geholpen voelden. Als dat inderdaad zo was dan waren we uiteraard graag met ze in gesprek gegaan hierover, bijvoorbeeld om toe te lichten wat we wel en niet kunnen doen. Uit de gegevens die we hebben over deze zaak, maken we op dat de ambassade destijds de juiste acties heeft ondernomen voor de repatriëring van het lichaam.’

Nederlanders die in het buitenland in de problemen komen, kunnen 24 uur per dag contact opnemen met het BZ Contactcenter op 0031247247247. De medewerkers kunnen adviseren en eventueel de lokale vertegenwoordiging (ambassade/consulaat) inschakelen om hulp te verlenen. Waaruit die hulp bestaat, hangt af van de situatie. Je kunt denken aan bemiddeling, advies en het regelen van de documenten die nodig zijn om zoals in dit verhaal het lichaam terug naar Nederland te brengen. Wat het ministerie van Buitenlandse Zaken expliciet niet regelt, is de repatriëring zelf van het lichaam. Dat wordt geregeld door de alarmcentrale – een goede verzekering is dan ook onmisbaar!

Op www.nederlandwereldwijd.nl lees je wat Buitenlandse Zaken voor je kan doen in geval van nood.