Leestijd: 8 minuten

In de Zeeuwse Delta en het Nederlandse kustgebied is het nooit saai. Er is altijd wel wat nieuws te zien en te ontdekken. Nieuwe of zeldzame soorten worden gevonden, wetenschappers doen ontdekkingen met DNA of grote ecologische veranderingen zijn waar te nemen. Stichting ANEMOON houdt dat bij door nieuwsberichten te publiceren op NatureToday. In dit artikel zetten we een greep uit de nieuwsberichten van 2022 op een rijtje. 

Ook strandschelpen komen in golven

23 januari 2022 – Het laagwater liet bij Hoek van Holland op 8 januari grote aantallen van Spisula subtruncata op het strand achter, één van de ‘gewoonste’ schelpdieren uit het Nederlandse kustgebied. Dit algemene dier met de nogal ingewikkelde Nederlandse naam ‘Halfgeknotte strandschelp’ (zie verderop) komt maar weinig in het nieuws. Halen ze de media, dan is het meestal omdat ze massaal aanspoelen. Dat ze ook jarenlang veel minder aanspoelen heeft uiteraard geen nieuwswaarde; het man bijt hond-effect. Toch was nu juist dit ‘optreden in golven’, een term die we inmiddels allemaal kennen uit de corona-berichtgeving, de reden om de aan- of afwezigheid in de laatste decennia tegen het licht te houden. Dat de dieren ook leven in de golvenrijke zone dicht onder de kust en bij iedere golf op het strand worden achtergelaten, is eigenlijk bijzaak.

Het aanspoelen van grote aantallen levende tweekleppigen is een normaal en natuurlijk verschijnsel. Het heeft in de meeste gevallen weinig of niets te maken met vervuiling, zuurstofloosheid of klimaatverandering. Onder invloed van de wind ontstaan golven en die brengen, zodra ze in de ondiepe kustzone komen, ook de zandbodem in beroering. De ondiep in het zand levende schelpdieren worden daardoor uit de bodem gewoeld. Zeker als het water koud is en ze minder actief zijn of/en als ze worden verrast, kunnen ze zich niet snel genoeg meer ingraven. Een landwaardse onderstroom transporteert ze dan naar het strand. Langs de Hollandse en Zeeuwse kust is dat gewoonlijk bij wind uit oostelijke richting: de bovenste waterlaag wordt dan landafwaarts geblazen maar de onderstroom gaat omgekeerd. Als er sprake is van grote aantallen tegelijk, spreken mensen soms van een vloedgolf (tsunami) aan materiaal of/en ontstaan ‘invasies’ op het strand; aanspoelingen van vooral één bepaalde soort.

Uit een onlangs uitgevoerde analyse door Stichting ANEMOON blijkt dat het aanspoelen van levende exemplaren en schelpen met vleesresten van de Halfgeknotte strandschelp aan een duidelijk golfpatroon onderhevig is. In de grafiek is te zien hoe de soort, nadat deze rond 1978 extreem veel levend aanspoelde, duidelijk afnam tot circa 1983. Vervolgens namen de aantallen weer sterk toe tot 1996, om weer af te nemen tot 2010. Vanaf dat moment zien we de aantallen opeens weer opklimmen. De afgelopen drie jaar zijn de aantallen weer op het niveau van 1990-1995 en gaan ze zelfs naar het niveau van rond 1978.

Oorspronkelijke tekst: Adriaan Gmelig Meyling en Rykel de Bruyne, Stichting ANEMOON

 

Bij Hoek van Holland aangespoelde strandschelpen proberen zich in te graven, maar vormen ook welkome strand-snackjes voor meeuwen – Foto: Adriaan Gmelig Meyling

 

Gravend kreeftje houdt het strand groen

6 maart 2022 – Samen met andere kleine strandbewoners zijn strandvlooien erg belangrijk binnen het ecosysteem op de grens tussen water en land. Als onderdeel van het project Het Groene Strand deed Stichting ANEMOON in het voorjaar en de zomer van 2021 onderzoek naar deze diergroep. Gekeken werd naar het verband tussen de hoeveelheid aanspoelsel en de aantallen strandvlooien en naar de invloed van machinaal verwijderen van aanspoelsel en andere menselijke invloeden. De Gewone strandvlo (Talitrus saltator) blijkt een goede indicator voor de mate van menselijke verstoring. Hoewel zaken als menselijke betreding en rijdende voertuigen invloed hebben, is er een duidelijk verband tussen de hoeveelheid natuurlijk aanspoelsel dat blijft liggen en de aantallen strandvlooien. Waar de hoeveelheid aanspoelsel groter is, leven ook gemiddeld meer strandvlooien.

Een strandvlo is een kleine zandkleurige kreeftachtige en geen insect, zoals het woord ‘vlo’ doet vermoeden. De Gewone strandvlo kan 2,5 centimeter groot worden, de Bestippelde strandvlo ongeveer één centimeter. Ondanks hun kleine formaat zijn de dieren tot grote daden in staat. Strandvlooien leven overdag zowel op, als ingegraven in het zand. In de winter graven ze soms tot wel één meter diep. Naast graven kunnen de dieren bijzonder goed springen; bij verstoring tot wel vier meter ver. ’s Nachts struinen ze het strand af op zoek naar eten, waarbij grote afstanden kunnen worden afgelegd. Strandvlooien gebruiken het aanspoelsel als voedselbron, net zoals wiervliegen. Het zijn de belangrijkste opruimers van aangespoeld wier. Jonge strandvlooien die zich nog niet goed kunnen ingraven gebruiken het aanspoelsel ook als bescherming tegen uitdroging. In, tussen en onder een bos wier kunnen grote aantallen kleinere strandvlootjes verstopt zitten. Doordat Gewone- en Bestippelde strandvlooien aanspoelsel afbreken, vormen ze een erg belangrijke schakel binnen de kringloop van (voedings)stoffen op het strand. Door het excellente graafwerk van deze kleine kreeftjes worden veel voedingsstoffen de strandbodem ingebracht. Hiervan profiteren andere strandbewoners en ook duinvorming wordt zo mogelijk gemaakt. Zelf vormen de dieren ook een cruciale voedselbron voor weer andere soorten, zoals vogels. Zo kan een klein diertje een grote rol spelen in voedselketens en het behoud van, of het vergroten van de biodiversiteit op het strand.

In al het natuurlijke aanspoelsel dat vanuit zee op het strand achtergelaten wordt zitten belangrijke voedingsstoffen. Het aangespoelde materiaal bestaat onder andere uit zeewier en allerlei overblijfselen van zeeorganismen, zoals kwallen, krabben en schelpdieren. Dit is niet alleen belangrijk voor planten en duinvorming op het strand, maar ook voor de dieren. Verschillende soorten kevers, wormen, vliegen en strandvlooien zijn voor hun voortplanting en voortbestaan grotendeels of zelfs volledig afhankelijk van aanspoelsel.

Oorspronkelijke tekst: Julia van Beinum, Stichting ANEMOON

 

Strandvlooien zijn belangrijke diertjes op het strand – Foto: Adriaan Gmelig Meyling

 

Zeeland drie roodwieren rijker

1 mei 2022 – Uit Nederland waren al ruim honderd roodwiersoorten bekend. Verreweg het grootste deel hiervan is te vinden in Zeeland. Hij zijn weer drie nieuwe roodwiersoorten gevonden. Het gaat om Rood worstjeswier (Lomentaria articulata), Kruistakkig rooddonswier (Antithamnion cruciatum), en NL NAAM (Gelidium spinosum). Opvallend is dat alle drie geen exoten zijn, maar Europese soorten die hun verspreiding hebben uitgebreid.

Rood worstjeswier is een struikvormige soort en dankt de Nederlandse naam aan de worstvormige takjes: zowel de hoofdas als de zijtakken zijn op regelmatige afstand diep ingesnoerd. In het Engels staat Rood worstjeswier bekend als Bunny Ears, omdat de uiteinden van de takjes een beetje lijken op konijnenoortjes. De helderrode kleur viel ook meteen op bij de eerste vondst in november 2019, aan de Noordzeezijde van Neeltje Jans. Het ging om een piepklein struikje en een gerichte zoekpoging de maand erna leverde geen extra vondsten op. In februari 2020 werden op dezelfde locatie meerdere exemplaren gezien en inmiddels is de soort langs de hele kust van Neeltje Jans algemeen te vinden.

Het is niet altijd makkelijk om kleine roodwieren in het veld te determineren. Zeker in het geval van de rooddonswieren en boompjeswieren is hier vaak een microscoop voor nodig. In augustus 2021 werd een aantal kleine individuen gevonden in het Grevelingenmeer. Gewapend met een veldmicroscoop keerden we in oktober terug voor een nieuwe zoektocht. Het was een succes, want er werden meer dan vijftig struikjes gevonden. Dit mooie roodwiertje is te herkennen aan het vertakkingspatroon: de zijtakken van onbeperkte groei staan kruislings op de hoofdas. De identificatie werd ook met DNA bevestigd. Kruistakkig rooddonswier komt langs vrijwel de gehele Europese kust voor: van het westen van Zweden tot Zuid-Spanje, in de Middellandse Zee en Zwarte Zee, en nu ook in Nederland.

Sommige wiersoorten kunnen enorm variabel zijn wat betreft vorm en kleur. Maar is een afwijkende vorm misschien toch een andere soort? Voor zo’n raadsel stonden we in december 2021, toen er in de Oosterschelde rond Goes vele, smalle exemplaren werden aangetroffen van een Gelidium-soort. Normaal gesproken zouden we dit Vlak geleiwier (Gelidium vagum) hebben genoemd, maar deze exemplaren waren wel heel smal én bovendien enorm vaak vertakt. Er werd daarom besloten een DNA-monster van een afwijkend exemplaar te analyseren. Daaruit bleek dat het inderdaad een voor Nederland nieuwe soort betreft: Gelidium spinosum. Deze soort komt onder andere ook voor in Frankrijk, Groot-Brittannië, Noorwegen en de Middellandse Zee. Terugkijkend in het herbarium van de schrijvers is Gelidium spinosum in ieder geval al aanwezig in Zeeland sinds 2020… maar wie weet hoe lang de soort al in Zeeland aanwezig is?

Oorspronkelijke tekst: Luna van der Loos, Mart Karremans en Frank Perk (Stichting ANEMOON en SWG)

  • Foto: Mart Karremans
  • Foto: Frank Perk

 

Twee nieuwe soorten bij schoonmaken wrakken

21 augustus 2022 – De expeditie van Stichting Duik de Noordzee Schoon eerder in 2022 leverde naast een flinke buit van 5700 kilo aan netten en vislood, ook een voor Nederland nieuwe hydropoliep en zakpijp op. Het betreffen de Vertakte zeespriet (Nemertesia ramosa) en de zakpijp (Didemnum coriaceum), die nog geen Nederlandse naam had.

De Vertakte zeespriet is een kolonievormende hydropoliep zonder medusastadium, van zo’n 25 centimeter hoog. De soort is vergelijkbaar met Nemertesia antennina, die veelvuldig voorkomt in het zuiden van onze Noordzee. De Vertakte zeespriet is, zoals de naam al aangeeft, veel meer vertakt dan de gewone. Deze nieuwe soort is voornamelijk bekend van Britse en Ierse wateren, maar komt voor vanaf IJsland tot aan Noordwest-Afrika. De meest nabije waarnemingen komen uit Het Kanaal en van de oostkust van Engeland. De soort is tijdens de expeditie niet op de acht andere Belgische en Franse wrakken gezien.

Didemnum coriaceum is naaste familie van de Druipzakpijp (D. vexillum). Dit is te zien aan de vorming van vergelijkbare lobben en het licht geaderde patroon. De soort ‘druipt’ echter niet, is een stuk steviger, heeft een andere ordening van zoïden en bevat een duidelijke combinatie van twee verschillende kleuren. Op wrak 1802 werd alleen de wit-paars gekleurde versie gevonden, maar in de Belgische wateren werd ook de geel-oranje variant waargenomen. Kolonies kunnen zo’n 25 centimeter groot worden en komen in de noordoostelijke Atlantische Oceaan voor tussen de westkust van Noorwegen en Portugal, inclusief de Middellandse Zee. Een logische Nederlandse naam van Didemnum coriaceum is ‘Lederzakpijp’, gebaseerd op de wetenschappelijke naam (coriaceum = leerachtig). Ook de Engelse naam (Tough Didemnid) wijst op de stevigheid als duidelijk onderscheidingskenmerk ten opzichte van de Druipzakpijp.

Zoals altijd met nieuwe, niet exotische soorten is er de vraag hoe ‘nieuw’ de vondsten zijn. Zaten de soorten er al een tijdje, maar werden ze niet opgemerkt? Zakpijpen en hydropoliepen zijn niet de meest eenvoudig te identificeren soortgroepen en het aantal wrakduikers in de Noordzee is beperkt. Een kleine zoektocht naar oudere foto- en videobeelden leverde geen eerdere waarnemingen van D. coriaceum op, maar wel een eerdere waarneming van N. ramosa. Opvallend genoeg gaat dit om hetzelfde wrak als waarvan we de soort nu melden.

Oorspronkelijke tekst: Renate Olie, Stichting De Noordzee, Stichting Duik de Noordzee Schoon & Stichting ANEMOON en Marco Faasse Eurofins AquaSense & Stichting ANEMOON

  • Didemnum coriaceum - Foto: Renate Olie
  • Vertakte zeespriet Nemertesia ramosa - Foto: Renate Olie

 

Zeesluis doet sterren rijzen

18 september 2022 – Sinds de nieuwe zeesluis bij IJmuiden klaar is, komt er veel meer zout water het Noordzeekanaal in. Er wordt gewerkt aan een constructie om het zoute water terug te leiden. Intussen trekken zoute soorten verder het brakke kanaal in. Eén van de rijzende sterren is de Zeester.

Op 26 januari 2022 werd de nieuwe Zeesluis IJmuiden officieel in gebruik genomen. Deze enorme sluis is veel groter dan de Noordersluis en zou zelfs de grootste zeesluis ter wereld zijn. De sluis is 18 meter diep. Elke keer als een schip geschut wordt, stroomt er 10.000 ton zout water naar binnen; bijna het dubbele van de Noordersluis. Vanaf het begin is nagedacht over maatregelen om verdere verzilting van het Noordzeekanaal tegen te gaan. Er werd een manier bedacht om zout water te onttrekken en dit al in IJmuiden weer terug naar zee te pompen via het spui en het gemaal. Maar zo ver is het nog niet. Voor zoutwatersoorten staat de deur al ruim een half jaar wijd open. Van tijd tot tijd zien we de gevolgen daarvan boven water komen.

Inmiddels trekt ook een typisch zeedier als de Gewone zeester het kanaal verder binnen. Duikers troffen deze soort op 1 augustus aan op een diepte van 13 meter nabij de Wijkertunnel. Dit was de eerste keer dat ze zo ver van zee sterren zagen. Hoewel zeesterren onder bepaalde omstandigheden gevonden zijn bij een zoutgehalte van 8 promille, ongeveer de helft zoeter dan zeewater, wordt als zoutgrens voor de Gewone zeester meestal 16 promille aangehouden. Bij lagere waarden (brakker water) treedt al snel sterfte op. Tot op heden waren er – met uitzondering van de direct aan zee grenzende delen – dan ook geen volwassen zeesterren uit het Noordzeekanaal bekend.

Het is bekend dat zout water zwaarder is dan zoet water en dat in het kanaal sprake is van een duidelijke gelaagdheid. Dat er nu zeesterren in de diepere delen van het kanaal bij de Wijkertunnel leven, lijkt dus een indicatie dat de zouttong in de diepere waterlagen op dit moment zouter is dan vroeger het geval was. Ook het gebrek aan regen in de afgelopen droogteperiode speelde ongetwijfeld een rol. Een andere indicatie van de toegenomen verzilting is de toenemende aanwezigheid van de Zeeanjelier, een zee-anemoon die ook voornamelijk bekend staat als zoutwaterorganisme. Duikers zien grotere aantallen en komen de soort nu ook boven de 13 meter regelmatig tegen.

Oorspronkelijke tekst: Rykel de Bruyne en Ron Offermans, Stichting ANEMOON

 

Gewone zeester – Foto: Ron Offermans