Visnetten over de reefballs, kapotgesneden visfuiken of viskotters bij populaire duikplekken. Elk jaar krijgt de NOB hierover verschillende meldingen van zowel sportduikers als beroepsvissers. Dat gebeurt vooral bij de start van het duikseizoen, begin mei, als de vissers midden in hun seizoen zitten en bijna dagelijks vistuig plaatsen of leeghalen. Soms geeft dat verhitte discussies aan de waterkant, maar ook online ontstaan er discussies tussen – meestal – duikers onder elkaar.
‘Het stuksnijden van visfuiken is niet goed te praten,’ zegt Bert Vos. Bert is NOB-bestuurslid en heeft belangenbehartiging van duikers en de contacten met de provincie Zeeland in zijn portefeuille. ‘Vernieling van fuiken is erg vervelend en kostbaar voor de vissers, en we vragen duikers dan ook om van de fuiken af te blijven. Tegelijkertijd vragen we vissers om alert te zijn op de aanwezigheid van duikers en op drukke duikdagen geen vistuig in de buurt van duikplekken te plaatsen of leeg te maken.’ Wat belangrijk is om te weten, is dat de beroepsvissers vissen voor hun broodwinning en dat ze dit doen op percelen waarvoor ze jaarlijks een flink bedrag aan de overheid betalen. Als duikers zijn wij feitelijk te gast op deze percelen.
Stropers
In de Grevelingen en Oosterschelde waren er eerder vissers dan duikers. Meer dan twintig jaar geleden werd de duiksport in Zeeland populair en ontstonden de eerste conflicten tussen vissers en duikers. De overheid stelde in overleg met de vissers en de NOB een aantal duikcorridors in bij onder andere de Bergse Diepsluis en de Zeelandbrug. In de corridors was duiken toegestaan en vissen niet. Duikers mochten toen alleen in die corridors duiken. Duiken werd populairder en tegenwoordig mag vrijwel overal gedoken worden, met uitzondering van kwetsbare natuurgebieden, de betonde vaarweg en havens. Veel echte conflicten zijn er niet meer. Vaak zijn het stropers die visfuiken bewust kapotsnijden om ze leeg te halen. ‘Met respect voor elkaar komen we al een heel eind,’ zegt Bert Vos. ‘Als je vissers bij een duikplek ziet, wacht dan even of zoek een andere plek op.’
De neven Johan en Wim Schot uit Tholen zijn beroepsvissers op de Oosterschelde. We vroegen hen hoe zij rekening proberen te houden met sportduikers en hoe duikers beter zichtbaar kunnen zijn. ‘Wij vissen hoofdzakelijk in de kom van de Oosterschelde,’ vertellen Johan en Wim. ‘Daarvoor huren we vaste visvakken van de overheid. Die visvakken lopen van de Bergse Diepsluis (duikplaats 81) tot en met duikplek de Vuilnisbelt (duikplaats 80). Ook vissen we ten westen van duikplek Anna-Jacobapolder (72).’ De visvangst in Zeeland is voor een deel seizoensgebonden, maar voor een deel ook niet. ‘Wij vissen tussen 1 september en 1 februari in principe niet op de percelen,’ aldus Johan en Wim. ‘Maar we mogen er wel het hele jaar op vissen. De tijden waarop we vissen wisselen per dag, want die hangen af van het getij. We vissen het vaakst tussen 06.00 uur in de ochtend tot 18.00 uur in de avond. Op zondag vissen we niet en op zaterdag heel af en toe.’
Zwaaien
De neven Schot proberen tijdens hun werk zoveel mogelijk rekening te houden met sportduikers: ‘Om te beginnen markeren we onze vistuigen goed en zichtbaar. Aan de vloedkant plaatsen we een joon (die lijkt nog het meest op een grote dobber) met een vlag erop. Aan de ebkant markeren we het einde van het vistuig met een jerrycan. Daarnaast kijken we als we beginnen altijd of er duikers op het perceel aanwezig zijn. Bij goed weer zien we de luchtbellen of je ziet duikers het water ingaan. In het voorjaar, de tijd dat er veel sepia’s zitten, vissen we zo weinig mogelijk op de plekken waar ze meestal gespot worden. Want dan is de kans op schade aan ons vistuig groter doordat duikers de sepia’s uit onze fuiken of kubben proberen te bevrijden.’ Begin juni vorig jaar schrokken sportduikers bij Strijenham van fuiken die werden geplaatst. Wat kunnen sportduikers volgens Johan en Wim doen om zichzelf beter zichtbaar te maken? ‘Plaats een duidelijk zichtbare duikvlag op de kant,’ adviseren de vissers, ‘want dan weten wij dat er duikers onder water zijn. En om beter zichtbaar te zijn zou gebruik van een oppervlakteboei tijdens het duiken ideaal zijn. Soms zien we mensen op de kant naar ons zwaaien als we aan komen varen. Daar kunnen we niet zoveel mee. Als er een duikplek in de buurt is, zijn we sneller geneigd te denken dat ze ons iets duidelijk willen maken. Maar er komen ook veel mensen langs de dijk die naar ons zwaaien omdat het bekenden zijn of omdat ze ons simpelweg willen groeten. Zwaaien is geen protocol om duidelijk te maken dat er duikers onder water zijn, een duikvlag of –boei wel!’
‘Zwaaien is geen protocol om duidelijk te maken dat er duikers onder water zijn, een duikvlag wel!’
Uiteraard kan het gebeuren dat je in Zeeland per ongeluk in vistuig vast komt te zitten en je jezelf moet (laten) lossnijden. Meld de schade in dat geval altijd bij de Waterpolitie Zeeuwse Stromen op 0900-8844. Overigens wordt dergelijke schade als regel vergoed door je eigen aansprakelijkheidsverzekering. Mocht je er daarmee niet uitkomen, dan kunnen NOB-leden in tweede lijn een beroep doen op onze verzekering. Het kan ook gebeuren dat je vistuig tegenkomt dat helemaal niet is gemarkeerd. Dan kan er sprake zijn van stroperij. Ook in dat geval maak je melding bij de Waterpolitie Zeeuwse Stromen.
_______________________________________________
Natte landbouw
De visserij en kweek van schelpdieren zijn altijd een belangrijke bron van inkomsten geweest voor de Zeeuwen. In Zeeland wordt gevist met sleepnetten en met vast vistuig zoals fuiken, waarmee paling, zeebaars en kreeften worden gevangen. Oesters en mosselen worden als kleine schelpjes uitgezet en opgekweekt op speciale percelen. Een perceel is een soort akker. Het schelpdierkweken wordt daarom ook wel “natte landbouw” genoemd. De Zeelandbrug is misschien wel de bekendste plek waar je op een mosselperceel duikt.
In Yerseke staat de enige mosselveiling van Nederland. Mosselen die daar zijn verkocht, worden neergelegd op de percelen van de handelaren in de Kom van de Oosterschelde. Daar bevinden zich de zogeheten “natte pakhuizen”. De bodem is hier heel geschikt om de mosselen zandvrij te krijgen. Vanaf deze percelen gaan de mosselen naar de verwerkingsbedrijven die ze gereed maken voor de verkoop aan de restaurants en detailhandel. (Bron: Nationaal Park Oosterschelde).