In de Tweede Wereldoorlog is Westkapelle een klein maar vitaal onderdeel van de ‘Atlantikwall’. Een Duits verdedigingswerk van geschutsbunkers, tankversperringen, vuurleidingsposten en radartorens dat zich uitstrekte zich van de Noordkaap tot aan de Frans-Spaanse grens. West Zeeuws-Vlaanderen, de kop van Schouwen en Walcheren zijn door de Duitsers omgebouwd tot vestingen met ongeveer duizend bunkers. Ze bewaken de toegang tot de Westerschelde en daarmee de strategisch belangrijke haven van Antwerpen. Na het mislukken van de operatie Market Garden in 1944 richten de geallieerden hun vizier op Zeeland en op de Westerschelde in het bijzonder. Op 4 september is Antwerpen bevrijd, en om de haven te kunnen gebruiken hebben de geallieerden vrije toegang nodig tot de Westerschelde. De aanval op de Scheldemonding begint met een bombardement van de zeedijk van Westkapelle door 243 Engelse Lancasters en 4 Mosquito’s. De in de dijk geslagen bres is slechts 120 meter breed en Walcheren loopt niet snel genoeg onder water. Op 17 oktober 1944 keert de luchtmacht terug om het karwei af te maken.
Riskante landing
De Duitsers op Walcheren hebben veel last van de overstroming. Tal van bunkers in het binnenland lopen onder en verbindingen vallen uit. Maar ook de geallieerden ondervinden hinder. Duitse kustbatterijen die de Westerschelde beheersen, worden moeilijk bereikbaar. Riskante landingsoperaties zijn nodig om deze uit te schakelen. In de nacht van 30 oktober op 1 november vertrekt vanuit Oostende een invasievloot van 81 landingsboten, 25 ondersteuningsvaartuigen en 20 hulpschepen voor een landing op Westkapelle. Aan boord bevinden zich de amfibie- en pantservoertuigen waarmee de commando’s aan land gaan. De Atlantikwall zal slechts tweemaal door de geallieerden vanuit zee worden aangevallen. Eerst op 6 juni 1944 met de landing in Normandië (D-Day) en nu dus bij Westkapelle.
Tijdens de landing lijden de geallieerden grote verliezen. In vol daglicht stevent het eskader op de kust af en wordt onthaald op een spervuur uit de Duitse kustbatterijen. In de monding van de Westerschelde zinken diverse oorlogsschepen en de meeste landingsvaartuigen lopen vast op tankversperringen of worden in brand geschoten. Tanks en amfibievoertuigen komen vanwege de onstabiele ondergrond niet verder dan het strand. Niettemin weten de geallieerden de Atlantikwall te doorbreken en na acht dagen vechten geven de 40.000 Duitsers op Walcheren en de Bevelanden zich over.
Monument
Voor het badstrand van Westkapelle liggen de stille getuigen van deze strijd, in water van slechts drie meter diep dat wordt beschermd door de oude zeedijk die in 1944 nog ter hoogte van de paalhoofden liep. De geschiedenis is ingehaald door het leven dat zich hier heeft gevestigd. Een rupsvoertuig ligt in het zand, de tracks zijn eraf gelopen. Op de randen van het voertuig staan dikke bossen tubelaria en polsdikke dodemansduim. Tussen de paalhoofden en achter de oude zeedijk liggen tanks, amfibievoertuigen, een kanon, tankversperringen, een scheepswrak, bunkers en een groot anker. Er zijn enorme velden dodemansduim, zee dahlia’s, kreeft, krabben en naaktslakken. Het is een onderwater oorlogsmuseum waar prachtige natuur is ontstaan; een waardig monument bovendien voor de mannen die hier hun leven hebben gelaten voor onze vrijheid. Onzichtbaar voor de argeloze badgast of wandelaar die over het water uitkijkt, maar niet voor de begerige blikken van Rijkswaterstaat. Dat maakt wel eens plannen om nodeloos wrakken te lichten waar de scheepvaart geen last van heeft, zo weet de Commissie Deltagebied. Bij Westkapelle wilde Rijkswaterstaat het grote anker bergen en aan het Polderhuis schenken – het plaatselijke dijk- en oorlogsmuseum.
Het cadeau is een goedmakertje. Rijkswaterstaat had het Polderhuis delen beloofd van de Duitse mijnenlegger die uit het Veerse Meer was gehaald, maar kon die belofte niet nakomen. Het historische wrak was bij de berging immers in stukken gezaagd en daarna grotendeels verschroot. Het Polderhuis wilde het anker graag hebben en alles was in kannen en kruiken. In een laatste poging om het anker te laten liggen bood de Commissie Deltagebied het Polderhuis een alternatief aan. Na het zien van onderwaterfoto’s en videobeelden was museumvoorzitter Jan Beekhuizen meteen enthousiast voor een project om de geschiedenis van het strand voor een breder publiek toegankelijk te maken. Het idee is om historische beelden van de aanval te mengen met beelden van de huidige situatie onder water. Tegenover de PZC zei Beekhuizen daarover: ‘Die beelden van weleer zien er vooral heldhaftig uit. Zo lang zo’n landingsvaartuig vaart, is dat een stoer gezicht. Maar wat daar op de bodem ligt, is de realiteit dat er bij de gevechten ook veel is misgegaan. Dat er mensen zijn omgekomen. Wanneer je dat heldhaftige element op een mooie manier weet te combineren met het persoonlijke drama dat er ook achter schuil gaat, heb je een ijzersterk verhaal te vertellen.’ Van een bedreiging was een kans gemaakt.
Oorlogsaquarium
Het Polderhuis raakte ervan overtuigd dat een intact oorlogsmuseum onder water een betere aanvulling op de collectie zou zijn dan een enkel anker op het droge. Het verloor de interesse in het anker, en na overleg met de commissie vond Rijkswaterstaat het goed dat het anker en de andere wrakken bij Westkapelle bleven liggen, waar ze geen gevaar vormen voor zwemmers of scheepvaart. Daardoor krijgt het Polderhuis er als het ware een nat filiaal bij, waarmee de aantrekkingskracht van het museum straks verder reikt dan wat er binnen de muren te zien is. Bovendien blijft het duikgebied onaangetast. Doordat het zo ondiep is en in de zomermaanden vrij helder, kun je snorkelend het strijdtoneel verkennen. Daarna de dijk over om de geschiedenis te zien. Jan Beekhuizen zei het in de PZC als volgt: ‘Het zou letterlijk een verdieping zijn van wat we nu al laten zien over de Slag om de Schelde en de landing en bombardementen op Westkapelle. Je weet dat het spul er ligt, maar dat het zó veel is, heb ik mij nooit gerealiseerd. Als je dat met foto’s, films en overzichtskaarten nu eens weet te ontsluiten voor het grote publiek, dan zou dat toch fantastisch zijn! Dat maakt het verleden tastbaar. En we hebben er ook al een mooie naam voor bedacht: het Oorlogsaquarium.’
___________________________________________________
Blindganger
Bij een duik voor Westkapelle in 2010 stuit Roel van der Mast op een Engelse vliegtuigbom van duizend pond. De blindganger wordt meteen gemeld bij de Explosieven Opruimings Dienst. Het explosief lag op het drukke strand van Westkapelle, 25 meter uit de laagwaterlijn en op een diepte van 2.2 meter. Als zo’n zware bom explodeert vliegen de scherven 1.300 meter in de rondte.
Op een late vrijdagavond komt de EOD ter plaatse en laat zich door Roel naar de bom begeleiden. Roel vertelt: ‘Na 25 meter zwemmen vinden we de bom terug. Eén bonk explosief, dik begroeid. De EOD-duiker geeft een knik en begint een touwtje met een boei om de bom te knopen. Echt lekker gaat het niet omdat de bom op een harde ondergrond ligt en er geen gat onderdoor gegraven kan worden. Een touw rondom is de oplossing. Als verzwaring zoek ik een grote steen en leg die op het touw. Op zoek naar nog een steen hoor ik dat de eerste alweer wordt weggesmeten. De duiker is met zijn duikmes flink op de bom aan het inhakken. Die is lekker bezig?! Hij zal wel weten wat ‘ie doet… Zwarte stofwolken en bruine schilfers komen los van de bom. De duiker ligt over de bom, draait en keert, steekt hier en daar zijn mes in de korst en ik zie hem voelen naar herkenningspunten. Ik krijg niet echt het idee welkom te zijn met mijn duiklamp en bij het passeren van een sepiola besluit ik die maar te volgen. Zo maak ik nog een nachtduik over het strand van Westkapelle.’
De bom blijkt een “semi armor piercing bomb AN M59” te zijn, speciaal voor het bombarderen van bunkers. De EOD besluit het explosief niet ter plaatse onschadelijk te maken: de risico’s zijn te groot vanwege de bebouwing in de directe omgeving en de geringe waterdiepte. Een maand later wordt de blindganger aan hefballonnen gelicht en buitengaats gesleept, waarbij hij voor zweethanden zorgt als hij even achter de ondiepe zeedijk blijft steken. Op vijf mijl uit de kust wordt hij afgezonken en tot ontploffing gebracht.