De ongeveer drieduizend naaktslakken (naaktkieuwigen of nudibranchs) zijn in te delen in vier soorten. De eerste drie, de Doridina, Arminina en Dendronotina stonden in de spotlights in de vorige twee nummers van het Magazine Onderwatersport 23.4 en 23.5. Nu is het de beurt aan de Aeolidina. Dit is de vierde en laatste onderorde van de naaktkieuwigen: een middelgrote groep van slanke, lange, vaak elegante naaktslakken, maar zij hebben meer of minder rugtentakels, die gepaard of ongepaard op de flanken van de rug staan. Gelukkig hebben we er veel van in de Nederlandse wateren.
Waaierslakken
De flabellinas als groep hebben een lang, slank lichaam en lange (hoge) rugtentakels. Ze zijn vaak bont gekleurd. Het zijn alleseters, maar met een voorkeur voor hydroïdpoliepen. De Flabellina pedata, de paarse waaierslak, kreeg een nieuwe naam: Edmundcella pedata. Deze komt niet vaak voor in Zeeland, wel in de Middellandse zee. Het is een prachtig slakje – paars gekleurd met oranje of rode rugtentakels en met witte puntjes aan de uiteinden. Ook de eieren zijn roze, zie de foto van Italië, Sicilië.
Ook in deze groep krijgen slakken nieuwe namen door voortschrijdend DNA-onderzoek. De slanke waaierslak, Flabellina gracilis, heet nu Microchlamylla gracilis. Dit slakje heeft als bijnaam ‘roodtipje’, maar er zijn ook wel eens groene en gele kleurvarianten, dat hangt weer van het voedsel af. Eigenlijk is het een rood slakje met witte punten aan de uiteinden. Dit slakje komt vaak voor in het voorjaar, soms met een hele groep bij elkaar.
De witgestreepte waaierslak is een nieuwkomer. Het is een klein slakje met rode rugtentakels en een duidelijke witte streep over de mondtentakels en over het lichaam. Er is nu al ruzie om de naam, eerst was het Flabellina lineata, nu zegt iedereen Fjordia lineata, maar WoRMS, waar we ons allemaal aan moeten houden, zegt Coryphella lineata.
Ook in de Middellandse Zee hebben ze piepkleine en mooie slakjes te vinden. De Flabellina babai is slank en elegant, je ziet ze pas als er een paar bij elkaar zitten. Het is wit tot doorzichtig van kleur met gele tipjes aan de papillen. Wat mij betreft mag het wel naar het noorden komen.
Een andere groep is de Facelina, eigenlijk kan ik kan weinig verschil vinden tussen de Flabellinas en Facelina in de boeken. Het zijn allebei lange slanke naaktslakken met veel tentakels en ze eten ook graag hydroïdpoliepen.
Ringsprietslakken
De brede ringsprietslak (Facelina bostoniensis) is het afgelopen jaar erg veel gezien in de Grevelingen, eigenlijk het hele jaar door. Het is een prachtige, flinke slak met veel rugtentakels, erg mooi en super elegant. Opvallend zijn de lange en beweeglijke mondtentakels en net niet tot aan het einde van de tentakels, hebben ze een wit ‘toefje’, net of ze een ‘likje’ verf hebben gekregen, let maar op!
Veel minder vaak voorkomend is het ‘broertje’, de slanke ringsprietslak (Facelina auriculata). Heel lang geleden heette het de ‘gekroonde’ ringsprietslak, een zeer passende naam … Waar de ‘brede’ bruine, beige, oranje of rode rugtentakels heeft, is de slanke vaak paarsrood, met roze. Wel hebben ze allebei aan de uiteinden van de rugtentakels en de koptentakels witte punten. Dit spectaculaire dier doet buitenlands aan, maar wordt toch wel gezien in het voorjaar op de tubularia!
Prachtige, bijzondere buitenlandse slakken
Een heel bekend slakje uit de ‘Med’ is de Cratena peregrina. Een klein slakje, maar met opvallende kleuren, het lichaam is doorzichtig wit met oranje vlekken op de kop (als ogen), de rhinoforen (reuktentakels) zijn ook oranje, de rugtentakels zijn bruin met blauw aan de top en het eindigt in wit, het is maximaal vijf centimeter, maar zo groot heb ik ze nooit gezien.
Nog zo’n ‘Beauty’ is de Godiva quadricolor uit Zuid-Afrika. Het lichaam is lichtbruin van kleur en de rugtentakels zijn bruin met gele en blauwe ringen, ‘gebundeld’ in groepjes, net als bij de F. auriculata. Volgens de boeken zou het maar drie centimeter lang worden, in mijn herinnering was het groter.
Niet echt een mooie naaktslak, maar wel een hele bijzondere is de Phyllodesmium briareum. Het heeft meer weg van een anemoontje met die tentakeltjes of ik zie er ook wel iets van een spin in. Ik heb het gevonden op Negros. Ze zijn maximaal twee centimeter groot. Eigenlijk zie je er geen lijfje in totdat je de koptentakeltjes hebt gevonden. Dan zie je ineens dat het een grijswitte naaktslak is met witte puntjes aan het eind van de rugtentakels!
Phyllodesmium longicirrum, P. bireum. Nog zo’n gek beest, maar dit is een grote naaktslak (7-14 centimeter) met weer veel rugtentakels. Het heeft bruine vlekken op de tentakels en aan de uiteinden zijn ze gekruld. Het is altijd te vinden op het lederkoraal, want dat is ook zijn voedsel. Deze is gevonden in Lembeh.
Nog een hele bijzondere slak, waarvan ik altijd heb gedacht dat het geen echte naaktslak was is de Pteraeolidia ianthina. Op de foto zie je de kop en maar een stukje van het lichaam, het gaat veel verder door en kan wel 15 centimeter worden. De foto is gemaakt in Anilao. Het lichaam is wit met bruin en de kop heeft wit, blauw en donkerblauw geringde mondtentakels. De blauwe rugtentakels zijn weer gebundeld, het lijken wel blauwe ‘toefjes’. In het Engels is de bijnaam The Blue Dragon.
Naast de Facelinidae is een tweede onderorde de Aeolidiella, waar de vlokslakken onder vallen. Een goed voorbeeld is Kleine vlokslak (Aeolidiella glauca). Vorig jaar, in de Grevelingen heb ik genoten van de slakken en kon ik goed het verschil zien tussen deze soort en de brede ringsprietslak. De kleine vlokslak is te herkennen aan lange reuktentakels (rhinoforen) en is bruin met wit van kleur met witte puntjes aan het uiteinde van alle tentakels. Parmantig liep het over het kale zand en ik maar piekeren wat ze daar nou toch als voedsel hadden tot ik er een vond die net een anemoon ging pakken. De anemoon trok zich terug en samen verdwenen ze in het zand. Het anemoontje was een weduwroosje en het heeft gewonnen, want het slakje kwam weer boven met lege bek…
De grote vlokslak (Aeolidia papillosa) wordt een ingewikkeld verhaal, want ineens was er ook een gekrulde vlokslak (Aeolidia filomenae). Deze twee lijken ook veel op elkaar, behalve dat de laatst veel meer gekrulde rugtentakels heeft en een witte vlek op het voorhoofd. Verder eten ze allebei graag anemonen en hydroïdpoliepen. Heel even was er een gekraagde vlokslak (Aeolidiella alderi), die heb ik maar een zomer gezien, daarna niet meer en… ik heb vaak gezocht. Het is een oranje slakje, maximaal twee centimeter groot en het had op zijn kopje een grijze kraag en grijze rhinoforen. Het zat in 2014 onder de Zeelandbrug aan de onderkant van de dode oesters, dus dat was draaien maar!
Knuppelslakken
De witgezoomde knuppelslak (Eubranchus linensis) is een klein frutseltje van twee centimeter, soms heeft het geen duidelijke witte zoom en dat maakt determinatie nog moeilijker. De rug is dicht bezet met gezwollen rugtentakels, gerangschikt in tot wel elf schuin oplopende rijen, alle met een spitse punt. De Noordelijke knuppelslak (Eubranchus rupium) is ook zo’n klein slakje, maar ook heel mooi. Het is transparant tot wit met oranjebruine vlekjes. De inhoud van de rugtentakels is groen of bruin, aan de top wit tot blauw iriserend. Het komt niet zo vaak voor, ik kreeg de tip om naar de Grevelingen te gaan in april.
De Bleke knuppelslak (Amphorina pallida) heb ik wel in Noorwegen gezien, nog niet in Nederland. Het lichaam en de rugtentakels van de bleke knuppelslak zijn gepigmenteerd met witte en bruinrode vlekken en er zijn gele banden naar de toppen van de mondtentakels. De reuksprieten en mondtentakels hebben een band van bruin pigment en witte pigmentvlekken die aan de uiteinden dicht worden. Volwassenen exemplaren kunnen een lengte van zo’n 23 millimeter bereiken.
De knotsslakken
De gorgelpijpknotsslak (Catriona gymnota) is een vrij bekend slakje, ik noem het met veel liefde ‘Luciferslakje’. Vaak heeft het witte puntjes aan het einde van de rugtentakels, maar soms zijn die toch een beetje rood. Toevallig heb ik foto’s van de Grevelingen, maar deze komt ook in de Oosterschelde regelmatig voor.
De zilverblauwe knotsslak (Cuthonella concinna) is 15 millimeter, soms iets groter. Deze soort heeft op de rug veel lange slanke papillen, die in schuine dwarsrijen zijn geplaatst. Over de papillen is vaak een zilverblauwe metaalglans zichtbaar. De enigszins korrelige middendarmklier vertakkingen zijn meestal licht- tot donkerbruine gekleurd. De uiterste top van de papil is wit, de koptentakels ook. Het voedt zich met de hydroïdpoliep (Sertularia argentea). Ik heb een foto van Sint Annaland waar deze zit op het eten en met het mondje open.
De laatste nieuwkomer is ontdekt in het Veerse Meer: de witgestippelde knotsslak (Trinchesia sp.). Over klein gesproken: het is écht superklein, ik had het eens, per ongeluk, op de foto van een krab staan, in de achtergrond. Met een beetje geluk is het een ietsje groter dan een halve centimeter. Met veel geduld, niet een van mijn beste eigenschappen, heb ik één aardige foto kunnen maken, een kiekje!
Ik heb geprobeerd om de verschillen tussen de vier grote groepen wat duidelijkheid te geven en een link te leggen tussen de Nederlandse soorten en die in het buitenland. Recent DNA-onderzoek kan komen met nieuwe informatie, die vooral de naamgeving weer zou kunnen veranderen.