De ongeveer drieduizend naaktslakken (naaktkieuwigen of nudibranchs) zijn in te delen in vier soorten. De eerste twee, de Doridina en Arminina, zijn vaak robuuste slakken met een stevig lichaam en vaak met een duidelijke kieuwenkrans, zijn behandeld in het vorige nummer (Onderwatersport 23.4 – juli/augustus 2023). Nu is het de beurt aan de Dendronotina. Deze zijn vaak langer en slanker met opstaande rijen van elegant wapperende cerata, de rugtentakels, ook heel mooi!
Dendronotus – de Boompjesslakken
Deze onderorde is een maar een kleine groep. Het zijn vaak lange, slanke naaktslakken met lange vertakte tentakels. Daar komt de naam ‘boompjesslak’ vandaan. De rugtentakels, die in twee rijen lopen, zitten op de zijkant van de rug. De Nederlandse boompjesslak is een goed voorbeeld: ik heb het over de ouderwetse grote boompjesslak. Sinds een paar jaar is er een nieuwe soort, die is veel kleiner en eet ook ander voedsel. Het lastige is dat het nieuwe slakje de oude naam heeft gekregen van de Dendronotus frondosus. De grote boompjesslak heeft een nieuwe naam en heet nu de Dendronotus europeus. Je kunt het ook positief benaderen, we hebben gewoon een nieuwe soort erbij.
Verder met de oude, de grote boompjesslak, die in sommige jaren veel voorkomt en dan weer niet. Het eet voornamelijk pennenschaft (Tubularia indivisa). Dat is een hydroïdpoliep met lange stengeltjes met een soort bloempje eraan. Dat bloempje (een poliepje) is het lievelingseten van veel naaktslakken en zeker ook van de grote boompjesslak. De slak is bruingevlekt van kleur met twee koptentakels en vijf paar opstaande rugtentakels waarvan de eerste vier functioneren als kieuwen. Met een beetje fantasie zie ik een windjammer, zo’n oud zeilschip, elegant voorbij gaan. Maar vaak zit het verstopt in de tubularia en is het niet makkelijk te vinden. De boompjesslak komt voor in alle koude wateren. Ook op de foto: een Dendronotus, die er veel op lijkt, met de naam Lacteus uit Oban in Schotland.
Tritonia – groot en klein
De Tritonia plebeia is in Nederland een heel klein slakje (hooguit 25 millimeter). Je ziet deze soms op dodemansduim. Vaak is de slak witgrijs op een witte dodemansduim, maar zit ze op een oranje dodemansduim, is ze oranje van kleur. Ook hier geldt: je bent wat je eet. De Tritonia plebeia lang en dun van vorm, ze hebben een beetje vierkante kop en grote mondtentakels. Op de rug hebben ze zes tot acht rugtentakels, die als kieuwen dienen. De Nederlandse naam is Kleine tritonia en in Engeland, bij St Abbs, heb ik een Grote tritonia, de hombergii (maximaal 20 centimeter lang), gevonden. Dat is echt een ‘beer’ van een naaktslak, in dit geval meer oranje van kleur. Hij was echt groot, met de macrolens kon ik net een stuk van zijn kop fotograferen. In Noorwegen, in de Saltstraumen vond ik ook een grote tritonia: knaloranje met oranje eieren, dat was een groot succes. Niet in de Saltstraumen zelf, daar stroomt het veel te hard, maar verder, richting zee, krijgt het water meer ruimte en is het een eldorado voor slakken in alle maten en soorten.
Doto
In Nederland zijn de ‘Doto’s’ heel klein, je moet goed zoeken. We hebben een piepklein slakje, de roodgevlekte kroonslak, de Doto coronata. Het is een klein lichaampje met lange rugtentakels, daar zitten de rode vlekjes op. Eigenlijk kan je het alleen maar vinden als je de eieren ziet, ze zijn vaak zelfs kleiner dan hun eieren. Dan is er nog de trage kroonslak, Doto fragilis, die komt officieel hier voor, maar ik heb ze alleen in Noorwegen gezien. Het is een prachtige slak, met veel en dikke rugtentakels, in Nederland zijn ze geel- tot oranjebruin, maar in Noorwegen ze zijn wit van kleur. De lange reuktentakels op de kop zijn glad met aan de onderkant een soort beschermhulsel, een schede. In Nederland kan deze trage kroonslak ongeveer 3,5 centimeter worden, in Noorwegen was ze wel vijf centimeter groot.
Melibe
De Melibe is een heel bijzondere slak met een groot lichaam met zijtakken, die op poten lijken en een hele grote kop, wat eigenlijk een grote mond is. Daarmee kunnen deze slakken actief prooi vangen. Ze schrapen ermee over de grond en met de kleine haartjes op de rand vangen ze kleine garnaaltjes en kreeftjes. De Melibe kan tien tot twaalf centimeter groot worden en is geel-groen-bruin van kleur. De mondflap is vaak doorzichtig. Ik heb dit diertje eenmaal gezien op Bali, maar het komt overal voor in de Indo-Pacific. Het is zelfs via het Suezkanaal van de Rode Zee naar de Middellandse Zee gekomen.