Een bekende naam in duikend Nederland: Ben Stiefelhagen. Maar omdat ik nog geen zeeschuimer ben ontmoet ik hem voor het eerst. Hij heeft een stevige handdruk en een stevige stem. Zijn tempo van bewegen volgt dapper zijn tempo van spreken. Meer dan 60 mannen en vrouwen die zich wel eens op of in een zee begeven luisteren aandachtig. We krijgen een briefing die ons alvast meeneemt door de acht onderdelen en de spectaculaire eindopdracht van de maritieme indoortraining van vandaag. Af en toe hoor je iemand mompelen tegen zijn buurman. Maar als Ben vertelt over de opdracht waarbij we onder water uit een cabine moeten ontsnappen is het stil. ‘Lekker rustig zijn jullie nu,’ constateert Ben, ‘maar weest gerust. Jullie zullen niet verdrinken. Tenminste niet allemaal.’ We lachen om zijn humor en ontladen zo wat spanning bij onszelf. Ben Stiefelhagen en zijn instructeurs geven hun Maritieme Indoor Training al meer dan twintig jaar. Ze gebruiken steeds nieuwe materialen die aansluiten bij de praktijk en hebben de organisatie steeds verder geperfectioneerd. Hun duikschool draagt de naam Get Wet Maritiem en is gespecialiseerd in maritieme trainingen en in wrakduiken. Ook is er een belangrijke connectie met de stichting Duik de Noordzee Schoon, waarvan Ben de oprichter is. De expedities naar de Noordzee waarbij biologen diersoorten in kaart brengen, en duikers verloren netten en andere rotzooi verwijderen genieten inmiddels landelijke bekendheid.
Huilen
In mijn team van acht personen leer ik duikers Hans en Erica kennen, en Nanda en Rien. De laatste twee volgen de training om zo te kunnen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan alle medewerkers van expedities naar de Noordzee. In ons team zit ook een solozeilster. Franka verklaart met een glimlach dat het voor een solozeiler eigenlijk de kunst is om niet overboord te kletteren, maar deze training uiteraard toch nuttig te vinden. Ze heeft er zin. Naast me zit Erik, hij spreekt Engels, komt uit Duitsland en is aan het promoveren aan de universiteit van Wageningen. Hij doet onderzoek naar diepzeekoralen in Arctische wateren en hoopt de komende jaren vaak op zee te zijn, ook als duiker. En dan is er nog de doorgewinterde duiker Eugène. Hij is vandaag mee als mijn buddy en zal op mij passen. Elke groep krijgt een nummer en weet waar hij straks moet starten. We krijgen individueel ook een nummer, onder andere zodat de teamcaptain af en toe kan roepen: ‘Tellen!’ En wij dan op volgorde een voor een ons nummer zullen schreeuwen. Dat is handig in het donker, zodat je zeker weet dat iedereen er nog is. ‘Want donker wordt het,’ roept Ben. ‘Tijdens de eindoefening activeren we alle ellende die je maar kunt verzinnen. Harde wind, golven, bliksem; dat soort werk.’ We lachen en kijken naar het projectiescherm met beelden van wat ons te wachten staat. ‘Ja, nu lach je nog,’ vervolgt hij, ‘maar speciaal voor vandaag heb ik tegen de instructeurs gezegd dat iedereen vandaag huilend naar huis gaat.’ We moeten een teamcaptain kiezen. Volgens de instructeurs is een teamcaptain iemand met een grote mond die zinnige dingen zegt. Een zeldzame combinatie, maar onze solozeilster Franka durft het wel aan. Dan gaan we naar het eigenlijke trainingscentrum en kleden ons om. Dat van dat huilen geloof ik natuurlijk niet, denk ik dapper en trek wiebelig mijn duikpak en schoentjes aan.
Het grote indoor trainingsbad maakt meteen indruk. Het is een groot complex, eigendom van het in maritieme kringen bekende Deense bedrijf Falck dat verschillende trainingen geeft aan bijvoorbeeld brandweerlieden, offshore-werkers en medisch personeel. In het drie meter diepe water liggen verschillende trainingsobjecten klaar, waarvan de boven het oppervlak zwevende cabine het meest indruk maakt. Ben Stiefelhagen wijst ernaar en geeft een laatste uitleg. Bij een groot deel van ons is de spanning aan onze kaken te zien. ‘Je hoeft maar een seconde of 20 je adem in te houden,’ zegt Ben. ‘Dat is dus geen probleem, want ieder mens kan dat 2 minuten.’ We maken onze lichtgewicht helmen vast en springen in het water. De instructeur die aan de knoppen van het takelmechanisme zit laat de cabine – waarvan je je voor kunt stellen dat je in een auto of in een helikopter zit die te water raakt – zakken, zodat vier van ons er in kunnen klimmen en plaatsnemen op een stoel. De cabine wordt dan weer omhoog getakeld en wij maken onze gordels vast. Ben is erbij. ‘Er is hier nog nooit iemand doodgegaan,’ grijnst hij. Ik pers er een glimlachje uit. Dit is spannend. Het is dat speciale gevoel voorafgaand aan iets dat je wel graag wilt doen en ervaren, maar waarvan je ook wilde dat het al voorbij was. Veel tijd om na te denken is er niet. Ik probeer me te concentreren op de instructies. En ik blijf dat doen als de cabine in het water ploft en zinkt. De instructies galmen door mijn hoofd: als de auto te water raakt niet meteen je gordel losdoen. Neem nog een laatste grote hap lucht vlak voordat je onder gaat. Als de auto helemaal vol water staat (dat gaat snel, want er zit geen glas in de ramen,) krijg je een teken en doe je je raam open of je slaat hem stuk met een life-hammer. Met je raamkant-hand hou je de bovenkant van het raam vast, je steekt je hoofd alvast naar buiten en met de andere hand klik je je gordel los. Je trekt jezelf door het venster en maakt ondertussen een half draaitje; nooit met je rug naar de auto. Plops, ik ben boven. Dat ging – proest – prima. Ik spartel naar de kant, maar hoor een schreeuw: ‘De cabine in!’ We gaan het nog een keer doen, maar o horror, deze keer zal de auto op de kop in het kanaal belanden.
Onderwaterzwiep
Als we weer zitten en onze gordel vast hebben gedaan staat Ben voor in de cabine. We worden schommelend omhoog getakeld, maar hij heeft zeebenen. Hij doet me een beetje denken aan captain Jack Sparrow. Met zijn linkerhand houdt hij zich nonchalant boven zijn hoofd vast en met zijn rechterhand zet hij ontspannen zijn masker goed. De 180 graden onderwaterzwiep gaat vreselijk snel. Had ik ook maar een masker. Het water dringt diep mijn neus in en probeert mijn hersenen te verplaatsen. Ik ben blij dat ik een duiker ben die wel eens zit te prutsen, want ik ken het gevoel. Geen paniek. Vooral nooit paniek. Behalve als je buddy klem zit onder een stalen balk en je door je paniek en adrenaline opeens vijf keer sterker blijkt dan normaal. Maar als je je hoofd moet gebruiken en rustig na moet denken en de juiste dingen moet doen zit paniek je in de weg. Ik duw mezelf het raam uit en mede door mijn fijne 7 millimeter duikpak dobber ik vanzelf naar de oppervlakte. Weer op het droge mag ik nog even door een raam naar het onderwatergebeuren kijken. Het hele team doorstaat de oefening keurig. Het is grappig om te zien hoe iedereen een overdreven grote hap adem neemt en vervolgens met half dichtgeknepen ogen en heel bolle wangen de vrijheid in spartelt.
We werken alle onderdelen af. Het blijkt een goed geoliede organisatie te zijn. Er liggen meer dan 60 mensen in het water plus instructeurs, maar we zitten elkaar niet in de weg en eigenlijk zijn we met ons team ook alleen maar met onze eigen opdrachten bezig. En we stellen ons voor dat het menens is – dat is het eigenlijk ook wel. We werken met omgeslagen vlotten en bootjes, en met reddingsvesten en drenkelingen. Ik snap nu waarom het een reddingsvest heet en geen zwemvest. Het ding houdt je in de golven goed boven water, maar belemmert je bewegingsvrijheid. Maar, zegt de instructeur, als er reddingsvesten zijn en je komt in een noodsituatie, doe hem altijd aan, en goed. Ook al kost het je een paar minuten. We leren hoe we ons in het water als groep kunnen verplaatsen. En wat je moet doen als je in het donker in het water komt te liggen en moet wachten op hulp. Steeds hamert instructeur Ben: ‘Help elkaar!’ Wanneer je ál je kracht hebt aangesproken omdat het zwaar werk is om via een touwladder, touw of klimnet een schip op te klimmen – hier is het een bordes – wil je lichaam eigenlijk niets anders dan uithijgen. Maar je verstand moet je aansporen om je meteen weer om te draaien en degene die na jou komt te helpen. ‘Gebruik je benen!’ brult Ben. Er is geen tijd om te treuzelen of nog even een laatste vraagje te stellen. Dat doe je maar bij de evaluatie als je kans gezien hebt om (samen!) te overleven. ‘Is het duidelijk?’ vraagt Ben soms. Als we alleen maar knikken roept hij direct: ‘Ja instructeur!’ Waarop wij dat verschrikt direct herhalen. Een beetje gniffelend, maar rete-stoer natuurlijk. Ook als je als drenkeling in het water ligt en moet zien dat je veilig in het reddingsvlot belandt, hebben we elkaars toegestoken handen nodig. Het is maar goed dat ik zo’n stoer pak aan heb, want je wordt regelmatig stevig bij je lurven gegrepen. Ik kan me voorstellen dat dit zorgen-voor-elkaar in een echte noodsituatie als belangrijk neveneffect heeft dat de angst en paniek minder zijn. Ik spring naar beneden en zorg via de aangeleerde techniek dat ik geen water in mijn mond en neus krijg. Met de helikoptersling mag ik omhoog en daarna weer abseilend naar beneden. Alles gaat in een razend tempo. We worden moe – de een is wat sportiever getraind dan de ander – en terwijl ik mijn armen langzaam voel verzuren kijk ik naar ons teamlid Erik, de lange magere koraalonderzoeker die lenig nog een keer naar boven klimt via alleen een touw met een paar knopen. ‘Spiderman,’ mompel ik hijgend.
Donder en bliksem
Iedereen op de kant. Voor een beker vocht en wat voedsel als brandstof. Wie wil mag buiten op de Maasvlakte het hoogste dek van de hoge boot opklimmen. En met een grote sprong in het koude water van de Hudsonhaven plonzen. Opeens gaat de luide toeter weer. En dan, in het Engels: “all hell breaks loose!” We worden het water in gedirigeerd, maar daar is opeens een storm losgebarsten. En duisternis, onweer, bliksem en golven. Een doordeweekse Hollandse zomerdag, volgens instructeur Ben. Eerst even leren om rustig te blijven in de golven. Meebewegen op het ritme van de zee. Op de top van de golf ademen. En dan oefenen we alles wat we eerder gedaan hebben in de ruwe zee. Dat er golven bestaan van wel 8 meter, ja dat weet ik, maar dit is ook al heftig. Als ik op een vlot probeer te klimmen slaat de regen in mijn gezicht en ik zie bijna niets. Nu hebben we elkaar helemaal nodig. Wie nog kan klimt, springt en ploetert. We helpen elkaar. Ik probeer vanuit het indrukwekkende pandemonium van beweging, duisternis, flitsen en lawaai nog een keer via de touwladder naar boven te klimmen. Mijn benen trillen en mijn armen zijn verzuurd. Ik lig hulpeloos onder aan de ladder en denk: wat nou als dit echt is? Opeens valt er naast me iets in het water. Het is Jack Sparrow en hij roept in mijn oor. Hij klimt aan de ene kant van de touwladder en ik aan de andere. Nu verandert het instabiele geval opeens in een stevige ladder en klauter ik op eigen kracht samen met mijn dappere redder naar boven, zijn schip op. ‘Nu spring je nog één keer naar beneden en zwemt naar het keervlot!’ wijst captain Jack. ‘Savvy?’ denk ik erachteraan terwijl ik het bordes af spring. Wat een drive heeft die man.
Wat een belevenis en wat een fysieke actie! Geen tijd om te twijfelen of iets wel zal lukken. Je kunt het, en anders word je geholpen. Je leert over onderkoeling, zichtbaar zijn in het water, drenkelingendood voorkomen en je leert lachend dat het – hoe ziek je ook bent – verboden is om in het vlot te kotsen. En je leert heel fysiek de techniek om ergens in te klimmen, een omgeslagen reddingsboot om te keren, in het water te springen zonder je te verslikken, een drenkeling te redden en nog veel meer. Het is bijzonder dat we ons na één zo’n trainingsdag al een stuk zekerder voelen en vaardigheden en strategieën geleerd hebben die van pas komen in alle mogelijke moeilijke situaties, op het land en in het water. Een leerzame, leuke, heerlijk fysieke dag. Met vaart en dynamiek, onder leiding van stoere en efficiënte instructeurs. Waarbij het accent op het helpen en zorgen voor elkaar direct zorgt voor een echt groepsgevoel, ook al ken je elkaar niet. Met een grote grijns en met grotere spieren dan ik had, ontvang ik het certificaat na afloop. Dit is voor iedereen een aanrader.