Leestijd: 4 minuten

Instructeur zijn wil niet automatisch zeggen dat je beschikt over de beste duikvaardigheid, betoogt Olivier van der Post. Blijf jezelf uitdagen!

De meesten kennen de mythe van Icarus en zijn vader Daedalus. Icarus en zijn vader probeerden met zelf gebouwde vleugels vliegend te ontsnappen van Kreta. De overmoed van Icarus leidde ertoe dat hij, ondanks de waarschuwingen van zijn vader, te hoog vloog en te dicht bij de zon kwam. De was van zijn vleugels smolt door de hitte van de zon en hij stortte neer.

 

Er zijn veel redenen in de duiksport om een ander of hoger brevet te halen. Verdieping en verbreding van theorie en vaardigheden, omdat het leuk is iets te leren, omdat je meer mag of omdat een hoger brevet je meer status en aanzien geeft. Al deze redenen (ook de laatste!) zijn prima. En als je dat hogere brevet krijgt, dan ben je trots. Trots op de weg die je hebt bewandeld, trots op de tegenslagen die je hebt overwonnen en trots op het doel dat je hebt behaald. En dat geeft moed en zelfvertrouwen: je mag meer, je kan meer.

 

Opleider

Zeker als je een instructeursbrevet hebt gehaald kijken andere duikers tegen je op en gaan op je vertrouwen. Met een instructeursbrevet krijg je aanzien en respect: het zijn de hoogste strepen op de mouw. Echter, weinigen beseffen dat een instructeursbrevet helemaal geen “brevet van duikvermogen” is. Het is een brevet waarmee je in staat wordt geacht kennis over te dragen. En dat is het. Het opleiden van heel veel 1*-duikers brengt de instructeur zelf ook niet op een hoger niveau dan de vaardigheden van een 1*. De instructeur is niet per definitie een zeer ervaren duiker en hoeft dit ook niet te zijn. Een instructeur moet vooral een goede opleider zijn. Andersom geldt ook dat zeer ervaren duikers zeker niet allemaal de beste instructeurs zijn.

 

Veel instructeurs hebben een stapel brevetten die hoger is dan de brevetkaart lang is. Van deze stapel is het 1*-brevet het veiligste brevet van allemaal. Na het behalen van dit brevet ben je volledig “bewust onbekwaam”. Alle daaropvolgende brevetten zijn bedoeld om je “bewust bekwaam” te maken op het niveau van dat brevet. Na veel duiken van een bepaald type word je hierin langzaam “onbewust bekwaam”. Het gevaarlijkste brevet van de stapel is het instructeursbrevet. Instructeurs lopen het risico “onbewust onbekwaam” te zijn voor elk type duik waarin ze onervaren zijn. ‘Natuurlijk kan ik elk type duik aan,’ zo hoor ik ze denken, ‘ik ben toch instructeur?’

 

Relevante duikervaring

Duiken is divers. Zeer ervaren in het ene is niet zeer ervaren in het andere. Een zeer ervaren wrakduiker is niet automatisch een zeer ervaren grotduiker en zoals gezegd, een goed instructeur is niet automatisch overal een ervaren duiker in. Met het instructeursbrevet komt geen almachtige duikvaardigheid mee en al helemaal geen goddelijke onkwetsbaarheid. Om instructeurs tegen zichzelf te beschermen, moeten we de schijnbaar automatische relatie tussen “instructeur” en “zeer ervaren” loslaten. Een instructeur die bijvoorbeeld voor het eerst op de Noordzee duikt, is gewoon een onervaren Noordzeeduiker. Door te kijken naar onze relevante duikervaring in plaats van onze plaats in de brevethiërarchie voorkomen we dat we – net als Icarus – overmoedig worden.

 

Een goed instructeur geeft aan iedereen het voorbeeld dat een hoger brevet alleen betekent dat je beter met je limieten om kan gaan, en dat je eigenlijk alleen maar weet dat je minder weet dan je dacht.

 

Daedalus gaf Icarus voor zijn vertrek nóg een waarschuwing mee. Omdat ze van Kreta een stuk over zee moesten vliegen, mocht Icarus ook niet te laag vliegen. De vleugels zouden anders te zwaar worden van het opspattend zeewater en dan zou hij ook neerstorten. Was Icarus niet overmoedig maar gemakzuchtig geweest, dan was het verhaal dus net zo slecht afgelopen. Aan de uitrusting van de instructeur is vaak te zien wanneer het instructeursbrevet is gehaald. Dit is het moment waarop de verdere ontwikkeling van de instructeur tot stilstand is gekomen. Onbewust onbekwaam zijn en stilstand in ontwikkeling kan leiden tot een hoger risico bij het duiken. Zo van: ‘Ik kan alles, ik hoef niet te oefenen, nieuw is flauwekul en regels gelden niet voor mij.’

Duikinstructeurs

Ook goede voorbereiding, buddycheck, materiaalonderhoud, oefenen in het zwembad, nieuwe ideeën, andere grondgedachten, een toegepast duikplan, voldoen aan normen (NEN250A) en redundantie lijken allemaal niet meer van toepassing als je instructeur bent.  Duikpak aan, set om en plons – de rest zien we wel. Bij de aankondiging van duikvaardigheidstrainingen komen alleen de bewust onbekwame 1*-duikers opdagen. Oude rotten en instructeurs zie je nooit. Dit is vreemd, want in de ongevallenstatistieken komen bedroevend vaak “zeer ervaren” duikers en instructeurs naar voren[1]. Dit is niet alleen te wijten aan hoogmoed. Duikinstructeurs die zich niet meer willen ontwikkelen en niet meer oefenen, kiezen ervoor om “laag te vliegen”. Ze vormen zo niet alleen een gevaar voor zichzelf maar, door hun slechte voorbeeld, ook voor de club en voor hun cursisten.

 

Voorbeeld

Wat dan wel? Een goed instructeur geeft het goede voorbeeld. Een goed instructeur traint het hardst van allemaal en onderhoudt zijn of haar vaardigheden en materiaal zichtbaar goed en voorbeeldig. Nog belangrijker is dat een instructeur zijn of haar beperkingen kent. Een goed instructeur geeft aan iedereen het voorbeeld dat een hoger brevet alleen betekent dat je beter met je limieten om kan gaan, en dat je eigenlijk alleen maar weet dat je minder weet dan je dacht.

 

_____________________________________________

Oefeningen voor de instructeur

Ben je als duikinstructeur of hoog gebrevetteerde duiker overtuigd van je eigen kunnen? Test dan eens de onderstaande duikvaardigheden in het zwembad:

 

  1. Duik (bij voorkeur) in droogpak maar zonder vinnen minimaal een half uur horizontaal getrimd. Behoud je controle, diepte en horizontale positie.
  2. Laat een boeitje op terwijl je horizontaal getrimd bent, zonder masker en vinnen. Je raakt de bodem niet aan.
  3. Duik een heel baantje achteruit, zonder je handen te gebruiken. Je blijft horizontaal getrimd op dezelfde diepte. Doe de oefening met en zonder vinnen.
  4. Doe je set af, hou je set een paar minuten voor je en doe dan je set weer aan. Doe dit in zwemkleding, horizontaal getrimd, zonder vinnen en lood, zonder de bodem aan te raken en met behoud van diepte.

 

Als een van de oefeningen niet goed lukt, dan is dat niet erg. Je weet dan dat je nog veel kan leren. Start direct met oefenen. Lukken ze allemaal, hou dan vooral niet op met oefenen. Gebruik het zwembad en daag jezelf uit. Blijf je als instructeur verdiepen in de duiksport, werk aan je vaardigheden en sta open voor vernieuwing!

 

[1] Noot van de redactie: dit artikel is geschreven vóór het verongelukken van twee zeer ervaren duikers in de Serpent. Er is te weinig bekend van de feiten en omstandigheden om te kunnen beoordelen of zelfoverschatting bij dit ongeval een rol heeft gespeeld.