De Tertius is nog geen half uur buiten de haven van Bruinisse als de motoren stoppen en de schipper voor anker gaat. We liggen in de hoek van de Grevelingendam met de imposante Philipsdam, helemaal achterin de Oosterschelde voor de Plaat van Oude Tonge. De mosselhangcultuur die hier ligt is zo mooi dat hij op de lijst stond als mogelijke wedstrijdplek voor het WK Onderwaterfotografie. Schipper Ruud Groenestein heeft afspraken met de eigenaar van het perceel dat hij hier met groepen duikers mag komen. Gelukkig maar.
Op het voordek van de Tertius ligt ons duikmateriaal en we tuigen ons op voor de eerste duik van de dag. Na de briefing lopen we in volle bepakking naar het achterdek. Ik trek mijn vinnen aan en daal het trappetje af om te water te gaan; wat een luxe! Op mijn rug zwem ik rustig naar de mosselhangcultuur die wat verder weg hangt dan gedacht. De touwen zijn prachtig begroeid met allerlei leven. Zeeanjelieren en slibanemonen huizen tussen de Zeeuwse lekkernijen, en zakpijpjes geven het tafereel wat contrast. Overal waar je kijkt krioelt het van de spookkreeftjes. Miljoenen zijn het er. Ik probeer ze te fotograferen, maar ik geef het al snel op. De weersomstandigheden lenen zich niet voor echte macrofoto’s: de touwen dansen teveel op en neer. Het zicht is redelijk en wordt nog beter als ik dieper ga. Ik daal af langs een touw richting de bodem. Halverwege ontmoet ik twee jonge snotolfjes, groen van kleur. Het guitige duo zwemt rondjes rond het touw en ik moet alle zeilen bijzetten voor een foto, ze dalen af richting de bodem op vijftien meter diepte. Wat is dit genieten! Na een dik uur houd ik het voor gezien en zoek mijn weg richting het oppervlak en zwem op mijn gemak terug naar de Tertius. Na de duik leggen we onze camera’s in het liftje en klimmen aan boord. Door de lage instap een fluitje van een cent. Die lift is nog een erfenis van het WK Onderwaterfotografie waarvoor de Tertius is ingezet: dat leek Ruud beter dan de zware camera’s aan te moeten geven.
Oosterschelde kleiner gemaakt
De Philipsdam is een Deltawerk van zeven kilometer lang en gebouwd tussen 1976 en 1987 om de oppervlakte van de Oosterschelde kleiner te maken. Door de aanleg van de Oosterscheldekering kon er minder zeewater de Oosterschelde in- en uitstromen en werd het verschil tussen eb en vloed kleiner. Dat was nadelig voor planten en dieren, en dus ook voor de mossel- en oesterkweek. De oplossing lag in de Philipsdam: deze maakte, samen met de Oesterdam, de oppervlakte van de Oosterschelde kleiner. Daardoor werd het effect van het getij weer groter. Op de bodem tussen de mosselhangcultuur en de oever ligt een kunstmatig rif van bouwafval dat daar is achtergelaten na de bouw van de Philipsdam. Het begint op een meter of acht en loopt in een onregelmatig heuvellandschap af tot vijftien meter. Enorme betonblokken waar geheimzinnige kabels omheen zijn gespannen, afgewisseld met kleinere beton- en steenformaties bieden samen een harde ondergrond voor oesters en allerlei andere dieren.
Het is een plek om lekker met je neus op de bodem rond te struinen. Hier geen snotolfjes. Wel zitten er bruine plooislakjes in het wier, kruipen de zeesterren langzaam over de bodem op zoek naar een hapje en wemelt het tussen het wier van de blonde grondels. Deze brutale visjes laten zich vandaag graag zien en dat is genieten geblazen. Het zicht is hier subliem, ik kijk echt meters ver weg. De bodem onder me verandert steeds en af en toe zie ik wat weduweroosjes de boel sieren. Vanaf een diepte van twaalf meter laat ik me langzaam weer opstijgen en kom netjes in de buurt van de Tertius weer boven. Ik klim aan boord en berg mijn spullen op. Als iedereen weer aan boord is genieten we gezamenlijk nog even na van deze gezellige duikdag. Dat doen we snel nog een keer!