Een dolenthousiaste vrijwilliger van Stichting Anemoon aan de telefoon: bij de tweede Haringvlietdag zijn twee plantensoorten gesignaleerd waarvan biologen niet wisten dat ze in het Haringvliet voorkwamen: rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus) en vallisneria (Vallisneria spiralis), aldus Manon van Noorloos Bijl die de verkenningen van het Haringvliet coördineert. Bovendien is bij een bootduik de langneussteurnaal gespot en denken twee duikers de blaasjeskrab te hebben gezien. Die komt normaal alleen in zout water voor. De bevindingen zijn onderdeel van een nulmeting waarbij 27 enthousiaste sportduikers het zoete water ingegaan zijn, om te bekijken wat voor leven er nu in het Haringvliet onder water te vinden is. Alle bevindingen worden naderhand aangekruist op speciale MOO-formulieren (Monitoringproject Onderwater Oever) van Stichting Anemoon.
Duiken in het Haringvliet zegt u? Ik wist niet dat dat kon? Tja, verwacht er ook niet teveel van. Het is pionieren zegt Manon vooraf. ‘Verwacht het ergste.’ waarschuwt ze over de stek die we toebedeeld krijgen. De plek heet Baak de Pieter, ook wel het Aardappelengat, en ligt voor Dirksland op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. De plek kwam als kansrijk naar voren bij een eerste verkenning in 2015 op Google Maps en Opentopo.nl. In 2016 is er voor het eerst gedoken en zijn monsters verzameld. ‘Het is vooral veel slib,’ zegt Manon, ‘maar in het afvoerkanaal van het gemaal zit wel wat groen.’
Haringvliet bij Baak de Pieter, mogelijk ooit een duikplaats (Rob Aarsen).
Vismigratie
Dit jaar organiseerde Manon twee duikdagen om het Haringvliet te verkennen. De laatste was in september. De nulduiken zijn gehouden omdat de overheid in 2018 de sluizen wil openzetten. Daarmee wordt een Europees besluit uitgevoerd om de vismigratie te bevorderen. Door de Haringvlietsluizen op een kier te zetten kunnen trekvissen zoals zalm en zeeforel de sluizen passeren richting hun paaigebieden die stroomopwaarts liggen. Een bijeffect van het openzetten van de sluizen is dat het Haringvliet weer voor een deel brak wordt en een leefmilieu kan bieden aan andere plant- en diersoorten. Eerst maar even die duikstek zoeken. Terwijl de laatste jaren in Zeeland verschillende voorzieningen zijn aangelegd, is het hier erg behelpen. Gelukkig hebben we van het waterschap de sleutel gekregen van een hek, waardoor we de eerste vijfhonderd meter vanaf een landweggetje door kunnen rijden. Op de dijk zien we een brede strook weiland met daarachter het water. Maar waar is nu die stek? Er zijn natuurlijk nog geen borden met duiksteknummers die ons helpen. Op de rand bij een gemaal staand, bij het afvoerkanaal, ziet het er nog hoopvol uit. Het water lijkt helder al is het daar maar zestig centimeter diep. Er beweegt wat blankvoorn.
We hebben toestemming van de boer om door zijn weiland te rijden en vinden een strandje waar we makkelijk het Haringvliet in kunnen. Al hobbelend rijden we door het weiland naar de waterkant waar we ons omkleden. Het is nu nog tien meter lopen. Als we het water in gaan is het zicht nog goed, maar terwijl de fotografen wat shots nemen wordt het zicht al snel verschrikkelijk. Slib waait op. Er liggen een paar stenen op de kop van de dijkjes die het afwateringskanaal begrenzen. Vis is hier – op een enorme hoeveelheid zwartbekgrondels na – nog niet te zien. In het ondiepe stuk bij de oever, tot twee meter, zien we alleen krabben en stenen, compleet begroeid met de alles overwoekerende quaggamosselen. Met daartussen incidenteel wat driehoeksmosselen die nog niet zijn verdrongen.
Ik besluit de diepte in te gaan, maar op twaalf meter hou ik het voor gezien. Er is alleen een zandbodem die is bedekt met een dikke sliblaag en daarin overal kuiltjes. Later horen we van bioloog Peter van Bragt dat die door palingen zijn gemaakt. Die graven holletjes in het slib waar ze alleen met hun kop en staart uit steken. De sliblaag heeft zich gevormd in de jaren dat het Haringvliet afgesloten is geweest. Dat was in 1970, toen de Haringvlietdam in het kader van de Deltawerken de voormalige zeearm helemaal afsloot van de Noordzee. Alleen voor de scheepvaart zijn er sluizen in de dam. Het slib dat door de grote rivieren al die jaren is aangevoerd, stroomde niet meer weg naar de zee en is in het Haringvliet bezonken. Bij Baak de Pieter bedekt het slib ook het harde substraat van de dijkvoet.
Een dikke laag slib bedekt de bodem. De kuiltjes zijn gemaakt door palingen (Ron Offermans).
Kruispunt van vis
De Europese aal laat zich aan mij niet zien op deze stek, terwijl een ander buddypaar bij Middelharnis toch ruim twintig palingen ziet zwemmen. Dan maar het ondiepe afvoerkanaal in, waar het wemelt van de waterplanten zoals draadwier, fonteinkruid, waterpest en aardvederkruid. Het zicht is nog steeds slecht, hooguit twee meter, en op de zwartbekgrondels na zie ik geen vis. Uit het niets lijk ik me bijna aan het einde van het kanaal opeens op een kruispunt van vis te bevinden. Drie karpers zwemmen langs, maar de vage schimmen zijn direct uit het zicht en terwijl ik ze zoek, komt een snoek langs vergezeld door wat baars.
Het westelijke deel van het Haringvliet waar onder meer Baak de Pieter ligt, wordt in de toekomst brak. ‘Ongeveer de helft van het Haringvliet blijft zoet,’ zo legt Manon na de duik uit. ‘Er wordt gestart met een hele kleine opening in de Haringvlietsluizen, waarbij streng gereguleerd zal worden.’ Boeren die hun weiland langs de rivier hebben liggen, zien de opening met argusogen tegemoet. Met brak water kunnen ze hun weiland niet bewateren. Het zoute water mag dan ook niet verder komen dan de denkbeeldige lijn van Middelharnis naar de monding van het Spui, de rest van het Haringvliet blijft zoet. ‘Bij brak water gaat het eigenlijk om instabiel water, waarbij het zoutgehalte steeds varieert,’ legt bioloog Peter van Bragt bij een presentatie aan de deelnemende duikers uit. ‘We gaan terug naar de situatie zoals die voor de Watersnoodramp was, heel spannend voor biologen. Doordat de ene helft brak wordt en de andere helft zoet, krijg je twee soorten onderwatermilieus en mogelijke een enorme soortenrijkdom.’
In het ondiepe afvoerkanaal wemelt het van de waterplanten (Rob Aarsen).
Opschuiven
Hoe snel we veranderingen gaan zien laat zich moeilijk voorspellen. Toen rond de eeuwwisseling het Veerse Meer via een koker bij de Zandkreekdam in verbinding kwam te staan met de Oosterschelde, was het hele meer binnen een jaar weer zout. Volgens Van Bragt veel sneller dan met computermodellen was berekend. Bij brak water zal een deel van de vissen die nu in het Haringvliet leven opschuiven naar het zoete water. De mossels en zuivere zoetwaterplanten gaan dood. Sommige dieren kunnen echter in beide soorten water leven en er zijn ook dieren die zowel tolerant zijn voor zout water als brak water, zoals de paarse buisjesspons. ‘Met het zeewater komen enorme aantallen larven het Haringvliet op,’ vertelt Peter van Bragt. ‘Zo kunnen zoutwatersoorten zich snel verspreiden. Wat je in ieder geval niet gaat zien is de Europese zeekreeft, want die kan niet tegen brak water.’
Welke soorten zich in het Haringvliet vestigen, is ook afhankelijk van de hoeveelheid zoet water die de waterschappen gaan spuien. Negen maanden per jaar gaat de sluis op een kier, op verzoek van de boeren is de dam de andere maanden dicht. Bij Lobith worden metingen gedaan. Wordt het Haringvliet te zout, dan creëren de waterbeheerders onderdruk. Dat baart Peter van Bragt zorgen: ‘De zoutconcentratie mag wel variëren, maar het water moet wel permanent brak zijn als de dieren en planten die er ontstaan, én hun larven, willen overleven. Als alles met zoet water wordt overspoeld, worden de pionierssoorten steeds weer verdrongen.’ De middagduik wacht, 21 duikers gaan voor een tweede duik het water in. Ja, je kunt dus in het Haringvliet duiken maar is het voor een niet-bioloog de moeite waard? Nu zeker nog niet. Al helemaal niet als je honderden meters naar de stek moet lopen zoals we ’s middags zouden moeten (denk aan Preekhil De Val bij Ouddorp, maar dan verder). Over een jaar of vijf, als de nieuwe soorten er zijn en misschien een paar hekken zijn opgeruimd en parkeerplaatsen aangelegd, komen we nog eens terug.
Zwanenmossel (Ron Offermans).
_____________________________________________________
Duikplaatsen in het Haringvliet?
Vanaf 2018 stroomt Noordzeewater het Haringvliet in. De verwachting is dat dit een positief effect heeft op de onderwaternatuur en er misschien nieuwe interessante duikplaatsen ontstaan. De NOB heeft een aantal mogelijke locaties in kaart gebracht die door een team van vrijwillige sportduikers regelmatig worden bezocht. Er zijn 26 monitoringslocaties waarvan 6 alleen met een boot bereikbaar. Samen met Stichting Anemoon coördineert de NOB het monitoringsprogramma waarbij aan de hand van waarnemingen van duikers wordt gevolgd wat de effecten voor het onderwaterleven zijn. Vondsten op de tweede Haringvliet-verkenningsdag:
- Planten: vallisneria, rivierfonteinkruid, smalle waterpest, schede -en tenger fonteinkruid, aarvederkruid, draadwier (soms massaal).
- Krabben en kreeften: chinese wolhandkrab, brakwatergarnaal, penseelkrab, gestreept amerikaans zoetwaterkreeftje, reuze vlokreeft, langneussteurgarnaal. Ook een blaasjeskrab zou gespot zijn.
- Mosselen: tweekleppige quaggamosselen, aziatische korfmosselen, driehoeksmosselen, brakwaterkokkel, zwanenbekmossel.
- Vis: snoekbaars, stekelbaars, zwartbekgrondel (massaal op sommige stekken), eieren van de zwartbekgrondel, baars, snoek, pontische stroomgrondel, pos, marmergrondel, blankvoorn, paling.