De aanval is de beste verdediging wordt wel vaker gezegd. Misschien is dit in de grote mensen wereld waar, de natuur denkt daar in veel gevallen anders over. Vaak is de verdediging het belangrijkste wapen en wordt er pas tot een aanval overgegaan als er geen andere uitweg meer is. Meestal als dieren zich in het nauw gedreven voelen en er helemaal geen mogelijkheid meer is om te vluchten. Nog liever dan de verdediging spelen ze verstoppertje. Veel dieren hebben manieren uitgevonden om niet als prooi te eindigen. Van camouflage tot mimicry, waarbij een dier zich vermomt en zo lijkt op een dier dat veel gevaarlijker is.
Camouflage
Camouflage wordt heel veel toegepast in de dierenwereld. Vaak hebben dieren eenzelfde kleur als de omgeving waarin ze leven. Vrij zwemmende dieren zijn van onderen licht gekleurd om weg te vallen tegen de lichte achtergrond van de oppervlakte. Aan de bovenzijde zijn ze donkergekleurd om weg te vallen tegen de donkere diepten. Soms hebben ze een strepen- of vlekkenpatroon waardoor ze in golvend water nog lastiger te zien zijn. Snoekbaars en makreel zijn bekende vissen die gebruik maken van deze techniek. En zelfs één van de grootste vissen die eigenlijk geen vijanden meer heeft maakt gebruik van deze techniek, de walvishaai. Vissen die zich graag schuilhouden tussen de waterplanten hebben meestal een groenige kleur, stekelbaars en snoek zijn prima gecamoufleerd tussen de waterplanten. Dieren die op een zandbodem leven hebben vaak beige- of bruintinten met een vlekkenpatroon. De platvissen zijn wel het bekendste voorbeeld maar veel grondelsoorten in zowel zout als zoet water maken hier ook gebruik van.
Dan zijn er nog de dieren doe qua vorm en/of kleur zoveel op hun gastheer lijken dat ze moeilijk te onderscheiden zijn van het substraat waarop ze op dat moment leven. In tropisch water zijn er talloze voorbeelden, maar onze eigen naaktslakken kunnen er ook wat van. De bruine plooislak op de slingerzakpijp of het frambozenslakje op de tubularia bijvoorbeeld.
De onbetwiste meester in camouflage is ongetwijfeld de octopus. Zij kunnen zowel hun kleur als de textuur van hun lichaam aanpassen aan de omgeving. Menig duiker is al eens over een koraalblok of een hoop stenen gezwommen zonder te zien dat er een octopus bovenop zit.
Anders voordoen
Er zijn ook dieren die zich anders voordoen dan ze in werkelijkheid zijn. In tropisch water leeft een naaktslak die precies op een anemoon lijkt en anemonen hebben netelcellen waar veel dieren met een wijde boog omheen zwemmen. De boxer- of pompomkrab gebruikt zelfs anemoontjes om zich te verdedigen. Hij heeft twee anemoontjes in zijn poten die voor andere dieren zeer giftig zijn. De anemoonvissoorten hebben een prima plekje tussen de anemoontentakels gevonden en veel garnalensoorten maken ook gebruik van de gastvrijheid van een anemoon.
Vermomming
Terug naar de mimicry ofwel het vermommen in een andere diersoort of plant. Voor duikers blijven de hengelaarsvissen leuk. Niet het hele dier maar het uiteinde van het hengeltje is vermomd als prooi voor andere dieren. Tussen het koraal of een spons zijn hengelaarsvissen dan weer zo goed gecamoufleerd dat ze zo goed als onzichtbaar zijn en met het hengeltje proberen ze ondertussen prooi te vangen. De zwartzadelvijlvis (Paraluteres prionurus) lijkt bijzonder veel op de valentinikogelvis (Canthigaster valentini). Terwijl de valentinskogelvis bijzonder giftig is, is de zwartzadelvijlvis maar een gewoon vijlvisje. Uitstekende vermomming om niet als prooi te eindigen. Vermommen als iets oninteressants is ook een manier om de ware aard te verbergen. Ook hier heeft het tropisch water weer de meeste voorbeelden. De bekendste zal de steenvis zijn: hij ligt roerloos op de bodem en ja, je zou hem voor een gewone steen kunnen aanzien. Bladvissen liggen op de bodem en laten zich schommelen in de stroming. Inderdaad, zo lijken deze op een afgevallen blad, oninteressant voor vleesetende dieren.
Zoek (be)dekking
Zoals eerder gezegd maakt de pompomkrab gebruik van een andere diersoort om zich te verdedigen, maar andere diersoorten of planten en wieren worden ook gebruikt om te camoufleren. Denk aan de hooiwagenkrab, vaak zijn ze bedekt met spons of wieren of de zee-egel die altijd wel een stukje zeewier of een schelpje op de stekels heeft liggen.
Schelpjes zijn dan weer de verdediging voor schelpdieren. Oesters en mosselen zijn wel de bekendste schelpdieren van Nederland. Vaak wordt bij een veranderende lichtintensiteit de schelp al gesloten, zodat het voor belagers lastig wordt om aan een maaltijd te komen. Het erwtenkrabbetje maakt dan juist weer gebruik van de gastvrijheid van de mossel. Het vrouwtje van de erwtenmossel leeft haar hele leven in de mossel en is op deze manier beschermd tegen vijanden.
In het zoete water leeft het bittervoorntje. Dit visje legt de eitjes in een zoetwatermossel zodat deze beschermd zijn tegen rovers. Veel huisjesslakken kunnen zich terugtrekken in hun schelp. Soms hebben ze ook nog een soort deurtje, waardoor de schelp helemaal afgesloten kan worden, het operculum. Gaan de slakken dood dan is de schelp bruikbaar voor andere dieren. Heremietkreeften kunnen de schelpen zeer waarderen.
Gif en misleiding
Gif is ook een belangrijk verdedigingsmechanisme. In onze wateren zijn de kwallen daarvoor berucht, maar bij de kwallen is het gif eigenlijk bedoeld om prooi te vangen. Gelukkig zijn de meeste kwallen voor de mens ongevaarlijk. Alleen de steek van de blauwe haarkwal zul je ongetwijfeld merken. Vissen kunnen gif in de stekels van hun vinnen hebben. Voor duikers is de koraalduivel wel een van de bekendste. In de Nederlandse wateren hebben we de kleine pieterman, die giftige stekels heeft. Het is een klein visje dat van warmte en ondiep water houdt waar hij zich ingraaft. Omdat het zeewater opwarmt door klimaatverandering komt dit visje steeds vaker voor langs de Nederlandse kust.
In de tropische wateren staan slakken bekend om hun gif. Sommige naaktslakken slaan de netelcellen van hun voedsel op in hun lichaam, waardoor ze giftig worden. Vaak zijn deze slakken fel gekleurd, bedoeld als waarschuwing. Daar profiteren dan weer de niet giftige slakken van. Zij hebben ook felle kleuren, bedoeld als waarschuwing maar dus eigenlijk misleiding.
Ingraven in de linie
Een van de simpelste manieren van verdediging is het graven van een holletje of de holtes tussen stenen gebruiken. Zeeland wordt goed beschermd door dijken. Daar maken inmiddels heel veel diersoorten dankbaar gebruik van. Veel krabben, de kreeften en galathea’s, veel garnalensoorten, allemaal hebben ze de stenen nodig om te kunnen overleven. Hoe zou Zeeland er uit zien zonder deze dijken?
Inmiddels is de Japanse oester niet meer weg te denken uit de Zeeuwse wateren, ook een hard substraat waar veel dieren schuilgelegenheid vinden. Veel schelpdieren zijn onder het zand te vinden, waarbij alleen de sifons boven het zand uitsteken en iedereen kent natuurlijk de wadpier die op zandplaten eerder herkenbaar is aan de uitwerpselen, de tandpastahoopjes. Het dier zelf leeft in een u-vormige gang in het zand. De sterrenkijker in tropisch water zal een van de bekendste vissen zijn die het zand gebruikt om zich helemaal te bedekken, alleen de ogen steken boven het zand uit.
Alle dieren kennen wel een of andere vorm van verdediging, camouflage of misleiding. Het voedselweb zit ingewikkeld in elkaar. Jonge dieren dienen vaak als prooi, als volwassen dier zijn ze jager. Jagers dienen weer als prooi voor nog grotere jagers. Weer andere jagers kunnen wel giftige prooi eten en er zijn dieren die zelfs hun prooi onder het zand weten op te sporen. Van welk verdedigingsmechanisme een dier ook gebruikt maakt, er zijn weer andere dieren die dit weten te omzeilen. De natuur heeft veel verdedigingsmechanismen uitgevonden om de overlevingskansen te vergroten maar ze werken blijkbaar niet altijd.