Leestijd: 3 minuten

De SS Noordzee is een sleper die in de Tweede Wereldoorlog dienst deed als voorpostenboot. Ze liep voor Dishoek op een mijn en ligt sindsdien in de monding van de Westerschelde. Malini Witlox stapt in de rubberboot van Roel van der Mast en maakt samen met hem een duik op het wrak. De stroming blijkt sterk te zijn. ‘Dit zijn totaal  andere omstandigheden dan je gewend bent in Zeeland!’

Het oorspronkelijke doel is sepia’s spotten in de Westerschelde. Een week eerder heeft Roel van der Mast me nog lekker gemaakt met foto’s van maar liefst negen sepia’s bij de rekjes voor het strand van Dishoek in de monding van de Westerschelde. Een dag van tevoren belt hij; de laatste twee duiken zijn de inktvissen niet gespot. Hierdoor verandert ons doel van een kantduik op sepia’s naar een wrakduik per rubberboot.

 

Vanaf het strand is het ongeveer 800 meter varen naar het beoogde wrak: de SS Noordzee. Deze sleepboot werd ingezet in de Tweede Wereldoorlog als voorpostenboot en voer op 14 mei 1940 op een magnetische mijn. Twee slachtoffers werden opgevist door een Britse torpedobootjager en van twee anderen spoelden de stoffelijke resten later aan op de kust van Walcheren. De overige zestien opvarenden kregen een zeemansgraf.

 

Grote vrachtschepen

Roel gooit varend met de stroom mee het anker uit, en ankert aan de achterkant van het wrak. Tijdens de briefing wijst hij mij op de stroming die er nog stevig staat. ‘Hou met één hand de lijn van de boot vast als je een rol achterover maakt, anders ben je, als je weer bovenkomt, meteen twintig meter achter de boot!’ waarschuwt hij. Ik wil niet in Brugge uitkomen, dus klem het touw hard tussen mijn vingers. Het blijkt inderdaad flink te stromen. Duiken op de Westerschelde is heel anders dan duiken op de Oosterschelde. De rivier is niet afgesloten en daardoor blootgesteld aan krachtige getijdenbewegingen. Hierdoor is de kentering veel korter en de stroming een stuk sterker. Grote vrachtschepen passeren ook nog eens dicht langs de duikspot.

 

Roel en Astrid hebben allebei een grote reel bij zich waarmee zij zich aan het anker zekeren. Roel bevestigt aan mij een musketonhaak en zekert me door zijn reellijn er doorheen te halen. Ik bevind me hierdoor dus altijd tussen hem en het anker. Ik heb een losse duiklamp. Hij heeft als nijvere doe-‘t-zelver twee duiklampen op een kanohelm gemonteerd zodat hij zijn handen vrij heeft. Via de ankerlijn dalen we af naar het wrak. Het is half bewolkt en het zicht is matig, zodat we vrij laat de contouren van het wrak zien. De eerste seconden heb ik ook niet door dat we al op de sleepboot zitten. ‘Overdag met de zon erop en bij hoog water kun je het wrak beter zien,’ legt Roel later uit. Het schone Noordzeewater komt dan redelijk ver de Westerschelde op, en dan is het zicht op dit wrak veel beter.

Roze beesten

We beginnen aan de achterkant, bij het kwadrant van het roer, en zwemmen over het wrak heen. Het is schitterend begroeid met anemonen en anjelieren in wit en roze en we spotten al snel twee kleine dahlia’s die zich in roestige pijpen verstoppen. Dit is ook de plek waar met grote regelmaat slakdolven te vinden zijn. Maar het wrak bevat vooral noordzeekrab, in alle maten. Alsof ze allemaal zijn uitgenodigd op hetzelfde feest. Er wonen minstens twintig van de roze beesten in het wrak. Het water is 18 graden en handschoenen zijn niet nodig. We zwemmen over een voor mij onherkenbaar deel van de boot maar met handgebaren geeft Roel aan dat dit de schoorsteen was, met iets verderop de plaats waar vroeger de houten stuurhut heeft gestaan.

 

Het wrak is maar 35 meter lang en 6 meter breed. Helemaal vooraan, waar het schip de mijn raakte, steken stukken ijzer omhoog. Na ongeveer 40 minuten keren we om waarbij we de reellijn weer inrollen. Je kunt ook de sleepboot in, door de walegang zwemmen en de mess in, maar dat bewaren we voor een andere keer.

 

Eenmaal weer boven bij de boot is het tij stilgevallen. Als we snel zijn, kunnen we nog net op het strand even bij de sepiatentjes kijken. Vanaf de golfbrekers op het strand loopt een touw de zee in. Door dat touw te volgen komen we vanzelf bij de sepiatentjes, gemaakt van de takken van knotwilgen. Ik zie wel de bekende witte eitjes van de pijlinktvis maar geen zwarte sepia-eitjes. Er lijkt niemand thuis te zijn totdat Roel seint en twee vingers opsteekt. Twee sepia’s zitten vlakbij de stokjes. Ze zweven net boven de bodem met de kop in de stroom. Geweldig om hun “rok” zo ritmisch te zien bewegen. Inmiddels is het water uit het niets weer hard gaan stromen. Alsof je een kraan opendraait, zo snel komt het tij op.