Leestijd: 3 minuten

Natuurlijk kun je een wrakduik maken in een neopreen natpak en met een vijftien liter fles voorzien van een INT kraan. Octopus netjes onder de linkerschouder door zoals we in onze opleiding hebben geleerd. Maar naarmate je vaker in de Noordzee duikt of andere wrakduikbestemmingen bezoekt loop je al gauw tegen de beperkingen van deze configuratie aan. Daarom zien technisch duikers er anders uit. Welke keuzes hebben zij gemaakt ten aanzien van hun duikuitrusting? ‘Eenvoud, stroomlijn en redundantie zijn de sleutelwoorden’, aldus Rob Aarsen.

Gasvoorraad

Voor een verantwoorde Noordzeeduik heb je minimaal een vijftien liter fles nodig. Als je rekening houdt met een reservevoorraad voor jezelf en je buddy is het eigenlijk te krap. Dubbel twaalf is beter. Je hebt dan meteen twee kranen waarop je twee losse automaten kunt monteren. Als er een gaat blazen draai je de bijbehorende kraan dicht en ben je niet meteen je hele gasvoorraad kwijt. Deze ‘valve shutdown’ vergt wel wat oefening. De eerste trappen zijn van het type DIN. Bij dat type zit de o-ring beter omsloten en er is geen beugel met vleugelmoer waarmee je achter lijnen kunt blijven haken.

 

Wing en droogpak

Bij wrakduiken wil je netjes uitgetrimd horizontaal in het water liggen. Zo ondervind je de minste weerstand van eventuele stroming. En als je een wrak binnengaat wil je geen stof van de bodem opwervelen want dan is het zicht meteen weg. Normale trimjacks zijn minder geschikt voor wrakduiken. Ten eerste hebben ze een band waar maar één fles in kan, dus je kunt ze moeilijk aan een dubbelset bevestigen. Ten tweede heeft een trimjack luchtkamers op de zijkant en schouders zitten waardoor het de neiging heeft de duiker meer overeind te houden. Een wing is een losse luchtkamer die je met een rugplaat en harnas op een dubbelset monteert. De wings zijn uitwisselbaar: voor een dubbel twaalf heb je aan een 40-ponds wing voldoende. Gebruik je grotere dubbelsets of meerdere stages dan heb je een grotere wing nodig. Wrakduiken doe je in een droogpak. Je blijft niet alleen warmer maar het droogpak dient ook als reserve drijflichaam. Trilaminaat heeft de voorkeur vanwege de grotere bewegingsvrijheid; je wil bij de kranen kunnen. Trilaminaat wordt op diepte bovendien niet samengedrukt: het drijfvermogen verandert niet.

 

Longhose

De primaire automaat van deze duikers zit aan een slang van 210 centimeter lengte: een zogeheten ‘longhose’. De slang is achter het batterijpack van de lamp weggewerkt, loopt voorlangs het bovenlichaam en een keer om de nek. De secundaire automaat heeft een korte slang en hangt met een bungee onder de kin waardoor je hem direct kunt pakken. Het idee is dat als de buddy lucht nodig heeft, hij of zij de primaire automaat krijgt. De lange slang maakt het mogelijk om wat verder uit elkaar of – zoals in een wrak – achter elkaar te zwemmen als je buddy uit jouw primaire automaat ademt. Vanzelfsprekend zijn alle slangen netjes weggewerkt. Er steekt niks uit waarmee je in lijnen kunt blijven hangen of dat de stroomlijn verstoort. De slangen zijn naar beneden gericht zodat de afsluiters van de kranen en manifold goed bereikbaar zijn. Tweede trappen, manometers, lampen en andere accessoires zijn met roestvrijstalen boltsnaps vastgemaakt. Er bungelt niks los. Zo’n boltsnap wordt altijd met een touwtje aan het uitrustingsstuk vastgemaakt: je moet ‘m kunnen lossnijden als deze in een lijn vastraakt. Metaal op metaal vastmaken is om die reden uit den boze.

 

Essentiële accessoires

Wrakduikers hebben altijd grote zakken op hun droogpakken. Ze hebben dan ook extra materiaal bij zich voor de veiligheid of als back-up. Een paar voorbeelden:

  • Reservemasker: een duikbril kun je kwijtraken als je van de boot springt, of tijdens de duik. Met een reservemasker kun je de duik gewoon afmaken. Dit Techline frameless masker is van zwart siliconenrubber. Frameless wil zeggen dat er geen plastic rand om het glas zit. Het neemt weinig ruimte in.
  • Wetnotes: voor de duik schrijf je hier het duikplan en de te maken decompressiestops op. Sommige duikers gebruiken ze ook om pre-dive checklists op te schrijven of om tijdens de duik met hun buddy te communiceren.
  • Oppervlakteboei en spoeltje: aan het einde van de duik laat je een ‘Surface Marker Buoy’ (SMB) op. Daarmee laat je de schipper zien dat je aan de opstijging begint en waar je bent. Bijkomend voordeel is dat je tijdens de decostops aan de lijn kunt hangen. Oranje is standaard, een gele boei wil zeggen: ik heb hulp (extra gas) nodig. Deze Halcyon boei is 1.80 meter lang en met de inflator op te blazen. Hij is dicht aan de onderzijde. Bovenop is de boei voorzien van reflecterende strips. Veel duikers geven de voorkeur aan een eenvoudig klosje met 30 meter draad om de SMB op te laten. De kans dat de boel in de knoop raakt is kleiner.
  • Reel: een reel gebruik je vooral bij de navigatie over het wrak. Je maakt het uiteinde vast in de buurt van de ankerlijn en zwemt de draad uit. Oprollen is terugkeren bij het vertrekpunt. Op deze Halcyon Pathfinder zit 120 meter nylondraad. Het draad is wat zwaarder waardoor deze op het wrak komt te liggen. Met de knop op de zijkant rol je de draad weer op. Een rvs borgmoer zorgt ervoor dat de draad niet per ongeluk wordt afgerold. Je kunt hier ook een SMB mee oplaten maar de kans is groter dat de draad van de spoel afloopt en in de knoop raakt. Met de dubbelender klik je de reel vast aan het harnas.

 

Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Cees den Toom en Ricardo ten Kortenaar, Scuba Academy, Vinkeveen.