Leestijd: 7 minuten

De dieren die in het zoete water leven, hebben behoefte aan beplanting, zoals bomen en oeverplanten en natuurlijk, onderwaterplanten. Ze kunnen nauwelijks overleven in een ‘lege’ plas. De samenwerking tussen de diersoorten en natuur, zoals boomwortels of een rietkraag, is reuze belangrijk. De vissen kunnen niet zonder, hoe leger de plas, des te minder dieren. Niet alle meren en plassen zijn op een natuurlijk wijze ontstaan, bijna alle meren in de Randstad zijn uitgebaggerd voor het zand. Dat werd gebruikt voor de aanleg van de omringende snelwegen. Daarna hebben de plassen een recreatieve functie gekregen, waar wij weer veel plezier van beleven.

Beekprik met steentje

Vroeg in het voorjaar, meestal in maart komt er in kleine beekjes een visje uit het zand, het lijkt op een paling, maar het heeft een zuignap in plaats van een bek en rare ronde gaten achter de ogen. Het is de beekprik, je vindt ze onder andere op de Veluwe, en het is zo’n 15 centimer groot. Het diertje leeft ongeveer vijf jaar als een larve in de bodem van de beek, in het zand en na de verandering in vis, komt het eruit om zich voor te planten. Daarbij heeft een kuiltje met steentjes nodig, zonder stenen geen voortplanting. Het vrouwtje zuigt zich vast aan een steen aan de rand van het nest. Het mannetje zuigt zich aan haar vast en dan kan hij zijn lichaam strak om haar heen draaien. Zo worden de eieren afgezet en bevrucht. Het is hun enige en laatste voortplanting. Want daarna gaan ze beiden dood en worden meegenomen door het stromende water in de beek.

 

Rivierdonderpad

De rivierdonderpad is een klein nachtactief visje (10-12 centimeter groot). In het vroege voorjaar begint de paartijd en maakt hij een holletje onder stenen waar het vrouwtje de eieren kan afzetten. Nadat het mannetje de eieren heeft bevrucht, bewaakt hij de eieren. Ze zijn in de paartijd zonder angst en vallen zelf de duikers aan met opgeheven rugvin. Soms helpt het kleinere vrouwtje ook mee, hartstikke stoer.

 

Padden, kikkers, watersalamanders, heikikkers en rugstreeppadden

Niet alleen de vissen hebben begroeiing nodig, ook de kikkers en padden zijn van de rietkragen afhankelijk voor de voortplanting. De padden gaan vroeg in het voorjaar op stap en zoeken het water op waar ze geboren zijn. De mannetjespadden proberen al onderweg een vrouwtje te vinden en klimmen dan op haar rug. Onderwater moet het vrouwtje voor de ademhaling weer naar boven. Terwijl ze door het oude riet zwemt, worden de eieren door de planten uit haar lijfje getrokken. Zo krijg je een lang snoer en met meerdere paddenpaartjes kan het een enorme kluwen van eieren worden. Het mannetje hoeft alleen maar de eieren te bevruchten… Na de padden komen meteen de kikkers in actie, vaak vind je van beide soorten eieren. Soms kom je ook nog een kleine watersalamander tegen. Of de heikikker: zodra er eind maart een mooie dag komt, is het meteen een feest. Deze kikkers zijn te herkennen aan de spitse snuit, ze zitten in en op de waterplanten. Sommige mannetjes zijn fel blauw van kleur. Het is nog niet zeker waarom dat is, misschien om andere mannetjes weg te jagen? De heikikkermannetjes maken een raar geluid om de vrouwtjes te lokken. Het is niet echt kwaken en ook geen blaffen, maar het werkt wel. De rugstreeppad heeft een lang voortplantingsseizoen, ik heb al dikke vrouwtjes gezien in april, maar ook hoogzomer in augustus. Ze houden van warm weer, maar het moet ook geregend hebben. En ze hebben een voorkeur voor ondiepe poeltjes, die weleens droogvallen. Dat gaat soms nog maar net goed…

 

Brasem

De brasem is een schuwe vis, ze zwemmen vaak in groepen en zodra er een weg zwemt, volgt de rest. In het voorjaar (mei) komen ze met z’n allen naar de kant en zoeken ze vooral de rietkragen op. De mannetjes zijn te herkennen aan de witte stippen op hun kop en ook door hun gedrag. Ze zoeken een plekje uit in het riet, wat ze verdedigen en wachten op bezoek van de vrouwtjes. De vrouwtjes leggen de eieren in het riet. Ondertussen jagen de brasemmannen de andere mannetjes weg, en ze proberen mij ook te verdrijven.

 

Karpers

De karpers planten zich vaak tegelijk met de brasem voort. Je ziet ze veel in het zoete water, maar ze zwemmen heel rustig weg, heel relaxed en blijven zo vaak net buiten het bereik van de flitser. Ze zijn ook dol op oeverplanten zoals riet en ze zijn vaak te vinden in de beschutting van overhangende bomen met takken op en in het water. Vooral tussen onderwaterwortels van bomen liggen ze te rusten. Ben je met twee fotografen, heeft er een weleens een mazzeltje. De vis schrikt van de eerste fotograaf en zwemt in de (flitser)armen van de tweede. Het gebeurt niet vaak, maar soms heb je dan allebei een mooie foto.

 

Bomen en heesters snoeien

Zodra er bomen zijn, aan de rand van de plas, met laaghangende takken of riet, dan zijn daar dieren. Die vinden een schuilplaats, voedsel, kunnen hun eieren afzetten en slapen. Ja, ook vissen moeten rusten en het liefst op een stil plekje. Ik begrijp dat parken onderhouden moeten worden, maar ineens was de boom of heester, aan de rand van de plas weg, dus ook de takken en wortels onder water waren weg, er was drastisch gesnoeid en opgeruimd. We hebben aan de waterkant gestaan zonder te praten, maar met de tranen in onze ogen, er was niets meer. Onderwater was het een ‘woestijn’ geworden, leeg, al onze ‘vriendjes’ waren weg…

 

Meervallen

De meeste vissen, zoals ook de meervallen, zijn er door de vissers gebracht, om daar later zelf op te gaan vissen, neem ik aan. Deze verhuizing gaat meestal goed en zien we de meervallen ieder jaar groter en dikker worden. In sommige plassen zie je de meervallen het hele jaar door, maar vooral tijdens de paaitijd zijn ze in het ondiepe water actief. Ook zij willen hun eieren in de waterplanten afzetten, niet op het kale zand. De mannetjes (tja, hoe weten we dat nou?) bewaken de eieren dagenlang en sommige doen dat erg actief. Dan vallen gaan ze je aan en willen ze je ‘bumpen’. Ook kunnen ze akoestische geluiden maken. Dus dan is het beter om wat terughoudend te zijn, hoe groter de meerval des te meer afstand houden.

 

Snoeken en baarzen

De snoeken en baarzen zijn meestal te vinden tussen het riet. Ze kunnen daar rusten en voelen zich veilig. De snoeken moeten ook in de paartijd daar hun eieren leggen. De grote snoeken zijn allemaal vrouwtjes, ze zijn vaak zo groot, dat ze ook helemaal niet bang zijn. Vroeger deden we vaak een foto van een duiker met zijn gezicht er vlakbij, alleen al om de grootte van het dier te laten zien. Nu is dat een beetje ‘uit de mode’ want je wil de dieren niet storen. De mannetjessnoek mannetje wordt zo’n 40-60 cm en verstopt zich buiten de paartijd in de waterplanten. Dit vooral om niet opgegeten te worden door zijn ‘ex’-vrouw. Helaas heb ik nooit eieren of een paring gezien, maar aan het einde van de winter heb je de meeste kans.

 

Zoetwaterplanten

De waterpest (Elodea) is beroemd en berucht. Het is een veel voorkomende (exotische) waterplant, een drijvende en snel groeiende soort, die ook tegen temperaturen onder nul kan. Eigenlijk vind ik alle planten mooi, zelfs algen. Zodra in het voorjaar het water gaat opwarmen, gaan de waterplanten groeien, sommigen gaan zelfs bloeien, erg mooi. Zoals de gele lis – of telt die niet met de bloemetjes boven water?

 

In de Zevenhuizerplas waren vroeger in het ondiepe water prachtige planten met witte bloemetjes, waterranonkel. Vooral in de maand juni was de plas aan de oppervlakte bijna wit. Helaas mocht dat niet meer, de planten werden weggemaaid met een ‘maaiboot’, ik wist niet wat ik zag. De doelstelling van de plas was recreatie, maar de zeilbootjes en de zwemmers werden gehinderd. Volgens mij was het enige plas in het westen van Nederland, waar deze planten met de mooie bloemetjes groeiden. Maar de planten werden zelfs uit de plas gehaald en op de kant gelegd om afgevoerd te worden. Ik stond erbij en keek er naar. Het was weer een ‘tranen in mijn ogen’ moment.

 

Algen

Algen en wieren zijn eigenlijk geen planten, maar een aparte soort. In sommige plassen zijn aan het einde van de zomer enorme groene wolken in het water, ik vind het prachtig. Deze ’wolken’ zijn egaal van kleur, hebben geen structuur zoals stengels of bladeren. Maar tis ingewikkeld, want sommige wieren in zout water zien eruit als planten, zoals de reuzenkelp. Het is een grote meercellige soort als een zeewier, dat tientallen meters lang kan worden.

 

Kranswier

Het kranswier is een van mij lievelingsplanten, het plant zich ook zo mooi voort met delicate rode bloemetjes, het lijken wel ‘toefjes’. Tot voor kort dacht ik dat het een goed voorbeeld was van een waterplant maar ik leerde dat het een wier is. Ja, de naam zegt het al. De meeste algen hebben chloroplasten, fotosynthetische structuren die zuurstofgas produceren als bijproduct van de fotosynthese. Dus ze zijn niet alleen mooi, maar ook nuttig.

 

Echte zoetwatersponzen

Er zijn wel vijf soorten zoetwatersponzen in Nederland, maar de meest voorkomende in het westen is de Ephydatia fluviatilis en verder weg van de zee Spongilla lacustris, dit vanwege het zoutgehalte. Ik had geen idee dat het zo moeilijk was, ik was al blij dat ik wat foto’s had. Ondiep zijn ze groen van de algen en wat dieper meer geelachtig van kleur. Sponzen groeien op hard substraat, op stenen of op harde klei.

 

Rallen en eenden: meerkoet en fuut

Veel eendensoorten broeden aan de waterkant, tussen het riet voelen ze zich veilig. Ze kijken dan ook stomverbaasd op als de duikers boven water komen. De meerkoet is geen eend, want eenden hebben zwemvliezen aan hun poten. De fuut is niet gauw bang, maar je wilt ook niet te dichtbij komen om de dieren niet te verstoren. Het is een mooie eend, in de voortplantingstijd zijn ze spectaculair, ze kunnen ‘dansen’ op het water. Gelukkig heb ik eens foto’s kunnen maken onderwater, terwijl het aan het jagen was. Toen was het dier in ‘mijn’ domein.

 

Meerval