Leestijd: 3 minuten

Alyssa Akkerman is een duikster in opleiding bij een kleine maar gezellige NOB-vereniging. Alyssa, in het dagelijks leven ICT-trainer, vindt zichzelf niet bepaald een onderwatertalent. Maar met een gezond relativeringsvermogen, een beetje zelfspot, een flink doorzettingsvermogen en een bijzonder oog voor dingen die anderen ontgaan kom je een heel eind onder water. Onder begeleiding van een aantal duikinstructeurs en assistenten, door haar steevast ‘duikmeesters’ genoemd, is zij terechtgekomen in een wonderbaarlijk avontuur waarvan zij de hoogtepunten in deze column beschrijft.

Pleisters, verrassend veel pleisters zweven er voorbij. Waar komen ze vandaan, en vooral: waar willen ze heen? Ook een vraag die ik mezèlf stel, waar gaan we naartoe? Ik en zo’n coole duikgast. Noem je dat een trainer? Een instructeur? Duikmeester? Ik besluit het laatste. Mijn duikmeester is niet alleen cool, maar ook koel. Voor mij geldt dat helaas niet; in het frisse water heb ik het warm en koud tegelijk en trilt er hier en daar tegen mijn zin een ledemaat. Mijn hele ziel en zaligheid zeurt tegen me dat een mens niet gemaakt is om onder water te ademen. Ja, dat weet ik ook wel, maar iedereen hier doet het, dus waarom ik niet ook? Daar hebben ze dat mondstuk dat ik nu in m’n mond probeer te houden, met die slang aan die fles, voor uitgevonden. Wat een loodzwaar ding is trouwens dat geval op je rug. Hopelijk zit-ie propvol lucht; ik heb momenteel een verrassend vlot ademhalingsritme, en er klopt bovendien iets niet onder dat vreemde zwarte mouwloze vest met luchtbedpompje. Dat wil zeggen, iets klopt daar in een te hoog tempo. De duikmeester echter lijkt de rust zelve en wordt er ogenschijnlijk niet heet of koud van. Hij gebaart dat ik naar hem moet kijken en even rustig moet ademen. Dus ik kijk hem aan, en hûh? Zou ik zelf ook van die onschuldige puppy-ogen hebben omdat ik net als hij ook zo’n grote bril op heb?

 

Olifant

Hoe dan ook, het is gelukt; ik bevind mij nu onder de wateroppervlakte van het grote zwembad en doe mijn best om spontaan te ademen. Opeens gaat de duikmeester recht voor mij op zijn knieën zitten. Verwachtingsvol kijkt hij met zijn mooie ogen naar mij. Dit heeft een man nog nooit eerder voor mij gedaan. Mijn mond maakt een brede grijns. En direct stroomt er water in mijn mondhoeken. Oei, hoe krijg je dat er weer uit? Ik besluit het maar op te drinken, proest een beetje onhandig en zie dat de duikmeester mij aandachtig bestudeert. Wacht, hij wil vast dat ik doe wat hij doet. Normaal ga ik niet zo snel op m’n knieën, maar met deze man wil ik best even doorzakken. Alleen jammer dat de zwaartekracht hier lijkt te ontbreken. Want hoe kom ik nou naar beneden? Ik denk dat de duikmeester geen zin heeft om nog langer te wachten; hij pakt mijn loshangende automatische luchtbedpomp en buigt de flexibele slang naar boven. Zo ben ik net een babyolifantje dat met z’n slurfje omhoog belletjes blaast. Grappig.

 

Kever

En nu zit ik opeens ook op m’n knieën op de bodem. Zo, dat is beter. Niet zo stabiel als Mister Cool hier tegenover, maar ik zit en snap het gebaar dat hij maakt, dat rondje met duim en wijsvinger. De eerste die dat doet vraagt daarmee aan zijn duikmaatje: alles oké vraagteken. En daar moet je dan met hetzelfde gebaar op antwoorden, hetgeen betekent: alles oké uitroepteken. Ik maak het gebaar terug en doe mijn best om stil te zitten. Dat valt nog niet mee, zou er stroming staan hier in het zwembad? Ik zie andere duikers twee aan twee voorbij glijden, ze bewegen gecontroleerd en soepel. Zou ik dat later ook kunnen? Het ziet er mooi uit, een beetje tropisch zelfs door die prettig lichtblauw gekleurde tegeltjes. Heerlijk het water in je oren en overal om je heen, en best aangenaam dat hier geen stemmen zijn. Geluiden hoor je wel, zoals je eigen gehoest als je je verslikt en natuurlijk vooral het grappige geluid van de luchtbellen uit je eigen longen. En dat geluid klinkt best vaak; het is zwaar werken om hier goed te zwemmen. Ik probeer dat net zo stabiel te doen als mijn duikmeester, maar heb het gevoel dat ik eigenlijk geen rechter-, linker-, boven- of onderkant meer heb. Ik keek net even scheef naar boven en floep, nu lig ik enigszins onhandig met mijn ledematen te spartelen als een kever op zijn rug, en bewonder tegelijk het uitzicht naar boven. Het is een wonderlijk gezicht hoe de bellen een uitweg omhoog zoeken uit deze omgeving die helemaal geen lucht tolereert. Ik voel de handen van de duikmeester aan mijn vest en hij kantelt mij weer vlot helemaal de goede kant op. We zwemmen een stukje verder, doen hier en daar nog een paar trucjes en dan krijg ik de duim omhoog. You like? Me too!