Leestijd: 4 minuten

Het is een mooie stralende dag in juni 2023 als de duikvrienden André en Hennie uitvaren om voor de kust van Walcheren te gaan wrakduiken. De afgelopen weken heeft het vrijwel onophoudelijk vanuit het noorden gewaaid en wellicht is daardoor een eerder door hen ontdekt onbekend houten wrak verder bloot gespoeld.

Op mijn WhatsApp verschijnt de avond daarvoor de vraag van André of ik zin heb om mee te gaan, ze zoeken nog een ankerwacht… Lang hoefde daar niet over te worden nagedacht, er was mooi weer afgegeven en een vrije dag was zo geregeld.

Vroeg uit de veren dus die dag want we moeten wel ruim voor de kentering op de locatie van het wrak zijn zodat iedere minuut kan worden benut. Mooie bijkomstigheid is dat André voor al zijn duikavonturen beschikt over een mooi stalen schip dat van alle gemakken is voorzien. Bovendien is onder het schip een sonar gemonteerd waarmee de zeebodem kan worden afgespeurd.

Zodra we de haven van Vlissingen hebben verlaten, wordt de sonar aangezet en turen de mannen geduldig naar het scherm want je weet maar nooit wat er zoal onderweg opdoemt. Hoewel we rechtstreeks naar de locatie van het houten wrak varen, wordt de aandacht van André getrokken door de schaduw van een hoekig object op het sonarscherm. Met een brede grijns roept hij me bij het scherm ‘kijk daar ligt er weer een hoor!’. En twee tellen later: ‘en kijk daar ligt er nog een’.

 

Betonnen bak

Inderdaad, de schaduw die we op het scherm zien is identiek aan de plaatjes die André me in 2019 liet zien. Het zijn namelijk de contouren van een vierkante betonnen bak waar André er in de zomer van 2019 al 21 van had gevonden voor de kust van Zoutelande. Die betonnen bakken zijn de onderstellen van Duitse zeemijnen uit de Tweede Wereldoorlog, zogenaamde ‘Küstenminen Typ A’.

We nemen even gas terug zodat de posities van de zeemijnen in de zeekaart kunnen worden gezet en overleggen kort wat te doen. Een duikje eraan wagen – ook al weten we 100% zeker dat het Duitse zeemijnen zijn – of vol gas doorvaren naar de locatie van het houten wrak? Het wordt het laatste, het onbekende wrak lonkt …

Eenmaal op de wraklocatie aangekomen, wordt het anker gauw uitgegooid en voor ik er erg in heb, zijn de mannen al overboord gesprongen. Het is hier maar een meter of zes diep terwijl het zicht met een kleine twee meter redelijk te noemen is en bovendien is de watertemperatuur aangenaam. Binnen tien minuten verschijnt André weer terug aan de oppervlakte met een stuk visnet achter zich aan. Dat visnet zat vastgehaakt aan het wrak en belemmerde verder onderzoek. Ik sjor het meterslange – zo goed als nieuwe – visnet aan boord terwijl André weer verdwijnt in de diepte. Helaas begint twintig minuten later het water al weer te lopen zodat de twee mannen noodgedwongen de duik moeten afbreken. Ze zijn wel iets wijzer geworden: delen van het houten wrak zijn bekleed met loden slabben. Hopelijk geeft het wrak een volgende keer meer van zijn geheimen prijs.

Op ons gemakje varen we terug naar de haven van Vlissingen en overleggen we wat te doen met de vondst van de zeemijnen; de betonnen bakken bevatten immers nog steeds een explosieve lading. We besluiten om na de zomervakantie terug te gaan en dan het hele gebied nog eens te scannen en dan aan alle gevonden betonnen bakken een meter touw te knopen met daaraan een lege plastic jerrycan. Op die manier kunnen de bakken namelijk makkelijk door de mijnenruimers van de Koninklijke Marine worden teruggevonden ook als de bakken weer door de getijdenbeweging onder het zand zijn verdwenen.

 

Küstenmine Typ A in het Bevrijdingsmuseum Zeeland

 

Zwarte sneeuw

De plannen lopen echter totaal anders dan gedacht. In augustus wordt bij André slokdarmkanker geconstateerd en gaat hij een zwaar bestralings- en chemotraject in. De behandeling lijkt aan te slaan maar hij heeft wel ‘zwarte sneeuw’ gezien zoals hij het zelf omschrijft. Optimistisch verheugt hij zich al op het duikseizoen van 2024, er is immers nog zoveel te ontdekken in de Zeeuwse wateren.

Gelukkig voelt hij zich begin december weer redelijk fit, kan alles weer eten en is het even afwachten of alle kwaadaardige cellen weg zijn. We besluiten evenwel dat ik de vondst van de zeemijnen met coördinaten en al alvast bij de gemeente Vlissingen zal melden zodat de gemeente een verzoek bij de Koninklijke Marine kan indienen tot ruiming van de zeemijnen. Als dan in het voorjaar van 2024 de Koninklijke Marine verschijnt, hebben wij die zeemijnen wel gemarkeerd en waarschijnlijk nog meerdere exemplaren erbij gevonden.

In januari 2024 krijgt André helaas het slechte nieuws dat niet alle kwaadaardige cellen weg zijn. Een nieuw chemotraject volgt maar dat is voor hem niet vol te houden en het onvermijdelijke lijkt zich te gaan aandienen. Op 19 maart 2024 overlijdt André Ruissen in de leeftijd van 60 jaar.

 

André maakt zich gereed om te water te gaan

Bevrijdingsmuseum Zeeland

De 21 in 2019 gevonden Duitse zeemijnen zijn in 2021 door de Koninklijke Marine geborgen en onschadelijk gemaakt. De betonnen bakken zijn vervolgens overgedragen aan het Bevrijdingsmuseum Zeeland in Nieuwdorp. De vrijwilligers van het museum hebben de betonnen bakken gerestaureerd en gecompleteerd en deze maken inmiddels deel uit van de collectie van het museum.
Het is de bedoeling dat ook de in juni 2023 door André gevonden betonnen bakken – zodra de explosieve ladingen zijn verwijderd – worden overgedragen aan het Bevrijdingsmuseum.


Küstenmine Typ A

Begin 1944 groeide bij de Duitse bezetter het besef dat de op de Franse, Belgische en Nederlandse stranden aanwezige strandversperringen niet voldoende zouden zijn om geallieerde landingsvaartuigen tegen te houden. Een oplossing vond men in de eind 1943 ontwikkelde Küstenmine Typ A (KMA), die onder water een extra versperring zou moeten vormen. De mijn bestond uit een betonnen bak van ruim een meter in het vierkant en een hoogte van een halve meter, waarin 75 kg springstof was ondergebracht. Op de bak stond een stalen driepoot met op de top een stoothoorn met chemisch-elektrolytische ontsteker. Aan de stoothoorn kon een drijflijn worden bevestigd, zou deze zich rond een scheepsschroef wikkelen dan trok de lijn via een beugel de hoorn krom en werd de mijn geactiveerd.

Alleen voor de Nederlandse kust wilde men al tussen de 8.000 en 10.000 mijnen uitleggen! In maart 1944 werden er in Nederland vijf locaties voor de productie ingericht, waaronder in Vlissingen. De in Vlissingen geproduceerde mijnen werden in Veere van de benodigde springstof voorzien en vandaar met mijnenleggers naar de kust getransporteerd.