Leestijd: 6 minuten

Onderwater kun je de meest fantastische schepsels tegenkomen. Sommige daarvan hebben bijpassend originele of grappige namen (oesterdief, snotworm, michelinmannetje)… en bij andere dieren was de fantasie duidelijk op (zeehond, zeepaard, zeekat). In dit artikel doet Stichting ANEMOON een greep uit de leukste namen en geven we een overzicht van de dieren die erbij horen.

Oesterdief

Colpomenia peregrina (Bruinwieren, Phaeophyceae)

Foto: Mick Otten

Dit bruinwier is bolvormig en doet denken aan een papieren zak gevuld met water of lucht. Het is olijfbruin van kleur en kan wel 25 centimeter in diameter worden. De oesterdief leeft soms vastgehecht aan jonge oesters. Als de bol beschadigd raakt, loopt het water uit de bol en raakt het gevuld met lucht tijdens eb. De oesterdief krijgt daardoor drijvend vermogen en als de oesterdief groot genoeg is, kan hij wegdrijven met oester en al. Aan dit verschijnsel dankt het wier zijn naam. Deze soort komt echter vaker epifytisch voor op andere wiersoorten – tijdens een duik zul je de dief dus niet vaak op heterdaad betrappen.

 

Michelinmannetje

Pycnogonum litorale (Geleedpotigen, Arthropoda)

Foto: Ron Offermans

Een gedrongen lichaam, korte poten, duidelijke segmenten: is het de iconische mascotte van de bandenfabrikant of een zeespin? Als je deze onderwater tegenkomt, is het hopelijk de laatste. Deze zeespin wordt ongeveer twee centimeter lang en heeft een geelwitte of oranjebruine kleur. Aan de voorzijde heeft het michelinmannetje een soort van slurfje (een zuigsnuit) waarmee hij zijn prooien kan uitzuigen. Dit zijn vooral zeeanemonen, zoals de zeeanjelier en rode paardenanemonen, maar jonge dieren eten ook hydropoliepen. Door zijn uiterlijk is het michelinmannetje goed te onderscheiden van andere zeespinnen in Nederland, die in vergelijking veel langere en dunnere poten hebben.

 

Wandelend geraamte

Caprella linearis (Kreeftachtigen, Crustacea)

Foto: Marco Faasse

Deze kleine kreeftachtigen (tot twee centimeter hoog) hebben een langgerekt lichaam dat in segmenten is verdeeld. Ze staan op de achterste poten die eindigen in kleine grijphaakjes, waarmee ze zich vaak vasthouden aan zeewieren, zakpijpen of sponzen. Het lichaam is glasachtig en deels doorschijnend, soms met een blauwachtige glans. Alles bij elkaar doen deze beestjes daarom denken aan wandelende skeletten. De nauwverwante soorten hebben overigens ook goede namen: het Harig spookkreeftje (Caprella mutica) en het Teringlijdertje (Phitisica marina).

 

Groot glasmuiltje

Marsenia perspicua (Weekdieren, Mollusca)

Foto: Mick Otten

Van buiten lijkt deze huisjesslak totaal niet op het glazen muiltje van Assepoester. Het schelpje groeit namelijk inwendig en is bij levende dieren niet zichtbaar. De slak lijkt daarom op een zeenaaktslak met een sponsachtig en wrattig uiterlijk. Het schelpje is zeer dun en glasachtig en heeft – natuurlijk – de vorm van een muiltje. Echt ‘groot’ wordt de slak overigens niet – tot enkele centimeters lang. Maar dat is groter dan het Kleine glasmuiltje (Lamellaria latens) dat slechts een centimeter lang wordt.

 

Figuurzaagje

Dynamena pumila (Hydroïdpoliepen, Hydrozoa)

Foto: Mick Otten

Het figuurzaagje heet ook wel ‘tandhoornkoraal’, maar figuurzaagje vind ik persoonlijk veel passender. Deze hydropoliep vormt kleine kolonies die bestaan uit kruipende assen en rechtopstaande assen. De rechtopstaande assen zijn opgedeeld in driehoekige segmenten die tegenover elkaar op de as zijn ingeplant. Die segmentjes zijn eigenlijk beschermende omhulsels (hydrothecae) die de poliepen omsluiten. Het figuurzaagje groeit vaak op zeewieren in het getijdengebied en valt droog met laag water. De assen zijn zo stug, dat ze recht overeind blijven staan, waardoor de poliepen extra veel op figuurzagen lijken.

 

Snotworm

Flabelligera affinis (Borstelwormen, Annelida)

Foto: Mick Otten

Als je onderwater een beest ziet waarvan je denkt ‘wat een snottige worm’, heb je waarschijnlijk een snotworm gezien. Deze borstelworm is lichtgroen of grijsbruin van kleur en wordt maximaal zes centimeter lang. Door het semitransparante uiterlijk valt de worm niet snel op – en deze soort wint eerlijk gezegd ook niet de schoonheidsprijs. Toch is het een algemene soort die soms massaal wordt aangetroffen. Met name in de herfst zijn ze soms met meer dan duizend exemplaren per vierkante meter in de Oosterschelde te zien.

 

Blauw beestje

Anurida maritima (Springstaarten, Collembola)

Foto: Mick Otten

De officiële Nederlandse naam is de Blauwe springstaart, maar deze diertjes worden liefkozend vaak Blauwe beestjes genoemd. Duikend kom je ze waarschijnlijk niet tegen, want het is een typische soort uit het hoge getijdengebied. Daarnaast worden ze ook niet groter dan 3 millimeter. Maar als je je hoofd dicht bij het wateroppervlak van poeltjes brengt, kun je ze soms met tientallen of honderden zien drijven. Springstaarten komen over de hele wereld voor, maar voornamelijk in de bodem. Ondanks dat er meer dan 9.500 springstaartsoorten beschreven zijn, is het Blauwe beestje één van de weinige mariene springstaarten.

 

Slijmerige drakentong

Grateloupia turuturu (Roodwieren, Rhodophyta)

Foto: Frank Perk

Dit helderrode zeewier voelt slijmerig en glad en groeit in de vorm van een lange tong. De tong is meestal tien tot dertig centimeter breed en tot een halve meter lang, maar in uitzonderlijke gevallen kan het wier wel een twee meter lange tong vormen. Op ondiepe locaties, met name in het Grevelingenmeer, verkleurt het wier witgeel onder invloed van sterk zonlicht. De bladranden zijn vaak sterk geplooid en kunnen ook vertakt zijn. In sommige gevallen kunnen de bladen opzwellen met lucht, waardoor het net een opgeblazen handschoen lijkt. Dit gebeurt waarschijnlijk vooral als stressreactie als het wier in aanraking komt met zoetwater. Slijmerige drakentong is een exoot die sinds 1993 in Nederland voorkomt en oorspronkelijk afkomstig is uit de Grote Oceaan.

 

Harnasmannetje

Agonus cataphractus (Beenvissen, Teleostei)

Foto: Ron Offermans

Deze vissoort is eenvoudig te herkennen aan het slanke achterlijf, de grote kop en de opgewipte neus. Het lichaam is bepantserd door puntige beenplaten en ribbels en aan de onderzijde van de kop zitten tientallen baarddraden. Dit zijn sensorische organen waar voedsel mee gedetecteerd kan worden, zoals garnaaltjes, wormpjes en weekdieren. Harnasmannetje is overigens niet de enige Nederlandse naam. Door zijn karakteristiek uiterlijk wordt deze vis ook wel Neushangertje, Oudewijfskaak, Oude grootje, Oude vent en Postkop genoemd.

 

Krabbezakje

Sacculina carcini (Rankpootkreeften, Cirripedia)

Foto: Mick Otten

Deze parasieten zijn enigszins verwant aan de zeepokken, maar lijken er totaal niet op. Ze leven in een gastheer (meestal zwemkrabben of strandkrabben), waardoor aan de buitenkant van dit dier slechts een gelig zakje zichtbaar is. Als larven zweven krabbezakjes vrij in het water. Zodra de larven een potentiële gastheer hebben gevonden, ontwikkelen ze een soort injectienaald waarmee ze zichzelf het lichaam van de krab in werken. Daarna ontwikkelt het krabbezakje zich tot een netwerk-achtige structuur die zich door het hele lichaam van de krab verspreid en zich voedt met de gastheer. Het zakje dat aan de buitenkant op de buik van de krab te zien is (op de plek waar een vrouwelijke krab normaal haar eitjes draagt), bevat de eitjes van het krabbezakje. Eenmaal binnen in de gastheer begint het krabbezakje een chemische stof aft e scheiden die de hormoonhuishouding van de gastheer volledig verstoort. De krab kan zich hierdoor niet meer vervellen en mannetjes gaan vrouwelijke kenmerken vertonen. Daardoor kunnen zowel mannelijke als vrouwelijke krabben het zakje op hun buik dragen.

 

Klepelklokje

Sarsia tubulosa (Hydroïdpoliepen, Hydrozoa)

Foto: Mick Otten

Het klepelklokje behoort tot de Hydrozoa (hydropoliepen), waartoe ook bijvoorbeeld penneschaft en gorgelpijppoliep horen, maar dit diertje dankt zijn naam aan de vorm die het heeft tijdens het kwalstadium. Het kwalletje (een meduse) is transparant en heeft de vorm van een klokje met een grote, wit-blauwe klepel in het midden. Aan de rand van het klokje zitten vier tentakels. De klepel is eigenlijk de buisvormige mond van het dier; dit wordt een ‘maagsteel’ genoemd. Het klepelklokje komt vooral in het voorjaar voor en zwemt dan actief rond in de waterkolom.