Eerder onderzoek leidt tot deze vondst
Dat het duikteam onderzoek doet naar een scheepswrak in ’t Kleine Zeetje, is het gevolg van eerder onderzoek voor de basisopleiding tot vrijwilliger in de maritieme archeologie die het viertal in 2023 volgde. Het veldwerk onder water deden zij toen op het Sjûtenkarkhof, ook in Spakenburg. Chérie vertelt: ‘We deden onderzoek naar een botterwrak in het veld, maar ook verdiepten we ons in de achtergronden van de botters die hier op het kerkhof lagen. We lazen erover en bezochten historische havens en scheepswerven, waaronder die in het Nationaal Openlucht Museum waar Spakenburger scheepstimmerman Henk van Halteren werkte. Hij vertelde ons veel over de bouw van de botter en hielp ons bij de identificatie van wrakstukken. Ook leerden we over de tragiek van de ondergang van de Zuiderzee- en IJsselmeer visserijsector in de 20e eeuw en van de daaraan verbonden ambachten van niet alleen visser maar ook scheepstimmerman.’
Tijdens één van de bezoeken aan Henk kwam het gesprek toevallig op de botters van zijn groof (opa – red.). Van 1937 tot en met 1957 was er een maatschap van de vissers Peter Blokhuis en Wouter de Jong, die samen op het IJsselmeer visten. Dat was eerst met de BU 33 en later met de BU 12. Henk van Halteren en zijn neef Wouter de Jong, nu beiden Spakenburgers op leeftijd, hebben nog levendige herinneringen aan de BU 12. De Jong is, als voormalig bestuurslid van de Historische Vereniging Bunscote, nog in het bezit van materiaal, zoals foto’s en papieren, dat herinnert aan deze botter. Chérie vertelt: ‘Als schooljongen heeft hij regelmatig in de weekenden meegevaren op deze botter, met zijn groof. De ruim tien jaar jongere Henk was daar nog te klein voor maar als scheepstimmerman en botterzeiler is hij altijd gefascineerd geweest door groof’s botters.’
Deze botters hebben voor de nazaten een enorme emotionele waarde. Henk vertelt het team dat wijlen Steven Hopman, een befaamde modelbouwer van historische Zuiderzeeschepen, hem had verteld dat het wrak van de BU 12 niet op het Sjûtenkarkhof , maar in ’t Kleine Zeetje ligt. Een nog niet eerdere onderzochte plek. Henk vraagt zich ook hardop af of groof’s botter daar echt zou liggen en of er nog wat van over is. Het team bedenkt: ‘Wij duikers kunnen de ogen zijn voor deze oudere generatie Spakenburgers en het verhaal tot leven wekken.’
Intussen haalt het team met het verslag van het eerdere onderzoek op het Sjûtenkarkhof het internationaal erkende ‘Basisdiploma Maritieme Archeologie’ en worden ze door de beoordelingscommissie aangespoord de studie te vervolgen met nader onderzoek op een botter. Chérie: ‘Daar hadden wij zeker oren naar, want ons onderwerp lag bij wijze van spreken voor het oprapen. Ik was vastbesloten om de BU 12 te gaan zoeken en de geschiedenis van deze botter voor de familie op te helderen. Gelukkig deelden mijn teamgenoten mijn enthousiasme.’
Na enkele maanden lag er een onderzoeksplan dat werd goedgekeurd door de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water, waar deze duikende archeologievrijwilligers hun vervolgopleiding bij doen. Met subsidie van het 13 Provinciën Project van de Raad voor Cultureel Erfgoed op zak spitten ze in de winter archieven door en met wat aanvullende hulp van Pieter de Vos van Wrakken van Spakenburg is de hele geschiedenis van deze botter inmiddels boven tafel gekomen.
De duikdagen op de botter in ’t Kleine Zeetje volgden. Publiek was welkom om te komen kijken. Bijzonder, omdat maritiem archeologisch onderzoek onder water zelden toegankelijk is voor publiek. Hier ging dat wel: de locatie is goed te zien vanaf een recreatie strand en vanaf de westelijke havenpier.
Tijdens het onderzoek was dan ook voor iedereen te zien dat de duikers aan het werk waren: wadend in het ongeveer 1 meter diepe water. De contouren van de botter waar ze naar zochten waren ook zichtbaar door de paaltjes boven water. Op de wal kon het publiek tijdens publieksdagen ook meer te weten te komen over de botters die hier varen en gebouwd werden en het onderzoek zelf.
Tijdens de veldwerkdagen in ’t Kleine Zeetje verrichtte het team veel werk. De dagen waren lang en fysiek zwaar, maar leverden ook veel op. Het scheepswrak is in detail opgemeten en met videobeelden in kaart gebracht. Na de metingen volgde het uitwerken van de gegevens. Het materiaal op de waterbodem bleek karakteristiek voor een houten platbodemschip. Door onder meer gebruik te maken van de geavanceerde computertechnieken fotogrammetrie en 3D-reconstructie berekeningen, concludeert het team dat het waarschijnlijk om een Zuiderzeebotter gaat. Door het combineren van maritiem archeologisch veldwerk, metingen aan nog intacte botters, historisch archiefonderzoek en geluidsopnamen van ooggetuigen komt het team zelfs tot verder gaande conclusies over de datering, herkomst en identiteit van dit wrak. Is het de botter van Groof? Dit najaar vertelt het team aan de nazaten van Groof wat hun zoektocht heeft opgeleverd.|
Wil je het team volgen? Kijk op de Facebookpagina.
Wil je ook vrijwilliger meewerken aan (inter)nationale maritiem archeologische projecten? Volg dan de NOB-specialisatie ‘Introductie Onderwaterarcheologie’. Daarna kan je via de LWAOW vervolgopleidingen volgen.