Ptenoglossa
Dit is de derde orde, een hele kleine orde met maar een paar kleine schelpen, maar wel bekende namen: onder andere de ‘Wenteltrap’ en een klein wit schelpje dat op tropische zee-egels leeft, de Echineulima asthenosomae.
(Gewone) wenteltrap, Epitonium clathrus

In Nederland is de Wenteltrap een klein schelpje dat in het zand en slib leeft. In de tropen kunnen de schelpen veel groter worden, tot wel zes centimeter, maar dan heet het wel de Epitonium scalare. Het is een mariene huisjesslak en kan in de Oosterschelde tot 3,5 centimeter groot worden, maar meestal vind je ze met een grootte rond de 2,5 centimeter. De schelp is in de literatuur ‘glanzend wit’, maar zelf vind ik het meer de kleur van ivoor hebben. Tussen de ribben zitten vaak roodbruine vlekjes en strepen. Het is dunschalig met tien tot twaalf bolle windingen en het uiteinde, de top, is spits en de opening is rond. Op de windingen staan tot tien smalle verticale ribben. Het schelpje spoelt langs de hele kust aan, maar ze leven dan vaak niet meer. In de Oosterschelde zijn wel levende schelpen gevonden. Ik lees dat alle wenteltrappen anemonen eten en in de tropen kunnen ze een purper gekleurde vloeistof afgeven, wat eventuele rovers op afstand houdt. Ik weet niet of ons Hollandse wenteltrapje dat ook kan en doet?
Fire urchin snail, Echineulima asthenosomae

Dit witte schelpje (12 tot 15 millimeter groot) heeft – nog – geen Hollandse naam. Het leeft in de tropen op de vuurzee-egel (Asthenosoma varium). Het eenvoudige schelpje is niet echt wit van kleur, eigenlijk is het kleurloos. Het leeft door de sappen van de egel op te zuigen. Dan zou je toch denken dat een schelpje van een enkele centimeter geen kwaad zou kunnen, maar als er (te) veel zijn, gaat de gastheer er toch aan onderdoor. Deze vorm van samenleven heet parasitisme. Er is nog een ander diertje dat op deze zee-egel woont. Het zijn twee kleine garnaaltjes, altijd een mannetje en een vrouwtje, de Periclimenes colemanii. Deze kleine garnaaltjes eten ook een kale plek op de egel. Ja, deze zee-egel heeft heel wat te verduren. De vuurzee-egel is wijd verspreid, van de Rode zee tot Australië. Het witte schelpje wordt vooral in Indonesië en de Filipijnen gevonden. Er is weinig bekend van het schelpje, het enige wat ik kan vinden staat in het slakkenboek van Debelius (‘Nudibranchs and Sea Snails’). Daar staat: ‘De zee-egel heeft gif in zijn stekels, dat maakt een ontmoeting zeer onaangenaam’. Het schelpje maakt prachtige eieren in lange kapsels, die vind ik tussen de stekels van de vuurzee-egel, ik denk dat ze daar veilig zijn?
Neogastropoda
De vierde en laatste orde van de schelpen is best wel groot, met zo’n twintigduizend soorten. Er zitten ook veel bekende schelpen tussen zoals Murex, Volutes, Olivas, Conus, enzovoorts. Het zijn, geologisch gezien, de jongste en hoogst ontwikkelde schelpen. De meeste zijn vlees of aaseters en sommige leven parasitair.
Muricidae

De Murex zijn prachtige en stevige schelpen. Ze komen alleen voor in de Indo-Pacific. De meeste soorten, en dat geldt voor bijna alle tropische zeedieren, komen voor in de Coral Triangel. Dat is ruwweg gezegd het gebied tussen Indonesië, Maleisië en de Filipijnen.
Murex tribulus

Best wel een flinke schelp tussen zes en zestien centimeter. Ze wonen in het zand en zijn actief in de nacht. Het schelpdier heeft een helle lange sifon en daardoor heeft de schelp ook een lang uiteinde. Op de schelp zitten soms hele lange stekels, die zijn ter verdediging. Door de soms vele stekels is de bijnaam ‘kamschelp’. Het eet andere schelpen en het komt voor in de Indische Oceaan tot in het Westen van de Stille Oceaan. Ik heb ze gefotografeerd in Sabang en toevallig heb ik ook een foto van een paring, dat doen ze natuurlijk heel voorzichtig.
Haustellum haustellum

Deze bijzondere schelp ziet eruit als een kamschelp, maar dan zonder stekels. Het kan wel 17,5 centimeter worden. Het leeft op een diepte van nul tot 90 meter, in de zandbodem, maar ook wel bij koraalriffen en het komt overal voor in alle warme zeeën. De vijand van de schelpen is de visserij, en dat geldt eigenlijk voor alle soorten schelpen.
Mud snail, Nassariidae

Van deze groep is er ook een soort die in Nederland voorkomt, de Grofgeribde fuikhoren, Tritia nitida. Zoals de bijnaam ‘Mud snail’ al zegt, ze zitten in de zandgrond of modder. Het zijn vleeseters, ze kunnen een gaatje boren in schelpen, maar omdat ze klein zijn en uitstekend kunnen ruiken, zijn ze ook goed in aas vinden. Zo maken ze zich nuttig en zijn het de ‘opruimers’ van het onderwaterleven. Je zou het aan de buitenkant niet zeggen maar biologisch gezien zijn ze nauw verwant aan de wulk.
Wulk, Buccinum undatum

De wulk komt voor in het noorden van de Atlantische Oceaan, tot aan Spitsbergen toe. Het leeft meestal ondiep en wordt soms weleens levend gevonden op het strand bij laag water. Het heeft een flinke schelp tot tien centimeter groot en het schelpdier zelf is wit met zwarte vlekken. Ze eten mosselen, maar net als de fuikhoorn, hebben ze ook een lange sifon, waarmee ze dus ook goed kunnen ruiken en aas vinden. Het heeft een deksel waarmee hij de schelp kan afsluiten, ‘operculeum’ genoemd. Voor de liefhebbers ook een geliefd verzamelobject. De wulken paren in december en januari, dan maken ze enorme eierpakken, die worden ook vaak op het strand gevonden. In februari en maart komt uit het ei een klein, maar compleet wulkje.
Volutidae

Helaas heb ik maar één foto van een Volute, de Cymbiola vespertilio, maar die is mooi genoeg voor publicatie. Ik lees in de boeken dat de schelp zelf vaak een ander patroon en kleur heeft, maar het dier zelf altijd een zwart met wit lichaam heeft, of is het andersom, wit met zwart? Ze komen voor in het gebied van Maleisië tot en met de Filipijnen. Ze worden tussen de acht en tien centimeter en wonen in de modder of zeegras van een tot twintig meter diep.
Olividae

De ‘Olive snail’ zoals dit dier in het Engels heet, is een flinke ovaalvormige schelp met een glanzend langwerpige vorm. Het is een vleeseter. Ze verstoppen zich graag in het zand en vanwege hun elegante vorm gaat dat heel snel. Ik heb het zelf gezien op Noord-Bali, de schelp schrok van mij en dook met de kop in het zand en verdween snel. Gelukkig had ik al een paar foto’s. Ze jagen op andere schelpen, tweekleppigen en ze eten ook wel dode dieren. De schelp heeft een lange smalle opening, de mantel bedekt bijna altijd de schelp, daar komt de mooie glans vandaan. Dat maakt het weer een geliefd verzamelobject en er worden sieraden van gemaakt. Ze komen over de hele wereld voor, zowel in de subtropen als in de tropen. Ook deze slak kan een purpergekleurde vloeistof afgeven, daar kan een paarse verf uit gehaald worden.
Harpidae

De Harpa articularis is een prachtige schelp met een heel mooi schelpdier (tien centimeter). De schelp zelf is vrij dun, die zal je op het strand weinig tegenkomen. Het heeft prachtige ‘ribben’ met bruine en witte kleuren, het schelpdier heeft een witte ondergrond met veel bruin, beige en gele stippen. Het is veel groter dan de schelp, hij is er letterlijk ‘uitgegroeid’. De grote voet gebruikt hij om zich mee in te graven in het zand. Alles aan dit dier is groot, hij heeft ook een lange sifon en koptentakels. Ze hebben geen operculeum, hij kan toch niet meer helemaal terug in zijn huis, dus heeft hij de deksel niet meer nodig. Ook deze schelpen zijn nachtactief. De foto’s zijn gemaakt in Sabang Beach, allebei op het zand.
Kegelslakken, Conidae

Er zijn wel duizend verschillende conussoorten. Alle conusschelpen hebben een kegelvormig model. Ze hebben een uitsteeksel met een lange pijl, waarmee ze gif kunnen inspuiten, de prooi, (vis of andere dieren, ook conusschelpen) zijn binnen enkele seconden verlamd en weerloos. Dit snelwerkende gif is nodig omdat anders de prooi half verlamd weg kan scharrelen en buiten bereik is van de langzame schelp. Het gif is zo sterk dat er ook menselijke slachtoffers gemaakt zijn, meestal is dit gebeurd bij het verzamelen…
Textiel conus, Conus Textile

Deze fraaie, tot 23 centimeter grote schelp is een gevaarlijke rover. Het heeft giftige stiletten opzij van de rasptong (radula), die een verlammend gif inbrengen, dat zelfs dodelijk kan zijn voor mensen. Het is een carnivoor en op het menu staat alles van wormen tot kleine vissen. De gifangel dient ter verdediging, maar ook om hun prooi te verlammen. Als de prooi verlamd is, wordt hij door zijn voedselbuis naar binnen gezogen en opgegeten. Deze soort komt voor in koraalriffen en bij mangroven, in alle warmere wateren van de wereld. De schelpen hebben vaak mooie tekeningen, de textielkegelslak is zeer beroemd. Het was vroege ook veel geld waard, dit vanwege de verzamelaars. In de moderne tijden kijken we weer anders naar de slakken, maar nog steeds is geld een belangrijke drijfveer. Het gif van de kegelslak heeft ook zijn nut in de farmaceutische industrie. Het gif heeft een honderd keer krachtigere pijnstillende werking dan morfine en kan mogelijk ingezet worden tegen zenuwpijnen.